7.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek op de zitting is gebleken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 15 juli 2019, opgemaakt door P. van Doleweerd. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Op basis van de dossier- en gespreksinformatie concludeert rapporteur dat de zorg- en begeleidingsinterventies in het kader van drang en dwang tot op heden ontoereikend zijn gebleken om gedragsverandering bij de heer [naam verdachte] te bewerkstelligen. Betrokkene geeft zeer stellig aan dat hij niet voornemens is om mee te werken met het aanbod dat geboden wordt in de ISD-instelling.
Gedragsbeïnvloedende interventies, zoals een eventuele klinische behandeling in het kader van de maatregel ISD, kunnen slechts worden ingezet indien de heer [naam verdachte] gaat meewerken aan diagnostisch onderzoek ten behoeve van klinische zorgtoeleiding. Reclassering Inforsa meent dat voor de heer [naam verdachte] een opname in een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) gespecialiseerd in de behandeling van mensen met multiple, complexe problematiek aangewezen en nodig is op basis van de diagnostiek die is vermeld in het dossier, te weten forensische, verslavings-, en persoonlijkheidsproblematiek. Een dergelijke behandeling kan worden geboden bij [naam instelling] , onderdeel van Trajectum of een gelijkwaardig geïndiceerde klinische setting. Wanneer betrokkene niet meewerkt aan diagnostiek kan hij daar niet geplaatst worden en dan zijn de mogelijkheden beperkt, ook binnen een ISD-maatregel.
Er is een reële kans dat de heer [naam verdachte] , vanwege zijn weigerachtige houding, geen gebruik zal maken van het aanbod op de ISD-unit. Wel zullen bij voortduring van de weigerachtige houding, trainingen en motiverende gesprekken aan de heer [naam verdachte] worden aangeboden.
Zoals is te lezen in de richtlijn voor strafvordering bij veelplegers, is het karakter van de ISD-
maatregel primair de langdurige insluiting en is de ISD-maatregel secundair gericht op
gedragsbeïnvloeding. Dat betekent dat een ISD-maatregel ook aangewezen kan zijn voor een
cliënt die bij voortduring niet responsief is en derhalve niet deelneemt aan het programma met erkende gedragsinterventies en vaardigheidstrainingen in de intramurale fase en (klinische) zorgtoeleiding in de extramurale fase. De maatregel dient dan primair ter bescherming van de maatschappij; immers kan betrokkene twee jaar geen delicten plegen.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat er bij de complexe problematiek van betrokkene sprake is van een hoge mate van onmacht, welke vermoedelijk ook een generator is voor de verbale agressie zoals gerapporteerd. Onderdeel van verslavingsproblematiek bij een zorgelijke persoonlijkheidsstructuur is vaak ontbrekend probleembesef afgewisseld met oprechte, zij het fragmentarische, motivatie. De heer [naam verdachte] wordt steeds geconfronteerd met zijn tekortkomingen in sociaal-maatschappelijke interactie, omdat het -ingevolge zijn problematiek – hem aan kennis (ziektebesef) en vaardigheden (cognitief vermogen) tot gezond probleemoplossend vermogen, ontbreekt. De voortdurende confrontatie met teleurstellingen en afwijzende sociaal-maatschappelijke reacties leidt tot een toenemende kloof in de aansluiting met de maatschappij in zijn algemeenheid en zorg en begeleiding in het bijzonder. Rapporteur meent dan ook dat de ISD-maatregel niet alleen bescherming aan de maatschappij biedt, maar ook bescherming biedt aan de heer [naam verdachte] zelf.
De rechtbank heeft P. van Doleweerd op de zitting als deskundige gehoord. Zij heeft bevestigd dat het eerdere ambulante behandelingskader ontoereikend is gebleken en dat de oplegging van de ISD-maatregel met daarin zo mogelijk een klinische behandeling het meest geschikt is voor verdachte om terugval te voorkomen.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt.
Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 18 juli 2019 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de ten laste gelegde periode meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie van 18 juli 2019 is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Tevens volgt uit de voornoemde richtlijn dat de ISD-maatregel opnieuw kan worden gevorderd en opgelegd mede op grond van eerdere veroordelingen, als de verdachte na de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel opnieuw een misdrijf pleegt waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Het is dus niet zo dat de eerdere veroordelingen slechts één keer zouden mogen meetellen. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal van door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank ziet geen reden om deze maatregel niet op te leggen. Eerdere interventies, ook binnen het ISD-kader, zijn ontoereikend gebleken. Verdachte is doorgegaan met het plegen van strafbare feiten. De ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm ziet de rechtbank niet als mogelijkheid, gelet op de houding en het gedrag van verdachte tijdens zijn beide vorige ISD-maatregelen, opgelegd in 2012 en 2016. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank het opleggen van de ISD-maatregel passend en geboden. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.