In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 13 augustus 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Ymere en een gedetineerde huurder. De vordering van Ymere tot ontruiming van een sociale huurwoning in Amsterdam-Zuid is afgewezen. De huurder, die op dat moment 75 jaar oud was, had niet tekortgeschoten in zijn verplichtingen, aangezien hij twee keer huisbewaring had aangevraagd. Ymere had deze verzoeken onvoldoende gemotiveerd afgewezen. De zus van de huurder houdt toezicht op de woning en de huurder heeft groot belang bij het behoud van zijn woning, omdat hij over acht maanden met weekendverlof mag.
De procedure begon met een dagvaarding van Ymere op 22 juli 2019, waarin een voorziening werd gevorderd. De huurder heeft een voorwaardelijke eis in reconventie ingesteld. Tijdens de zitting op 6 augustus 2019 zijn beide partijen verschenen, vergezeld door hun gemachtigden. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De huurder heeft zijn hoofdverblijf in de woning en heeft geen andere huurder in gebruik gegeven. Ymere heeft onvoldoende aangetoond dat de huurder zich niet als een goed huurder gedraagt.
De kantonrechter concludeert dat de vordering van Ymere niet kan worden toegewezen, omdat de huurder zijn verplichtingen niet heeft geschonden. De vordering tot ontruiming is afgewezen en Ymere is veroordeeld in de proceskosten. De vordering in reconventie van de huurder is eveneens afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De uitspraak benadrukt het belang van de huurder om zijn woning te behouden, vooral gezien zijn leeftijd en de omstandigheden van zijn detentie.