Op 12 juni 2018 vond er een vechtpartij plaats in Amsterdam waarbij de aangever, [slachtoffer], gewond raakte aan zijn hoofd. De verdachte werd aangeklaagd voor poging doodslag en poging zware mishandeling. Tijdens de rechtszitting op 24 juli 2019 heeft de officier van justitie, mr. A.J.M. Vreekamp, gevorderd tot bewezenverklaring van de poging tot doodslag en het bezit van een vuurwapen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. B. Hartman, pleitte voor vrijspraak van de poging doodslag, stellende dat er geen bewijs was voor het gebruik van een vuurwapen en dat de verwondingen van [slachtoffer] niet als zwaar lichamelijk letsel konden worden gekwalificeerd.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging doodslag, aangezien niet kon worden vastgesteld dat de verdachte de intentie had om [slachtoffer] te doden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dit onderdeel, maar achtte de poging tot zware mishandeling wel bewezen. De verdachte had [slachtoffer] meermalen met de vuist geslagen, wat leidde tot ernstige verwondingen, waaronder een schedelbreuk.
Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, wat op 6 augustus 2018 werd aangetroffen bij zijn aanhouding. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het recentelijk vaderschap. De rechtbank kende ook een schadevergoeding toe aan [slachtoffer] van € 500,- voor immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.