3.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaan bij de beoordeling van het tenlastegelegde uit van de volgende feiten en omstandigheden:
Naar aanleiding van een anoniem bericht van het fraudemeldpunt van de Belastingdienst/FIOD is een onderzoek gestart naar de verkoop van vervalste merkkleding vanuit een loods aan de [adres 1] Ter plaatse is [naam 1] (het jongere broertje van verdachte en [naam 2] ) aangetroffen. In zijn auto zijn (vermoedelijk) merkvervalste goederen aangetroffen. Eén van de telefoons die [naam 1] bij zich had, was een telefoon met nummer [telefoonnummer] . Bij onderzoek op internet bleek dit telefoonnummer terug te komen in advertenties op Marktplaats.nl waarin vermoedelijk merkvervalste goederen werden aangeboden. Eén van deze advertenties bleek op Marktplaats te zijn geplaatst vanaf het IP-adres van de woning van [naam 3] . Ook bleken er advertenties op Markplaats te zijn geplaatst vanaf het IP-adres [IP-adres] . Dit is de woning van [naam 4] , de vrouw van verdachte [naam verdachte] en dit is ook het adres van verdachte.
Hierop is een observatieactie gestart. Op 25 november 2015 is door het observatieteam gezien dat [naam 3] samen met [naam 2] tweemaal een loods in [naam plaats] aan de [adres 2] in reed, daarbij beide keren gevolgd door een andere personenauto. Zij reden in een huurauto (Mercedes) van verhuurbedrijf [naam verhuurbedrijf] . Tussen de bezoeken aan de loods in [naam plaats] door stonden de verdachten geparkeerd op een parkeerplaats vlakbij aan de [straatnaam] in Amsterdam. Zij bleven daar geruime tijd in de auto zitten en hadden tot tweemaal toe een ontmoeting met onbekende personen.
Op 3 december 2015 zijn verdachten ook geobserveerd.. Gezien is dat [naam 3] en [naam 2] tweemaal naar de loods in [naam plaats] reden en dat zij daarbij beide keren werden gevolgd door een andere personenauto. Vervolgens zijn [naam 3] en [naam verdachte] aangehouden in de loods aan de [adres 2] in [naam plaats] . In een box in de loods is vervolgens een grote hoeveelheid merkvervalste trainingspakken, babygiftsets, schoenen en parfum aangetroffen en in beslag genomen. Van de in beslag genomen goederen zijn monsters genomen en daarvan is vastgesteld dat het, kort gezegd, merkvervalste goederen betroffen. Hierop is namens de merken Adidas, Burberry, Chanel, Cloé, Christian Dior, Gucci, Hermes, Lacoste, Louis Vuitton, Nike, Thierry Mugler en Ugg aangifte gedaan van merkvervalsing.
In de fouillering van [naam 3] is een huurovereenkomst aangetroffen van autoverhuurbedrijf [naam verhuurbedrijf] . Deze overeenkomst betrof de auto (Mercedes) waarin hij ook op 3 december 2015 was geobserveerd. Bij verhuurbedrijf [naam verhuurbedrijf] is verzocht om de uitlevering van de huurcontracten op naam van [naam 3] , [naam verdachte] en [naam 2] . Hierop is door [naam verhuurbedrijf] van een aantal gehuurde voertuigen ook de ritgegevens verstrekt. In deze ritgegevens komt het adres [adres 2] te [naam plaats] geregeld terug en ook de adressen [straatnaam] en [adres 3] in Amsterdam worden in de rittenlijsten vaak vermeld. Tijdens voormelde observaties is bovendien gezien dat de verdachten contact maakten met kopers op de hoek van de [straatnaam] met de [adres 3] en dat zij de kopers vervolgens meenamen naar de loods aan de [adres 2] in [naam plaats] .
De personen die achter [naam 3] en [naam 2] aan reden naar de loods zijn ook aangehouden en bleken afnemers te zijn. Eén van deze afnemers, [naam 5] , heeft verklaard dat hij via Marktplaats met de verkopers in contact was gekomen. Hij moest naar het adres [straatnaam] in Amsterdam komen. Vervolgens moest hij achter een zwart Mercedes busje aanrijden naar een loods. Daar gingen ze naar binnen. In een opslagbox zag hij allemaal dozen en merkkleding. Hij heeft diverse dingen gekocht waaronder een jas, babysetjes, handtassen en T-shirts. Een andere koper, [naam 6] , die achter de verdachten was aangereden, heeft verklaard dat hij een advertentie op Markplaats had gezien voor parfum. Gelet op de prijs wist hij dat het niet om echte parfum ging.
Bij [naam verdachte] is ten slotte een sleutel aangetroffen van één van de opslagboxen van de loods in [naam plaats] . Tijdens de doorzoeking op 3 december 2015 heeft de heer [naam 7] , verhuurder van de opslagboxen, verklaard dat deze box nog leeg was. De twee Marokkaanse mannen die de box van hem hadden gehuurd hadden tegen hem gezegd dat zij op 5 december 2015 een grote partij geleverd zouden krijgen en zij daarvoor ook opslagbox 3 moesten gebruiken.
Onder verdachte is een telefoon Samsung Galaxy S6 Edge in beslag genomen. Die telefoon is door de politie uitgelezen en daarin staan berichten, waaronder foto’s, die onder meer betrekking hebben op geldbedragen, huur van auto’s waaronder van het autoverhuurbedrijf [naam verhuurbedrijf] Autobedrijf, opslagloodsen waaronder Shurgard, een RDW-bericht gericht aan medeverdachte [naam 3] en WhatsApp-berichten die duidelijk over verkopen gaan.
Conclusie
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat op grond van alle feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, kan worden bewezen dat verdachte zich als medepleger aan het in zaak A tenlastegelegde heeft schuldig gemaakt op grond van het volgende.
Uit observaties blijkt dat zowel verdachte als de medeverdachten, zijn broer [naam 2] en [naam 3] meerdere keren bij de loods zijn geweest waar op 3 december 2015 een grote partij vervalste merkkleding is aangetroffen. Op die plek is verdachte op 3 december 2015 ook aangetroffen en hij had een sleutel bij zich van een opslagbox die weliswaar nog leeg was, maar die volgens de verhuurder nodig was omdat de huurders in afwachting waren van een grote partij. Deze box was in dezelfde loods gelegen als waar de vervalste kleding is aangetroffen. Daarnaast blijkt uit de gegevens uit de telefoon van verdachte dat er veelvuldig gecommuniceerd wordt over verkopen en huur van auto en/of opslagboxen. Verder is er vanaf het adres van verdachte een advertentie geplaatst. Dit alles duidt op een belangrijke bijdrage van verdachte aan de verkoop van vervalste merkkleding vanuit die loods. Hij onderhield nauw contact met [naam 3] , maar ook met medeverdachte [naam 2] . Zijn jongere broer is daarnaast enige maanden voor zijn aanhouding betrapt met een lading vervalste merkkleding.
Gelet op de hoeveelheid goederen die in de loods is aangetroffen, de marktplaatsactiviteiten waarin is geadverteerd en de periode waarin hij zich aan de handel in vervalste merkgoederen heeft schuldig gemaakt, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat ook kan worden bewezen dat verdachte hiervan zijn beroep heeft gemaakt.
Verdachte wordt in zaak B verweten dat hij een geldbedrag van 1.559.042,80 Marokkaanse Dirham (ongeveer € 143.360,-), dat hij als tegoed op zijn Marokkaanse bankrekening had staan, heeft witgewassen. De raadsvrouw heeft gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit omdat er geen feiten en omstandigheden waren die het vermoeden van witwassen rechtvaardigen.
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van witwassen opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. In dat geval volgt de rechtbank het toetsingskader zoals dat door het gerechtshof Amsterdam bij arrest van 11 januari 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:BY8481) in een stappenplan is uiteengezet. Allereerst zal dan moeten worden vastgesteld of de feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien die situatie zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dat voorwerp. Zo’n verklaring dient te voldoen aan de vereisten dat zij concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Zoals hiervoor overwogen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan handel in merkvervalste goederen. Gelet op de hoogte van het geldbedrag dat verdachte op zijn Marokkaanse bankrekening had staan en gelet op de omstandigheid dat uit onderzoek is gebleken dat het legale inkomen van verdachte dit vermogen niet kan verklaren, is het vermoeden gerechtvaardigd dat het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag van 1.559.042,80 Marokkaanse Dirham van misdrijf afkomstig is. Van verdachte mag dan ook worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dat geld.
Verdachte is hierover op 18 juni 2018 door de FIOD gehoord, maar hij heeft zich consequent op zijn zwijgrecht beroepen en heeft in het geheel geen verklaring gegeven over de herkomst van het geldbedrag. Gelet op het hiervoor vastgestelde witwasvermoeden mag dat echter wel van verdachte worden verlangd.
Omdat verdachte geen enkele verklaring heeft afgelegd die tegenwicht kan bieden aan het vermoeden van witwassen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het ten laste gelegde geldbedrag van 1.559.042,80 Marokkaanse Dirham (ongeveer € 143.360,-) - middellijk of onmiddellijk - uit misdrijf afkomstig is en dat verdachte dit ook wist. Het in zaak B ten laste gelegde witwassen kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd en spreekt hem daarvan vrij.