ECLI:NL:RBAMS:2019:5952

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2019
Publicatiedatum
9 augustus 2019
Zaaknummer
13/091967-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met braak en huisvredebreuk in Amsterdam

Op 8 augustus 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met braak en huisvredebreuk. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat plaatsvond op de terechtzitting van 25 juli 2019. De officier van justitie, mr. R.A. Bosman, eiste een veroordeling, terwijl de raadsman, mr. J. van Weers, vrijspraak bepleitte voor alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De tenlastelegging omvatte meerdere diefstallen uit verschillende tuinhuisjes in Amsterdam, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het stelen van diverse goederen, waaronder een gasfles, een slaapzak en andere persoonlijke bezittingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met braak, omdat hij in het tuinhuis was aangetroffen met goederen die aan de slachtoffers toebehoorden. De rechtbank verwierp de verweren van de raadsman en achtte de feiten 1 en 2 bewezen, terwijl de verdachte werd vrijgesproken van de overige feiten.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 65 dagen op, met aftrek van het voorarrest. De beslissing was gebaseerd op de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke misdrijven. De rechtbank benadrukte dat inbraken niet alleen materiële schade veroorzaken, maar ook de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers aantasten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. K.A. Brunner als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/091967-19
Datum uitspraak: 8 augustus 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1970,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Opgegeven adres: [verblijfadres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 juli 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.A. Bosman en van wat de gemachtigde raadsman van verdachte, mr. J. van Weers, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
1. diefstal door middel van braak van een gasfles, een slaapzak, blikken soep, een telefoonoplader en 5 zilveren lepeltjes uit het tuinhuisje van [slachtoffer 1] in de periode van 10 april 2019 tot en met 14 april 2019 te Amsterdam;
2.
het wederrechtelijk binnendringen in een tuinhuis op 7 april 2019 te Amsterdam bij [slachtoffer 2] in gebruik;
3.
diefstal door middel van braak van eten, drinken, een steelpan, een koffiezetapparaat, een tv, een boormachine, een accuboormachine, een gereedschapskist, een onderdelendoos, een oplader, een raamwasser, een kruimeldief, koperen onderzetters, een deken, kussens, een zonnescherm en een EHBO-doos uit het tuinhuisje van [slachtoffer 3] in de periode van 2 april 2019 tot en met 7 april 2019 te Amsterdam;
4.
diefstal door middel van braak van tassen met spullen voor lampionnen uit het tuinhuisje van [slachtoffer 4] op 7 april 2019 te Amsterdam;
5.
diefstal door middel van braak van een olielamp uit het tuinhuisje van [slachtoffer 5] in de periode van 16 maart 2019 tot en met 7 april 2019 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 3, feit 4 en feit 5.
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat verdachte in het tuinhuis is aangetroffen, terwijl hij spullen uit het tuinhuis in zijn rugzak en in een plastic tas had. Gelet daarop en op de omstandigheid dat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven over de schade aan de deur, acht de officier van justitie het eerste feit bewezen. De officier van justitie acht ook feit 2 bewezen, nu er een dagvaarding van verdachte in dat tuinhuis is aangetroffen.
4.2.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft ten aanzien van alle feiten vrijspraak bepleit.
Met de officier van justitie is de raadsman van mening dat feit 3, feit 4 en feit 5 niet kunnen worden bewezen, omdat niet is gebleken van DNA-sporen van verdachte in de huisjes.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte het tuinhuis is binnengekomen door de deur te verbreken. Hij mocht van een kennis in het tuinhuis slapen en niet kan worden vastgesteld dat verdachte in het donker heeft gezien dat de deur was verbroken. Evenmin kan de diefstal worden bewezen, nu verdachte in het tuinhuis lag te slapen en hij niet de intentie had om met de spullen weg te gaan.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat het enkele aantreffen van de dagvaarding niet wil zeggen dat verdachte daadwerkelijk in het tuinhuis is geweest, nu verdachte heeft verklaard dat hij zijn tas en documenten aan een kennis had gegeven.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat hetgeen onder 3, 4 en 5 is ten laste gelegd niet kan worden bewezen, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte degene is geweest die de diefstallen met braak heeft gepleegd. Verdachte dient hiervan dan ook te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat hetgeen dat onder 1 is ten laste gelegd niet is bewezen en overweegt daartoe als volgt. Verdachte had een rugzak en een plastic tas bij zich, waarin de goederen van aangeefster zijn aangetroffen. Weliswaar hebben de goederen het tuinhuisje niet verlaten, maar verdachte heeft, door de goederen in zijn rugzak en een tas te doen, zich een zodanige heerschappij over de goederen verschaft dat de wegneming daarvan was voltooid. Nu verdachte kennelijk (ook) met de bedoeling om te stelen in het tuinhuis was, en het slot en de deuren van het tuinhuis waren vernield, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak. Niet aannemelijk is geworden dat een ander op een eerder moment het slot en de deuren heeft vernield.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt daartoe dat de verklaring van verdachte dat hij zijn tas en documenten aan zijn kennis had gegeven onvoldoende is onderbouwd en dus niet aannemelijk is geworden. Verdachte wilde hier tijdens het politieverhoor niet verder over verklaren en deze verklaring vindt geen steun in het dossier. Nu de dagvaarding van verdachte in het tuinhuis is aangetroffen en verdachte past in het door aangeefster gegeven signalement, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan huisvredebreuk.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 1
in de periode van 10 april 2019 tot en met 14 april 2019 te Amsterdam, in een tuinhuisje gelegen aan de [adres 1] , een gasflesje, een slaapzak, 2 blikken soep, een telefoonoplader en 5 zilveren lepeltjes, toebehorend aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van feit 2
op 7 april 2019 te Amsterdam, in de woning [adres 1] tuinhuisnummer [nummer] , bij [slachtoffer 2] in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 65 dagen, met aftrek van het voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met braak uit een tuinhuis en huisvredebreuk. Dit zijn zeer hinderlijke strafbare feiten. Inbraken veroorzaken materiële schade en hinder aan de benadeelden. Daarnaast worden de bewoners in hun persoonlijke levenssfeer aangetast.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 juli 2019 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder voor diefstal is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 138 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van feit 2:
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
65 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. B.E. Mildner en C. Huizing - Bruil, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 augustus 2019.