11. Nu PostNL niet heeft weersproken dat de opzegging van 22 februari 2019 niet rechtsgeldig is, terwijl [verzoeker] daar niet mee heeft ingestemd, is de door [verzoeker] verzochte vernietiging van de opzegging toewijsbaar.
11. [verzoeker] heeft ter zitting verklaard dat hij ervan overtuigd is dat de AIVD het op hem heeft gemunt, hem bespioneert en dat in ieder geval 10 medewerkers, die hij stelt ook te hebben ontmaskerd, hem namens de AIVD in de gaten houden. Ook nu nog, terwijl hij niet meer aan het werk is, staat de AIVD met een aantal auto’s in de straat om hem te observeren, aldus [verzoeker] . [verzoeker] heeft tevens toegelicht dat hij niet naar de bedrijfsarts wil omdat hij meent dat deze ook voor de AIVD werkt en ervoor zal zorgen dat hij ontslagen wordt.
11. Door deze verklaring ter zitting is de kantonrechter met PostNL van oordeel dat er voldoende aanleiding was om [verzoeker] ziek te melden en niet meer toe te laten tot de werkvloer tot hij door de bedrijfsarts is gezien en deze kan beoordelen of [verzoeker] al dan niet tot werken in staat is. De door [verzoeker] verzochte tewerkstelling en loonvordering zullen derhalve worden afgewezen. PostNL is immers, nu [verzoeker] niet naar de bedrijfsarts gaat, ingevolge artikel 7:629 lid 6 BW gerechtigd het loon op te schorten.
11. PostNL heeft ter onderbouwing van haar tegenverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst primair aangevoerd dat het hiervoor beschreven gedrag van [verzoeker] om te volharden in zijn weigering om de bedrijfsarts te bezoeken verwijtbaar is. Dit oordeel kan echter pas worden geveld als is vastgesteld dat zijn handelen al dan niet verband houdt met een ziekte van [verzoeker] . Zonder een advies van de bedrijfsarts kan thans niet uitgesloten worden dat de weigering om naar de bedrijfsarts te gaan samenhangt met een ziekte en om die reden niet verwijtbaar is. Een beroep op artikel 7:660a BW kan onder de gegeven omstandigheden evenmin slagen.
11. Nu alle gronden voor ontbinding zien op het gedrag van [verzoeker] en dit gedrag aanleiding is om te vermoeden dat dit door een ziekte wordt veroorzaakt, moet worden geconcludeerd dat het verzoek tot ontbinding waarschijnlijk verband houdt met het opzegverbod van artikel 7:670 BW tijdens ziekte. Het verzoek tot ontbinding wordt daarom afgewezen. De omstandigheid dat PostNL er alles aangedaan heeft om [verzoeker] naar de bedrijfsarts te laten gaan, maakt niet dat van PostNL niet kan worden gevergd dat zij het dienstverband laat voortbestaan. PostNL hoeft [verzoeker] , zolang hij niet naar de bedrijfsarts gaat, niet toe te laten tot het werk en de loonbetaling is rechtsgeldig opgeschort. Daar staat tegenover dat [verzoeker] nu in het komende jaar nog de gelegenheid heeft om zich te laten overtuigen om naar de bedrijfsarts te gaan en zou op basis van de bevindingen van de bedrijfsarts kunnen worden gehandeld. Zo kan [verzoeker] , indien hij inderdaad ziek wordt bevonden, alsnog het opgeschorte loon tijdens ziekte vorderen, kan hij re-integreren en kan hij wellicht weer werkzaamheden verrichten op basis van zijn dienstverband voor onbepaalde tijd. Als [verzoeker] niet naar de bedrijfsarts gaat, kan PostNL na afloop van de twee ziektejaren alsnog om ontbinding van de arbeidsovereenkomst vragen; in dat geval is zij het opgeschorte loon niet verschuldigd. Verder geldt dat van PostNL, als goed werkgever, geen verdere inspanningen, gelet op de eerdere pogingen, kunnen worden verwacht om [verzoeker] te bewegen naar de bedrijfsarts te gaan en is zij, zolang hij niet gaat, niet verplicht tot re-integratie-activiteiten. Onder deze omstandigheden kan van een grote werkgever, zoals PostNL, worden verlangd dat het dienstverband in ieder geval tot het einde van de ziektetermijn voortduurt.
11. Gelet op de uitkomst van de zaak, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.