ECLI:NL:RBAMS:2019:5855

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
7 augustus 2019
Zaaknummer
13/751468-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 23 juli 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 31 mei 2019, betreft de behandeling van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Regional Court in Poznań, Polen, op 29 januari 2018. Het EAB strekt tot de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1986, die momenteel gedetineerd is in Nederland zonder vaste woon- of verblijfplaats.

Tijdens de openbare zitting op 23 juli 2019 heeft de opgeëiste persoon verklaard dat zijn personalia correct zijn en dat hij de Poolse nationaliteit bezit. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en de inhoud van het EAB onderzocht. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon een voorwaardelijke vrijheidsstraf heeft gekregen, die is geactiveerd, en dat er nog een resterende straf van één jaar, vijf maanden en twee dagen moet worden ondergaan in Polen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in bijlage 1 bij de Overleveringswet, en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, conform de eisen van de Overleveringswet. De uitspraak is gedaan door mr. C.A. van Dijk, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en H.E. Hoogendijk, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. J.B.C. van der Veer.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751468-19
RK nummer: 19/3307
Datum uitspraak: 23 juli 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 31 mei 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 29 januari 2018 door
de Regional Court in Poznań(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 23 juli 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Geerdink, advocaat te Borne en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
Judgmentvan de
District Court in Poznańvan 31 januari 2011 (III K 561/10), waarbij een voorwaardelijke vrijheidsstraf is opgelegd en een beslissing van de
District Court in Grodzisk Wielkopolski, VII Local Criminal Department in Nowy Tomyślvan 10 maart 2014 (VII Koo 1023/13), waarmee de voorwaardelijke straf is geactiveerd.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot dit vonnis heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB één jaar, vijf maanden en twee dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

4.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten I, II, III en V waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
4.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit IV niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien wordt voldaan aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 285 Wetboek van Strafrecht, 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[naam opgeëiste persoon]aan de
Regional Court in Poznań(Polen).
Aldus gedaan door
mr. C.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en H.E. Hoogendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 23 juli 2019.
De oudste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.