Op 23 juli 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1978, die sinds 2006 onder terbeschikkingstelling staat. De officier van justitie heeft verzocht om verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren, omdat de betrokkene zijn medewerking aan behandeling en diagnostiek heeft geweigerd. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken en de betrokken partijen, waaronder de officier van justitie, de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman en deskundigen, gehoord.
De rechtbank constateert dat de betrokkene altijd heeft geweigerd mee te werken aan zijn behandeling, wat heeft geleid tot een onduidelijke diagnostiek en een aanhoudend hoog recidiverisico. De deskundigen hebben gesignaleerd dat er vermoedens zijn van psychotische problematiek en een zwakke persoonlijkheidsstructuur. Ondanks eerdere verlengingen van de terbeschikkingstelling, is er nog steeds geen vooruitgang geboekt in de behandeling van de betrokkene.
De rechtbank heeft overwogen dat de veiligheid van anderen eist dat de terbeschikkingstelling met twee jaren wordt verlengd, gezien de onbewerkte pathologie van de betrokkene en het aanhoudende recidiverisico. De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaren, waarbij de behandeling nog geruime tijd in beslag zal nemen.