ECLI:NL:RBAMS:2019:5773

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
6 augustus 2019
Zaaknummer
13/047806-04 (TBS)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wegens weigerachtige houding en onbewerkte pathologie

Op 23 juli 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1978, die sinds 2006 onder terbeschikkingstelling staat. De officier van justitie heeft verzocht om verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren, omdat de betrokkene zijn medewerking aan behandeling en diagnostiek heeft geweigerd. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken en de betrokken partijen, waaronder de officier van justitie, de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman en deskundigen, gehoord.

De rechtbank constateert dat de betrokkene altijd heeft geweigerd mee te werken aan zijn behandeling, wat heeft geleid tot een onduidelijke diagnostiek en een aanhoudend hoog recidiverisico. De deskundigen hebben gesignaleerd dat er vermoedens zijn van psychotische problematiek en een zwakke persoonlijkheidsstructuur. Ondanks eerdere verlengingen van de terbeschikkingstelling, is er nog steeds geen vooruitgang geboekt in de behandeling van de betrokkene.

De rechtbank heeft overwogen dat de veiligheid van anderen eist dat de terbeschikkingstelling met twee jaren wordt verlengd, gezien de onbewerkte pathologie van de betrokkene en het aanhoudende recidiverisico. De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaren, waarbij de behandeling nog geruime tijd in beslag zal nemen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/047806-04 (23/005640-05)
Beslissing op de op 14 juni 2019 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 13 juni 2019 in de zaak tegen:

[terbeschikkinggestelde] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1978,
thans verblijvende in [naam en adres instelling] ,
die bij arrest van het gerechtshof Amsterdam 18 september 2006 ter beschikking gesteld werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd, van welke terbeschikkingstelling de termijn is gaan lopen op 25 juli 2008, welke terbeschikkingstelling laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 29 augustus 2018 voor de tijd van één jaar werd verlengd.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling met twee jaren.

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het op 6 mei 2019 op grond van artikel 509o, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies, strekkende tot verlenging van deze terbeschikkingstelling met twee jaren, alsmede de daarbij overgelegde aantekeningen;
  • notulen zorgconferentie omtrent betrokkene d.d. 6 juni 2019; en
  • aanvullende informatie ten behoeve van de verlengingszitting van 19 juli 2019.
De rechtbank heeft op 23 juli 2019 de officier van justitie mr. M.L.A. ter Veer, de terbeschikkinggestelde en diens raadsman, mr. A.R. Ytsma, advocaat te Haarlem, alsmede de deskundigen R.E.J. Ziel (hoofdbehandelaar) en F. Scholten (assistent hoofdbehandelaar), beiden verbonden aan [naam instelling] , ter openbare zitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De beoordeling

Aan genoemd advies van het
[naam instelling]van
6 mei 2019en de aanvulling daarop van 19 juli 2019 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Kernproblematiek
Hoewel betrokkene reeds in 2006 is veroordeeld tot terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging, heeft hij altijd zijn medewerking aan behandeling en psychodiagnostisch onderzoek geweigerd. Diagnostiek is tot op heden nog onvoldoende duidelijk. Helder is dat het agressieve en onhandelbare gedrag van betrokkene waarvan reeds sprake is sinds de kindertijd, zich heeft vastgezet in persoonlijkheidsproblematiek. Naar aanleiding van observaties bestaat er een vermoeden van de aanwezigheid van psychotische problematiek in de vorm van een onderliggende psychotische stoornis of van een zwakke persoonlijkheidsstructuur op basis waarvan patiënt in geval van druk en stress kortdurend psychotisch kan decompenseren. Er is sprake van een paranoïde vervorming van feiten en van intenties van anderen.
Er is dossierstudie uitgevoerd omtrent de diagnostiek. Sinds de oplegging van de TBS is er sprake van een terugkerend patroon in het functioneren van betrokkene. Rapporteurs en behandelaren hebben zich herhaaldelijk geuit met betrekking tot de persoonlijkheidsorganisatie van patiënt, waarbij zij zonder uitzondering uitgingen van een zwakke persoonlijkheidsstructuur (psychotisch of low level borderline structuur), waarbij negatieve gevoelens worden afgeweerd en er sprake kan zijn van psychotische decompensatie bij een toename van spanning. Geadviseerd wordt om uit te gaan van de werkhypothese dat er sprake is van een zwakke persoonlijkheidsstructuur. In classificerende zin lijkt er sprake te zijn van een persoonlijkheidsstoornis (met vooral paranoïde, antisociale en narcistische trekken). Er zou daarnaast gesproken kunnen worden van een psychotische stoornis NAO (niet anders omschreven).
Behandelverloop
Sinds de aanvang van de terbeschikkingstelling van betrokkene is er sprake van een terugkerend patroon in zijn functioneren. Betrokkene weigert medewerking aan de behandeling en diagnostiek, toont zich achterdochtig over de intenties van de behandelaren en gaat de strijd aan. Achterdocht en wantrouwen blijven een contactopbouw in de weg staan. Er wordt uitgegaan van een zwakke persoonlijkheidsstructuur, waarbij negatieve gevoelens worden afgeweerd en er sprake kan zijn van psychotische decompensatie bij een toename van spanning. Er wordt herhaaldelijk een verstoorde realiteitstoetsing geobserveerd.
Betrokkene heeft korte tijd deelgenomen aan behandelonderdelen (psychotherapie en training), nadat het voorschrijven van (gedwongen) medicatie aan de orde kwam. Wegens het gebrek aan motivatie en/of een behandelwens, is de therapie voortijdig gestopt.
Recidiverisico
Het doen van een goede risicotaxatie wordt bemoeilijkt, door het gebrek aan medewerking van betrokkene. De risicofactoren blijven onverminderd bestaan, nu deze niet door middel van behandeling kunnen worden verminderd. Bij directe terugkeer in de vrije maatschappij (in [land van herkomst] ) wordt het risico op recidive ingeschat als hoog, nu in het land van herkomst nog niets is geregeld op het gebied van nazorg, begeleiding, huisvesting en een betaalde baan. Betrokkene heeft geen vrienden of familie die hem daar kunnen opvangen. Een gedegen repatriëringsplan ontbreekt, waardoor op dit moment geen veilige en verantwoorde terugkeer kan plaatsvinden.
Koers en advies
In de verlengingsbeslissing van 29 augustus 2018 heeft de rechtbank overwogen dat er sprake was van een aanhoudende impasse. Het recidiverisico werd onverminderd hoog geacht, doordat betrokkene nauwelijks behandeling heeft ondergaan vanwege zijn weigerachtige houding ten aanzien daarvan. In voornoemde beslissing is opgenomen dat de tbs-maatregel naar verwachting telkens worden verlengd zolang betrokkene niet meewerkt aan de handeling. Ook is betrokkene ongewenst verklaard in Nederland, maar een verantwoorde repatriëring naar [land van herkomst] kan alleen slagen als betrokkene eerst wordt behandeld.
Het afgelopen jaar zijn de behandeling en repatriëring nog steeds niet van de grond gekomen. Er blijft sprake van achterdocht en wantrouwen. In de aanvulling op de behandelrapportage is gerapporteerd dat de reeds bestaande impasse enkel is vergroot. Betrokkene heeft een kamerplaatsing, wijst in het merendeel van de gevallen aangeboden afdelingsmomenten af en wenst niet in contact te treden met leden van het behandelteam. Ook consultatie van het Intern Supportteam heeft tot op heden nog geen handvatten geboden om deze situatie te doen veranderen.
Naar aanleiding van de zorgconferentie betreffende betrokkende van 6 juni 2019 is het advies uitgebracht om betrokkene voor langere periode over te plaatsen ter observatie naar FPK Inforsa te Amsterdam, waarvoor inmiddels een vooraanmelding heeft plaatsgevonden. Daar er geen consensus over de diagnostiek ontstond, werd een dwangtraject voor medicatie in het kader van de behandeling van een psychose NAO om de vicieuze cirkel te doorbreken, niet geadviseerd.
Na het observatietraject dat naar verwachting een jaar zal duren, dienen de hieruit voortvloeiende behandelmogelijkheden (gericht op het terugdringen van recidivegevaar) te worden ingezet. Deze behandeling zal naar verwachting nog geruime tijd in beslag nemen. Ook het repatriëringstraject bevindt zich in een zeer prematuur stadium.
Gelet op de huidige stand van zaken adviseert de kliniek de tbs-maatregel met dwangverpleging met twee jaren te verlengen.
De deskundige heeft dit advies ter zitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de terbeschikkingstelling met dwangverpleging slechts met één jaar te verlengen. De raadsman heeft kenbaar gemaakt dat Inforsa voorafgaand aan de zitting heeft laten weten dat zij betrokkene (vooralsnog) weigeren te plaatsen ter observatie, door zijn aanhoudende weigerende houding. Om gedragsverandering bij betrokkene te realiseren, is het van belang dat hij binnen [naam instelling] wordt overgeplaatst naar een andere afdeling. Als betrokkene alsnog wordt geplaatst bij Inforsa, kan Inforsa over een jaar worden bevraagd over de te nemen vervolgstappen. Als de overplaatsing definitief van de baan is, kan over een jaar gekeken worden hoe er op een andere manier beweging in de behandeling komt.
De terbeschikkinggestelde heeft de rechtbank verzocht om aanhouding van de beslissing indien zij overweegt de terbeschikkingstelling met twee jaren te verlengen, zodat kan worden bekeken of Inforsa kan worden bewogen tot het accepteren van de overplaatsing.
De rechtbank is – gelet op het advies, het verhandelde ter zitting en de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht – van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaren wordt verlengd.
De rechtbank overweegt dat nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene. Door de weigerachtige houding van betrokkene is de behandeling nog niet van de grond is gekomen, waardoor de pathologie van betrokkene nog immer onbewerkt is gebleven. Het risico op recidive is dan ook onverminderd hoog.
Er is een zorgconferentie belegd om te onderzoeken hoe de behandelimpasse mogelijk doorbroken kan worden. De uitkomst daarvan was dat een observatieplaatsing in FPK Inforsa wellicht een optie is. Inmiddels is gebleken dat FPK Inforsa betrokkene niet accepteert, zodat die optie daarmee (op dit moment) van tafel is. Dat betekent dat het traject van betrokkene in [naam instelling] zal worden voortgezet. De rechtbank acht het van belang om nu duidelijkheid te creëren en ziet daarom geen grond voor een verlenging met één jaar, nu de verwachting is dat de behandeling nog geruime tijd in beslag zal nemen, ongeacht of de overplaatsing naar FPK Inforsa uiteindelijk wel of geen doorgang vindt.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van
[terbeschikkinggestelde]met
2 (twee) jaren.
Deze beslissing is gegeven door
mr. I. Mannen, voorzitter,
mrs. L. Dolfing en A. Meester, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.E. van der Burg, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 23 juli 2019.