Op 23 juli 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een 34-jarige man, die lijdt aan schizofrenie en een verleden van middelenmisbruik. De man is ter beschikking gesteld bij vonnis van 28 april 2016 en verblijft momenteel in een kliniek. De officier van justitie heeft op 11 april 2019 een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren, omdat de behandeling zich nog in een beginstadium bevindt en het recidiverisico naar verwachting onvoldoende kan worden teruggebracht binnen een periode van één jaar.
De rechtbank heeft de betrokken partijen, waaronder de officier van justitie, de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman en een deskundige psychiater, gehoord. Uit het advies van de psychiater blijkt dat de man nog steeds in een kwetsbare toestand verkeert en dat zijn behandeltraject nog niet voldoende stabilisatie heeft opgeleverd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het recidiverisico hoog is bij het wegvallen van de tbs-maatregel, en dat de man niet waarschijnlijk medicatie zal blijven gebruiken of in contact zal blijven met hulpverlening.
Gelet op het advies van de deskundige en de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht, heeft de rechtbank geoordeeld dat de veiligheid van anderen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaren wordt verlengd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaren verlengd.