Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
vonnis van de kantonrechter
[naam] , h.o.d.n. [eiseres]
Uitvaart24 B.V.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
- dagvaarding van 27 september 2018, met producties;
- antwoord met producties;
- instructievonnis;
- repliek met producties;
- dupliek;
- dagbepaling vonnis.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
“We ontvangen van u graag het contactadres van de nabestaanden van dhr. [overledene] .”
“M.b.t. de nieuwe wetgeving omtrent persoonsgegevens kunnen wij die gegevens helaas niet met u delen.”
“Alle begrip hiervoor. Vandaar dat de nota aan u verzonden wordt, zodat u deze op de nabestaanden kunt verhalen.”
“Wij zullen uw nota, uit goed fatsoen, doorsturen naar onze opdrachtgever met het verzoek om de nota aan u te voldoen. Wij nemen derhalve niet het debiteurenrisico over en zullen dan ook niet uw nota betalen.”
Vordering
a. € 135,00 aan hoofdsom;
b. € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 1,80 aan rente, berekend tot 10 september 2018;
d. rente over € 135,00 vanaf 10 september 2018;
e. de proceskosten.
Verweer
Beoordeling
Overeenkomst tot opdrachtPrimair beroept [eiseres] zich op een overeenkomst tot opdracht, welke tussen Uitvaart24 als opdrachtgever en [eiseres] , als opdrachtnemer, tot stand zou zijn gekomen. Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en de aanvaarding daarvan. De kantonrechter constateert dat [eiseres] deze grondslag niet of nauwelijks heeft onderbouwd. Uitvaart24 heeft deze grondslag gemotiveerd betwist door onder meer aan te voeren dat zij op geen enkele manier betrokken is geweest bij het besluit van [eiseres] om de overledene te koelen, laat staan daartoe opdracht heeft gegeven. Tegenover de gemotiveerde betwisting van Uitvaart24 heeft [eiseres] geen concrete en specifieke feiten en omstandigheden gepresenteerd die tot de conclusie kunnen leiden dat Uitvaart24 opdracht aan [eiseres] heeft gegeven. De kantonrechter komt tot de conclusie dat tussen partijen geen overeenkomst tot opdracht tot stand is gekomen.
ZaakwaarnemingZaakwaarneming is het zich willens en wetens en op redelijke grond inlaten met de behartiging van eens anders belang, zonder de bevoegdheid daartoe aan een rechtshandeling of een elders in de wet geregelede rechtsverhouding te ontlenen (aldus artikel 6:198 BW). Voor zover de zaakwaarnemer het belang van de belanghebbende naar behoren heeft behartigd, is laatstgenoemde op grond van artikel 6:200 lid 1 BW gehouden de zaakwaarnemer de schade te vergoeden, die deze als gevolg van de waarneming heeft geleden. [eiseres] heeft betoogd dat Uitvaart24 als zaakwaarnemer heeft gehandeld voor de nabestaanden. Met Uitvaart 24 is de kantonrechter van oordeel dat niet duidelijk is op grond waarvan Uitvaart24 als zaakwaarnemer gezien moet worden nu Uitvaart24 heeft gehandeld krachtens een overeenkomst van opdracht van de nabestaanden. Zonder een nadere toelichting, die ontbreekt, valt daarom niet in te zien waarom Uirvaart24 ten aanzien van de kosten geacht moet worden als zaakwaarnemer voor de nabestaanden te hebben gehandeld.
ConvenantNiet in geschil is dat Uitvaart24 het convenant niet heeft ondertekend. Uitvaart24 is een derde partij en niet valt in te zien dat [eiseres] op basis van het convenant een rechtens afdwingbare verbintenis heeft gekregen op Uitvaart24.
GewoonterechtVoor wat betreft het beroep door [eiseres] op gewoonterecht oordeelt de kantonrechter als volgt. Gelet op artikel 6:1 BW vermag de kantonrechter niet in te zien op welke grond gezegd zou kunnen worden dat uit de wet een verbintenis jegens Uitvaart24 is ontstaan volgens het door [eiseres] bedoelde gewoonterecht. Zoals hiervoor is overwogen en vastgesteld is gebleken dat tussen partijen geen overeenkomst is gesloten noch enige andere rechtshandeling heeft plaatsgevonden die verplichtingen heeft doen ontstaan. Ook wanneer artikel 6:1 BW ruim wordt uitgelegd, in overeenstemming met bijvoorbeeld ECLI:NL:1959:Al1600 (HR 30 januari 1959, NJ 1959,548 [partijnamen] ), kan de conclusie niet anders zijn.