Op 2 juli 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Procureur des Konings van Brussel, België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 3 mei 2019 en betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Marokko en Spanje, die in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft. De zaak is behandeld op een openbare zitting op 18 juni 2019, waarbij de officier van justitie, mr. M. Diependaal, aanwezig was. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om ter zitting te worden gehoord en werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. M.A.C. de Bruijn.
De rechtbank heeft vragen gesteld aan de uitvaardigende autoriteit over de bevoegdheid tot het uitvaardigen van het EAB, met name of het Parket van de Procureur des Konings voldoet aan de vereisten van de Europese wetgeving. De rechtbank heeft de zaak geschorst en het onderzoek voor onbepaalde tijd heropend om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende autoriteit. De rechtbank heeft ook bevolen dat de opgeëiste persoon en een tolk voor de Arabische taal worden opgeroepen voor een nader te bepalen datum.
De beslissing van de rechtbank is genomen in het licht van de waarborgen inzake de onafhankelijkheid van het openbaar ministerie in België, zoals vastgelegd in de Belgische Grondwet. De rechtbank heeft de raadsman de gelegenheid gegeven om zijn bezwaren tegen de onafhankelijkheid van het openbaar ministerie naar voren te brengen, en heeft de officier van justitie verzocht om deze bezwaren voor te leggen aan de uitvaardigende autoriteit. De rechtbank heeft benadrukt dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.