ECLI:NL:RBAMS:2019:5699

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2019
Publicatiedatum
2 augustus 2019
Zaaknummer
13/751367-19 (EAB II)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees Aanhoudingsbevel en bevoegdheid uitvaardigende autoriteit

Op 2 juli 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Procureur des Konings van Brussel, België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 3 mei 2019 en betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Marokko en Spanje, die in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft. De zaak is behandeld op een openbare zitting op 18 juni 2019, waarbij de officier van justitie, mr. M. Diependaal, aanwezig was. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om ter zitting te worden gehoord en werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. M.A.C. de Bruijn.

De rechtbank heeft vragen gesteld aan de uitvaardigende autoriteit over de bevoegdheid tot het uitvaardigen van het EAB, met name of het Parket van de Procureur des Konings voldoet aan de vereisten van de Europese wetgeving. De rechtbank heeft de zaak geschorst en het onderzoek voor onbepaalde tijd heropend om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende autoriteit. De rechtbank heeft ook bevolen dat de opgeëiste persoon en een tolk voor de Arabische taal worden opgeroepen voor een nader te bepalen datum.

De beslissing van de rechtbank is genomen in het licht van de waarborgen inzake de onafhankelijkheid van het openbaar ministerie in België, zoals vastgelegd in de Belgische Grondwet. De rechtbank heeft de raadsman de gelegenheid gegeven om zijn bezwaren tegen de onafhankelijkheid van het openbaar ministerie naar voren te brengen, en heeft de officier van justitie verzocht om deze bezwaren voor te leggen aan de uitvaardigende autoriteit. De rechtbank heeft benadrukt dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751367-19 (EAB II)
RK nummer: 19/2842
Datum uitspraak: 2 juli 2019
TUSSEN
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 mei 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 mei 2019 door de Procureur des Konings, Parket van de Procureur des Konings van Brussel (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon] ,geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1997,
alias:
[alias 1] ,geboren te [geboorteplaats 2] (Spanje) op [geboortedag] 1999,
alias:
[alias 2] ,geboren op [geboortedag] 1999,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit andere hoofde gedetineerd in de [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 18 juni 2019. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht ter zitting te worden gehoord. Hij heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigd raadsman, mr. M.A.C. de Bruijn, advocaat te Amsterdam.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de personalia
[naam opgeëiste persoon] ,geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1997 juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel van 20 november 2018.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en drie maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog één jaar en vijftien dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Bevoegdheid tot uitvaardiging van het EAB

Het EAB is uitgevaardigd door de Procureur des Konings, Parket van de Procureur des Konings van Brussel.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ) heeft bij arresten van 27 mei 2019 in de zaken C-508/18 (OG) en C-509/18 (PF) de vragen van Ierse rechters of de officier van justitie in Lübeck, Duitsland, en de officier van justitie van de Republiek Litouwen rechterlijke autoriteiten zijn als bedoeld in het Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten beantwoord.
In het licht van voormelde arresten heeft de officier van justitie aan de uitvaardigende autoriteit de volgende vragen gesteld om te kunnen beoordelen of de Procureur des Konings, Parket van de Procureur des Konings van Brussel, voldoet aan de in de arresten genoemde vereisten om als vorenbedoelde rechterlijke autoriteit te kunnen worden aangemerkt:
A) Moet het Parket van de Procureur des Konings worden geacht deel te nemen aan de rechtsbedeling in België in de zin van overweging 60 van het arrest ref. C-508/18 en C-509/18 (link)?
B) Is in België gewaarborgd dat het Parket van de Procureur des Konings bij de vaststelling van en beslissing tot uitvaardiging van een EAB geen enkel risico loopt om te worden onderworpen aan met name een individuele instructie vanwege de uitvoerende macht?
C) Zo ja, bestaat in België de mogelijkheid om in rechte tegen de uitvaardiging door het Parket van de Procureur des Konings van een EAB ter fine van vervolging of executie op te komen, in het bijzonder met betrekking tot de evenredigheid van een dergelijke beslissing, in een procedure die volledig voldoet aan de eisen die voortvloeien uit een effectieve rechterlijke bescherming?
De uitvaardigende autoriteit heeft in antwoord op deze vragen een door Eurojust ingevulde vragenlijst overgelegd, zoals hieronder weergegeven.
Kan het Openbaar Ministerie een EAB uitvaardigen in uw land?
Een EAB met het oog op strafvervolging wordt in beginsel uitgevaardigd door een onderzoeksrechter aansluitend aan de aflevering van een aanhoudingsmandaat bij verstek.
Een procureur kan enkel een EAB uitvaardigen
- ter uitvoering van een bevel tot aanhouding uitgevaardigd door een rechtbank tijdens de procesfase
- met het oog op de strafvervolging van minderjarigen.
Een procureur is ook de bevoegde autoriteit voor het uitvaardigen van een EAB met het oog op de strafuitvoering.
Welke entiteit in uw lidstaat is bevoegd voor de finale beslissing aangaande het uitvaardigen van een EAB?
Zie het antwoord op de eerste vraag.
Waarborgen inzake de onafhankelijkheid
De Belgische Grondwet waarborgt de onafhankelijkheid van het openbaar ministerie in de individuele opsporing en vervolging (art. 151, §1 van de Grondwet).
Deze onafhankelijkheid wordt geenszins beperkt door de mogelijkheid van de Minister van Justitie om de vervolging te bevelen voor een Belgische rechtbank. De bevoegdheid van de Minister van Justitie strekt zich niet uit tot het geven van specifieke instructies aangaande de wijze waarop het onderzoek gevoerd moet worden, noch behelst het enige bevoegdheid aangaande onderzoeksmaatregelen, met inbegrip van het uitvaardigen van een Europees aanhoudingsbevel. De bevoegdheid is bovendien enkel gerelateerd aan bepaalde feiten en kan nooit betrekking hebben op een specifieke persoon.
De Minister van Justitie kan tevens bindende richtlijnen van strafrechtelijk beleid, inclusief die van het opsporings- en vervolgingsbeleid, vastleggen. Deze richtlijnen zijn geen aansturingen of instructies in individuele zaken. De onafhankelijkheid van de procureur waarborgt bovendien dat hij/zij altijd de mogelijkheid heeft om van deze richtlijnen af te wijken op basis van de concrete elementen van de zaak (art. 151, §1 van de Grondwet).
Nood aan wetgevende/praktijk maatregelen
Niet van toepassing.
Bijkomende opmerkingen
Niet op dit ogenblik.
Bij e-mail van 17 juni 2019 heeft de uitvaardigende autoriteit ook nog onder meer het volgende verklaard:
In de huidige Belgische EAB-wet is op dit moment niet voorzien in de mogelijkheid een beroep in te stellen tegen de beslissing tot uitvaardiging van een EAB.
De raadsman heeft ter zitting kritische kanttekeningen geplaatst bij de informatie die is vermeld op de door Eurojust ingevulde vragenlijst onder het kopje ‘Waarborgen inzake de onafhankelijkheid’. De raadsman heeft in het licht van artikel 151 van de Belgische Grondwet meerdere punten aangedragen die volgens hem doen twijfelen aan de gestelde onafhankelijkheid van het Belgische openbaar ministerie. De raadsman heeft de rechtbank verzocht de zaak aan te houden om op dit punt duidelijkheid te verkrijgen. Hierbij heeft hij in zijn pleitnota vragen opgeworpen over:
  • het recht van de minister om de vervolging te bevelen;
  • het recht van de minister om bindende richtlijnen van strafrechtelijk beleid vast te leggen, inclusief die van het opsporings- en vervolgingsbeleid;
  • het recht van gemeenschappen en gewesten de vervolging in voorkomende gevallen te bevelen.
De officier van justitie heeft zich ter zitting voor wat betreft het verzoek om aanhouding van de raadsman gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verder heeft zij om aanhouding verzocht, omdat het summiere antwoord op de hiervoor vermelde vraag C nadere vragen oproept.
De rechtbank ziet, met de raadsman en de officier van justitie, aanleiding om nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende autoriteit om te kunnen beoordelen of de Procureur des Konings, Parket van de Procureur des Konings van Brussel, in het licht van de hiervoor genoemde arresten van het HvJ kan worden aangemerkt als een rechterlijke autoriteit die bevoegd is een EAB uit te vaardigen.
De rechtbank verzoekt de officier van justitie hetgeen de raadsman in zijn pleitnota heeft opgemerkt voor te leggen aan de uitvaardigende autoriteit om daar een inhoudelijke reactie op te geven. Daarbij moet nogmaals de hiervoor vermelde vraag B worden gesteld, in die zin dat de uitvaardigende autoriteit wordt gevraagd of zij, ook in het licht van hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, van mening is dat in België is gewaarborgd dat het Parket van de Procureur des Konings bij de vaststelling van en beslissing tot uitvaardiging van een EAB geen enkel risico loopt om te worden onderworpen aan met name een individuele instructie vanwege de uitvoerende macht.
Verder verzoekt de rechtbank de officier van justitie de hiervoor weergegeven vraag C nogmaals aan de uitvaardigende autoriteit te stellen. Bij de vraagstelling moet worden toegevoegd dat de mogelijkheid in rechte op te komen tegen de uitvaardiging van het EAB door de Procureur des Konings, Parket van de Procureur des Konings van Brussel ook een civielrechtelijke of bestuursrechtelijke procedure kan zijn waarbij de beslissing tot het uitvaardigen van een EAB en met name de evenredigheid van een dergelijke beslissing getoetst worden.

5.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen bij de uitvaardigende autoriteit navraag te doen zoals hiervoor nader toegelicht.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Arabische taal tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. C.A. van Dijk en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 2 juli 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.