Op 4 juli 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1955, die werd beschuldigd van de verkoop van cocaïne, het bezit van cocaïne en het voorhanden hebben van boksbeugels. De zaak kwam ter terechtzitting op 20 juni 2019, waar de officier van justitie, mr. S.A. van de Vliet, de vordering indiende. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen van cocaïne aan een persoon, alsook het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en het voorhanden hebben van wapens. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank concludeerde dat de verdachte gedurende een periode van bijna een jaar cocaïne had verkocht en dat hij op 2 december 2016 cocaïne in zijn bezit had. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het bezit van cocaïne in een voetbal, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij wetenschap had van de inhoud daarvan. Wel werd hij schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van boksbeugels. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens werden de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer.