ECLI:NL:RBAMS:2019:5588

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2019
Publicatiedatum
30 juli 2019
Zaaknummer
13/702089-18 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tenuitvoerlegging bijzondere voorwaarden in verband met ISD-maatregel

Op 5 juni 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13/702089-18, waarin de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf werd behandeld. De vordering was ingediend door de officier van justitie, mr. M. ter Veer, en betrof een onherroepelijk vonnis van 19 juli 2018, waarbij de veroordeelde was opgelegd een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. De veroordeelde, geboren in 1985 en thans gedetineerd, had als bijzondere voorwaarden opgelegd gekregen dat hij zich zou melden bij de GGZ Reclassering Fivoor en zich onder behandeling zou stellen van een ambulante forensische instelling, met de mogelijkheid van een korte klinische opname.

Tijdens de zitting op 22 mei 2019 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsman, mr. R.H. Bouwman. Ook vertegenwoordigers van GGZ Fivoor waren aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, waarvoor de ISD-maatregel is opgelegd. Dit was voor de rechtbank aanleiding om de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf af te wijzen.

De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat de afwijzing van de vordering voortvloeit uit de ernst van de nieuwe strafbare feiten en de reeds opgelegde ISD-maatregel. De beslissing is genomen door mr. W.H. van Benthem als voorzitter, samen met mrs. A.F. van Hoorn en R.A.J. Hübel, en is uitgesproken in de openbare terechtzitting van 5 juni 2019.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

BESLISSING NA VEROORDELING
TOT VOORWAARDELIJKE STRAF
Parketnummer: 13/702089-18 (TUL bijzondere voorwaarden)
Datum uitspraak: 5 juni 2019
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, ontvangen ter griffie op 21 maart 2019, betreffende een onherroepelijk geworden vonnis van 19 juli 2018, in de strafzaak tegen:
[veroordeelde] ,(hierna: veroordeelde)
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het [BRP-adres] ,
thans gedetineerd in het [plaats detentie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Deze beslissing is genomen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. ter Veer en van wat veroordeelde en zijn raadsman, mr. R.H. Bouwman, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
Ter terechtzitting zijn eveneens verschenen E. van Hoegee en F. Batenburg de Jong van GGZ Fivoor Haarlem.

2.De voorwaardelijk opgelegde straf en bijzondere voorwaarden

Bij vonnis van 19 juli 2018 is veroordeelde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. Naast de algemene voorwaarden zijn als bijzondere voorwaarden aan veroordeelde opgelegd dat hij zich zal melden bij de GGZ Reclassering Fivoor en zich onder behandeling zal stellen van een ambulante forensische instelling teneinde zich te laten behandelen, ook als dat inhoudt de verplichting tot een korte klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het advies van 6 februari 2019 van GGZ Reclassering Fivoor Haarlem aan opdrachtgeven toezicht met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf.

3.De beoordeling van de vordering

In een vonnis van 5 juni 2019 van deze rechtbank in de strafzaak met de parketnummer 13/225052-18 is gebleken dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. In de omstandigheid dat verdachte voor het begaan van dit strafbare feit de ISD-maatregel is opgelegd, ziet de rechtbank reeds aanleiding de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf af te wijzen.

4.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Deze beslissing is genomen door
mr. W.H. van Benthem, voorzitter,
mrs. A.F. van Hoorn en R.A.J. Hübel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Lier, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 juni 2019.
De oudste rechter is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.