Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De voorwaardelijk opgelegde straf en bijzondere voorwaarden
4.De beslissing
dit vonnis mede te ondertekenen.
Rechtbank Amsterdam
Op 5 juni 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13/741254-16, waarin de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf werd behandeld. De vordering was ingediend door de officier van justitie, mr. J. Ang, en betrof een onherroepelijk vonnis van 22 december 2017, waarin de veroordeelde was opgelegd een jeugddetentie van 315 dagen, waarvan 54 dagen voorwaardelijk. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsman, mr. J.F. van der Brugge, alsook van de terugmeldrapportage van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering.
Tijdens de zitting op 22 mei 2019 is vastgesteld dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, wat resulteerde in een ISD-maatregel. De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat deze ISD-maatregel voldoende aanleiding biedt om de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf af te wijzen. De rechtbank heeft daarbij de bijzondere voorwaarden die aan de veroordeelde waren opgelegd, zoals behandeling voor slaapproblemen en begeleiding bij het vinden van dagbesteding, in overweging genomen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen, met de overweging dat de ISD-maatregel reeds een adequate reactie biedt op het gedrag van de veroordeelde. De beslissing is genomen door de rechters W.H. van Benthem, A.F. van Hoorn en R.A.J. Hübel, en is openbaar uitgesproken op 5 juni 2019.