ECLI:NL:RBAMS:2019:5566

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2019
Publicatiedatum
29 juli 2019
Zaaknummer
13/684069-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel na winkeldiefstal met meerdere eerdere veroordelingen

Op 17 juli 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De verdachte, geboren in 1965, werd ervan beschuldigd op 10 april 2019 in Amsterdam twee iPads ter waarde van 858 euro te hebben gestolen uit een Media Markt. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie, mr. M. Modder, de bewezenverklaring van de tenlastelegging bepleit, terwijl de raadsman, mr. M. Broere, zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd, die alle onderdelen van de tenlastelegging dekt.

De rechtbank heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en een aangifteformulier van de winkeldiefstal. De rechtbank oordeelde dat het bewezen verklaarde feit strafbaar is en dat er geen rechtvaardigingsgronden zijn. De verdachte is strafbaar, en gezien zijn eerdere veroordelingen en de ernst van het feit, heeft de rechtbank besloten om de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) op te leggen voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met het reclasseringsadvies, waaruit bleek dat de verdachte veelvuldig met justitie in aanraking is gekomen en dat eerdere hulpverleningstrajecten niet het gewenste resultaat hebben opgeleverd.

De rechtbank heeft ook de beslaglegging van een geprepareerde tas en een kniptang, die aan de verdachte toebehoren, verbeurd verklaard. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen, gezien de aard van de opgelegde maatregel. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 33, 33a, 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/684069-19 en 13/077462-12 (tul) (Promis)
Datum uitspraak: 17 juli 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[detentieplaats]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juli 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Modder en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M. Broere naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 april 2019 te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, in elk geval een of meer iPads (waarde 858 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Media Markt (vestiging [plaats] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit sprake is van een bekennende verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verklaring van verdachte alle onderdelen van de bewezenverklaring betreft.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de hierna opgegeven bewijsmiddelen.
De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van
17 juli 2019.
Een geschrift, te weten een aangifteformulier winkeldiefstal bij de onderneming Media Markt (vestiging [plaats] ), gevestigd te [plaatsnaam] , van 10 april 2019.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder punt 3.3. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 10 april 2019 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee iPads (waarde 858 euro), toebehorende aan Media Markt (vestiging [plaats] ).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.De maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van 2 jaren zonder aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte geen onvoorwaardelijke ISD-maatregel moet worden opgelegd, omdat het opleggen van een dergelijke maatregel niet zinvol zal zijn. Verdachte heeft de ISD-maatregel al eerder doorlopen. Hij is daar kort voor zijn aanhouding weer uitgekomen. De raadsman verzoekt de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen met daarbij eventueel bijzondere voorwaarden.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Door aldus te handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Een dergelijk feit veroorzaakt doorgaans niet alleen financiële schade, maar ook hinder en overlast voor de gedupeerde winkelier. Verdachte heeft hier kennelijk geen oog voor gehad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Inforsa van 18 juni 2019, opgemaakt door C. Kleine. Dit advies houdt onder meer in dat verdachte veelvuldig met justitie in aanraking is gekomen. In maart 2016 heeft verdachte voor de derde maal de ISD-maatregel opgelegd gekregen. Kort na zijn uitstroom uit de ISD is verdachte opnieuw met justitie in aanmerking gekomen. Verdachte is afhankelijk van cannabis en is gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis. De reclassering adviseert oplegging van de ISD-maatregel. Zij ziet geen andere mogelijkheden om het recidiverisico en de overlast te doen afnemen.
De rechtbank volgt het advies van de rapporteur en neemt de daarin getrokken conclusie over.
De rechtbank stelt vast dat voor het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Bewezen is verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor de voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 juni 2019 blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaande aan de datum waarop het bewezen verklaarde feit is gepleegd, 10 april 2019, meer dan drie keer voor een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Uit de hiervoor genoemde rapportage blijkt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten, eist de veiligheid van goederen het opleggen van deze maatregel.
Verdachte heeft in de afgelopen jaren veel begeleiding gehad en vele hulpverleningstrajecten doorlopen, echter zonder het gewenste resultaat. De problematiek van verdachte blijkt zeer hardnekkig. Verdachte lijkt niet in staat de ernst van de situatie waarin hij verkeert onder ogen te zien. Hij overschat zichzelf en neemt te weinig notie van voortduring en ernst van de psychische, verslavings- en forensische problematiek. Hij is van mening dat een zelfstandige woning en een betaalde baan, te regelen door de reclassering, recidive zal voorkomen. De rechtbank ziet, gelet op het voornoemde, geen andere mogelijkheid dan het wederom opleggen van de ISD-maatregel zodat, binnen de structuur van de ISD-maatregel, getracht kan worden om de neerwaartse spiraal waarin verdachte verkeert, te doorbreken.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 13 juni 2019 blijkt voorts dat ook aan de voorwaarden uit de toepasselijke richtlijn van het Openbaar Ministerie is voldaan. Verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaar voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit meer dan tien processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen van de pleegdatum.
Het doel van de ISD-maatregel is beveiliging van de maatschappij. Verdachte veroorzaakt stelselmatig overlast. De rechtbank acht het daarom passend en noodzakelijk dat de ISD-maatregel aan verdachte wordt opgelegd. Gedurende de ISD-maatregel kan verdachte zich niet schuldig maken aan strafbare feiten.
De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Het betoog van de raadsman dat er andere mogelijkheden ter beschikking staan, wordt door de rechtbank gepasseerd. Er zijn geen andere concrete mogelijkheden naar voren gebracht dan eventueel reclasseringsbegeleiding en de reclassering heeft aangegeven dat zij niet in staat is verdachte zodanig te begeleiden dat dit nieuwe contacten met justitie zal voorkomen. Er wordt naar het oordeel van de rechtbank een te rooskleurig beeld geschetst van de binnen korte termijn te regelen huisvesting en dagbesteding alsmede van het (vooral geestelijk) afkicken van verdovende middelen. Om de beëindiging van de recidive van verdachte alle kans te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Binnen het kader van de ISD-maatregel kan nader psychiatrisch onderzoek plaatsvinden ten behoeve van een behandeling van de psychiatrische- en verslavingsproblematiek. Mede daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

8.Beslag

Onder verdachte zijn voorwerpen in beslag genomen, te weten: een geprepareerde tas (5735069) en een kniptang (5735068).
De voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van voornoemde voorwerpen het bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 12 april 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/077462-12, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 26 september 2012 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, en waarvan de proeftijd eindigt op 29 juni 2020 volgens het uittreksel Justitiële Documentatie.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gelet op de aard van de maatregel die de rechtbank aan verdachte oplegt, zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf afwijzen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 33, 33a, 38m, 38n en 310 Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren.
Verklaart verbeurd:
  • een geprepareerde tas (5735069);
  • een kniptang (5735068).
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/077462-12 af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. A.F. van Hoorn en H.E. Hoogendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juli 2019.
De jongste en oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.