Op 17 juli 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met braak. De verdachte, geboren in 1991 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd in het Huis van Bewaring. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, en de verdediging door zijn raadsvrouw, mr. L. Snel. De verdachte werd beschuldigd van het stelen van blikjes frisdrank op 10 april 2019 in Amsterdam, waarbij hij zich toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van braak.
De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangifte. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) op voor de duur van twee jaren. Dit besluit werd genomen na afweging van de ernst van het feit, de omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering, die aangaf dat de verdachte een hoog recidiverisico vertoonde en dat behandeling noodzakelijk was.
De rechtbank besloot dat de ISD-maatregel niet dadelijk uitvoerbaar zou zijn, omdat de wettelijke grondslag daarvoor ontbrak. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft de beslissing op 17 juli 2019 uitgesproken, waarbij de jongste en oudste rechter niet in staat waren het vonnis mede te ondertekenen.