ECLI:NL:RBAMS:2019:5550

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2019
Publicatiedatum
29 juli 2019
Zaaknummer
13/077821-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslagen van rechtsvervolging en plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis na bedreiging met zware mishandeling

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 19 juli 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 1 april 2019 in Amsterdam een bedreiging heeft geuit met een mes richting een slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1978 en thans gedetineerd, op de terechtzitting van 5 juli 2019 verstek heeft laten gaan. De officier van justitie, mr. M.L. Vermeulen, heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de bedreiging en vernieling. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuige [getuige 1] als ondersteunend beschouwd voor de bewezenverklaring van de bedreiging, maar heeft de vernieling niet bewezen geacht. De verdachte is vrijgesproken van de vernieling omdat er onvoldoende bewijs was dat hij deze op de ten laste gelegde datum had gepleegd.

De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de Pro Justitia rapportages van psycholoog mw. A. van Gasselt en psychiater dr. T.W.D.P. van Os, waarin werd geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan schizofrenie en dat zijn geestelijke toestand ten tijde van de feiten zodanig was dat hij niet strafbaar kan worden gesteld. De rechtbank heeft daarom besloten de verdachte van alle rechtsvervolging te ontslaan en hem voor een jaar te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis, conform artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank achtte het noodzakelijk dat de verdachte intensieve en langdurige behandeling ondergaat, gezien het recidiverisico en de gevaarlijkheid voor de algemene veiligheid van personen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/077821-19 (Promis)
Datum uitspraak: 19 juli 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1978,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP-adres] ,
thans gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
5 juli 2019.
Verdachte heeft schriftelijk afstand gedaan van het recht ter terechtzitting aanwezig te zijn.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.L. Vermeulen.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte, [verdachte] , is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 1 april 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer ] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- aan die [slachtoffer ] een (brood)mes te tonen en/of voor te houden en/of
- met dat (brood)mes in de hand te springen en/of rennen in de richting van die [slachtoffer ] en/of
- ( vervolgens) met dat (brood)mes een stekende beweging te maken in de richting (van de hartstreek) van die [slachtoffer ] en/of
- met het (rechter)been in de richting van het (boven)been, althans het lichaam, van die [slachtoffer ] te trappen en/of schoppen;
2.
hij op of omstreeks 1 april 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een scan van de druppelaar en/of het ventilatierooster en/of het (slaapkamer)raam en/of de (slaapkamer)muur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [instelling] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3. Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer ] . Aangever heeft verklaard dat verdachte met een broodmes naar hem toegesprongen is en een stekende beweging in de richting van de hartstreek heeft gemaakt. Getuige [getuige 1] heeft verklaard gezien te hebben dat verdachte op aangever afrende. Pas later zag zij het mes. Volgens de officier ondersteunt de verklaring van [getuige 1] de verklaring van aangever. Zij acht daarom de onder 1 ten laste gelegde bedreiging bewezen.
De officier van justitie heeft op basis van de verklaringen van aangever en [getuige 1] tevens gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 2 ten laste gelegde vernieling.
3.2
Oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Aangever heeft verklaard werkzaam te zijn op een gesloten afdeling van een forensische psychiatrische kliniek van [instelling] . Aangever zag op 1 april 2019 dat de scan van de druppelaar die zich naast de kamer van verdachte bevond kapot was. Aangever sprak verdachte hierop aan. Verdachte is vervolgens naar de woonkamer gerend en heeft daar een mes van tafel gepakt. Verdachte is daarna, met het mes in de hand, op aangever afgesprongen en heeft in de richting van het been van aangever getrapt. Verdachte heeft met het mes een stekende beweging richting zijn hartstreek gemaakt. Een collega van aangever, [getuige 1] , heeft verdachte vastgepakt en verdachte heeft het mes aan haar gegeven.
[getuige 1] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte op aangever was afgesprongen. [getuige 1] is daarop tussen de twee in gaan staan. Terwijl zij daar stond hoorde zij iemand zeggen dat verdachte het mes moest laten vallen. Pas op dat moment heeft zij het mes gezien, dat verdachte daarna aan haar heeft gegeven.
Na de aanhouding van verdachte heeft aangever in de kamer van verdachte gekeken. Toen bleek dat er krassen en teksten op de muur stonden, dat het ventilatierooster uit het plafond was gehaald en er een grote ster in het raam in de slaapkamer zat. De kamer was op 19 maart 2019 nog in goede staat, toen verdachte de kamer toegewezen kreeg. [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte alles sloopt, zo had verdachte eerder ook een ruit en een ventilator kapotgemaakt.
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de ten laste gelegde goederen op 1 april 2019 heeft vernield. Verdachte heeft 13 dagen eerder, op 19 maart 2019, de kamer toegewezen gekregen. Buiten het feit dat het procesdossier directe bewijsmiddelen ontbeert die een daadwerkelijk vernielen door verdachte ondersteunen, acht de rechtbank die periode op zichzelf al te ruim om tot een bewezenverklaring van “omstreeks 1 april 2019” te komen. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Oordeel over het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht, met de officier van justitie, de bedreiging van [slachtoffer ] op grond van de verklaringen van aangever en [getuige 1] bewezen. De verklaring van [getuige 1] komt op essentiële punten overeen met de verklaring van aangever, nu zij heeft verklaard gezien te hebben dat verdachte op aangever afsprong. Bovendien heeft verdachte, desgevraagd, het mes aan haar gegeven. Zodoende vindt de verklaring van aangever voldoende steun in de verklaring van [getuige 1] .

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 1 april 2019 te Amsterdam, [slachtoffer ] heeft bedreigd met zware mishandeling, door
- aan die [slachtoffer ] een mes te tonen en voor te houden en
- met dat mes in de hand te springen en rennen in de richting van die [slachtoffer ] en
- met dat mes een stekende beweging te maken in de richting van de hartstreek van die [slachtoffer ] en
- met het rechterbeen in de richting van het been van die [slachtoffer ] te trappen en schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Verdachte is daarvoor niet strafbaar. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende:
De rechtbank heeft kennisgenomen de Pro Justitia rapportage van 1 juli 2019, opgemaakt door psycholoog mw. A. van Gasselt. Aan dit rapport wordt het volgende ontleend: er is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens, in de vorm van schizofrenie. Bovendien is er sprake van een stoornis in de vorm van het gebruik van Methadon. Hier was ook tijdens het ten laste gelegde sprake van. Er is al jaren sprake van psychotische problematiek. Er is nagenoeg geen contact met verdachte mogelijk. Verdachte leeft in de veronderstelling dat men hem door middel van lichtknopjes, stopcontacten en computers in de gaten houdt. Hij denkt dit tegen te kunnen gaan door deze spullen te vernielen. Voorts is hij ervan overtuigd dat de leidinggevenden van [instelling] mensen vermoorden en dat ze het op hem gemunt hebben. Verdachte lijkt geen besef van realiteit te hebben. Hij ziet het handelen van zijn gedrag niet in en heeft geen zicht op mogelijke consequenties van zijn gedrag. Het advies is daarom de ten laste gelegde feiten niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen de Pro Justitia rapportage van 3 juli 2019, opgemaakt door psychiater dr. T.W.D.P. van Os. Aan dit rapport wordt het volgende ontleend: verdachte lijdt aan schizofrenie die zich onder meer uit in paranoïde wanen en auditieve hallucinaties (het horen van stemmen). Verdachte heeft een gebrek aan ziektebesef en ziekte-inzicht. Het is zeer waarschijnlijk dat de ziekelijke stoornis, in dit geval schizofrenie, ten tijde van de delicten overheersend en voor verdachte onontkoombaar was. De ziekelijke stoornis zal de gedragskeuzes ten tijde van het ten laste gelegde in het geheel hebben bepaald. De realiteitstoetsing was in het geheel afwezig. Het advies is om de ten laste gelegde feiten niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt deze conclusies over, maakt die tot de hare en volgt deze adviezen.
De bewezen geachte bedreiging kan verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, wegens de ziekelijke stoornis derhalve niet worden toegerekend. Verdachte zal dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis

De rechtbank ontleent aan het rapport van psycholoog mw. A. van Gasselt van 1 juli 2019 tevens het volgende: vanwege de veelvuldige terugkomende psychotische episoden, het beperkte zelfinzicht van verdachte en zijn gebrekkige copingstijl, wordt het recidiverisico matig tot hoog geschat. Een intensieve en langdurige behandeling is geïndiceerd. Verdachte ontvangt al een lange tijd psychiatrische hulpverlening, maar dit heeft meerdere psychotische episoden en het plegen van delicten niet weten te voorkomen. Het advies is daarom om verdachte binnen een verplichtend kader in een gesloten forensische psychiatrische kliniek (FPK) krachtens artikel 37 Wetboek van Strafrecht te laten plaatsvinden.
De rechtbank ontleent aan het rapport van psychiater dr. T.W.D.P. van Os van 3 juli 2019 tevens het volgende: een behandeling is noodzakelijk om de kans op recidive op een soortgelijk feit te zoveel mogelijk te beperken. De problematiek is te complex om deze ambulant te kunnen behandelen, maar ook eerdere klinische interventies hebben tot nu toe niet tot gedragsverandering geleid. De ziekelijke stoornis van verdachte dient intensief en langdurig behandeld te worden. Gezien het afwezige ziektebesef en afwezige ziekte-inzicht is een voorwaardelijk kader uitgesloten. De psychiater adviseert verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen, conform artikel 37 Wetboek van Strafrecht, op het beveiligingsniveau van een FPK. Na een jaar zou een rechterlijk machtiging aangevraagd kunnen worden.
Gelet op de inhoud van voornoemde rapportages acht de rechtbank de kans dat verdachte zich wederom schuldig zal maken aan een soortgelijk feit aanwezig. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat verdachte gevaarlijk is voor de algemene veiligheid van personen. De rechtbank zal, in overeenstemming met de vordering van de officier van justitie, bepalen dat verdachte voor de termijn van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met zware mishandeling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezene niet strafbaar en
ontslaat hem van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte voor de termijn van 1 (één) jaar in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A.J. Hübel, voorzitter,
mrs. S. Djebali en H.E. Hoogendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Drent, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juli 2019.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.