ECLI:NL:RBAMS:2019:5482

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2019
Publicatiedatum
25 juli 2019
Zaaknummer
7095333 CV EXPL 18-16489
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting van pensioenfonds tot verstrekking van statuten en pensioenreglementen aan pensioengerechtigde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 25 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], een pensioengerechtigde, en de Stichting Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. [Eiseres] vorderde dat het Pensioenfonds haar alle statuten en pensioenreglementen zou verstrekken die van toepassing waren gedurende haar dienstverband bij KLM, dat begon op 21 oktober 1989. [Eiseres] stelde dat zij deze documenten nodig had om haar pensioenopbouw te controleren en de juistheid van haar pensioen te verifiëren. Het Pensioenfonds had eerder enkele documenten verstrekt, maar weigerde de volledige set op basis van het argument dat alleen de meest recente versies van de reglementen en statuten relevant waren.

De kantonrechter oordeelde dat [eiseres] recht had op de gevraagde documenten op basis van de Pensioenwet en het Burgerlijk Wetboek. De rechter benadrukte dat de pensioenuitvoerder verplicht is om de deelnemer te informeren over de pensioenregeling en dat dit ook de verstrekking van oudere documenten omvat. De kantonrechter verwierp het verweer van het Pensioenfonds dat er geen concrete aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de pensioenopbouw, aangezien [eiseres] niet over de benodigde documenten beschikte om haar positie te verifiëren.

Uiteindelijk werd het Pensioenfonds veroordeeld in de proceskosten, omdat het onterecht had geweigerd de documenten te verstrekken. De totale kosten werden vastgesteld op € 7.015,82, inclusief advocaatkosten en griffierechten. De uitspraak benadrukt de verplichting van pensioenfondsen tot transparantie en het recht van deelnemers om toegang te hebben tot relevante informatie over hun pensioenregelingen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7095333 CV EXPL 18-16489
vonnis van: 25 juli 2019
fno.: 869
vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
[eiseres]
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
nader te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. T. Huijg,
t e g e n
de stichting Stichting Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel
gevestigd te Amstelveen,
gedaagde,
nader te noemen: Pensioenfonds,
gemachtigde: mr. W. van Heest.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
  • dagvaarding van 16 juli 2018 met producties;
  • antwoord met productie;
  • instructievonnis;
  • repliek, tevens wijziging van eis;
  • dupliek;
  • akte wijziging eis met producties;
  • antwoordakte;
  • dagbepaling vonnis.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

1.Feiten

Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1
[eiseres] is op 21 oktober 1989 in dienst getreden bij de KLM, met wie zij een pensioenovereenkomst is overeengekomen. Deze pensioenovereenkomst is vastgelegd in de CAO voor KLM-Cabinepersoneel (hierna: de CAO):

Art. 1.11 Pensioenfonds
De stichting Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel, dan wel de Stichting Pensioenfonds voor het Vliegend Personeel der KLM (voor werknemers als zodanig in dienst op 31 december 1976, uitgezonderd stewards/stewardessen).
(…)
Art. 10.10 – Pensioenen
(1) De werknemer is deelnemer in het Pensioenfonds met uitzondering van
- werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd: (…)
(2) De rechten en verplichtingen, die voor de werknemer en de KLM uit het deelnemerschap van het Pensioenfonds voortvloeien worden vastgesteld in de staturen en het reglement van het Pensioenfonds, alsmede in de hierna volgende bepalingen van dit artikel.”
1.2
[eiseres] is sinds 1 augustus 1998 volledig arbeidsongeschikt en zij ontvangt van Pensioenfonds een volledig arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrije pensioenopbouw.
1.3
Art. 21 lid 1 en 2 Pensioenwet (Pw) luiden als volgt:
Art. 21 Informatie over de pensioenregeling en melding van wijzigingen
1. De werkgever draagt er zorg voor dat de pensioenuitvoerder wordt geïnformeerd over het sluiten van een pensioenovereenkomst met een werknemer en de start van de verwerving van pensioenaanspraken door de werknemer. De pensioenuitvoerder informeert de werknemer binnen drie maanden na de start van het verwerven van pensioenaanspraken door de werknemer over de kenmerken van de pensioenregeling, waaronder de mogelijkheid te kiezen voor een variabele uitkering, de uitvoering van de pensioenregeling en over persoonlijke omstandigheden die een actie van de werknemer kunnen vergen. De werknemer wordt daarbij tevens gewezen op de website van de pensioenuitvoerder en op de mogelijkheid het pensioenregister te raadplegen.
2. De werkgever informeert de pensioenuitvoerder over iedere wijziging in de pensioenovereenkomst, bedoeld in het eerste lid. De pensioenuitvoerder informeert de werknemer binnen drie maanden na een wijziging in de pensioenovereenkomst over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij de pensioenuitvoerder.
Art. 46 lid 1 en 2 Pw luiden als volgt:
Art. 46 Informatie op verzoek
1. De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner of de pensioengerechtigde op verzoek:
a. informatie over de gehanteerde aannamen bij de weergave van ouderdomspensioen op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario;
b. de voor hem relevante informatie over beleggingen; en
c. informatie over andere bij algemene maatregel van bestuur te bepalen onderwerpen.
2. De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gewezen partner op verzoek informatie die specifiek voor hem relevant is waaronder een indicatie van het mogelijk te bereiken kapitaal op de pensioendatum bij premieovereenkomsten waarbij de premie wordt belegd en een indicatie van de hoogte van de in te kopen periodieke uitkeringen bij aanwending van het mogelijk te bereiken kapitaal bij kapitaalovereenkomsten en premieovereenkomsten.
3. De indicaties, bedoeld in het tweede lid, worden, voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario. (…)
Art. 46a lid 1 en 2 Pw luiden als volgt:
Artikel 46a Beschikbare informatie
1. De pensioenuitvoerder stelt op zijn website voor in ieder geval de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde beschikbaar:
a. informatie over de pensioenregeling als bedoeld in
artikel 21;
b. verdere informatie over de pensioenregeling;
c. informatie over uitvoeringskosten; en
d. het bestuursverslag en de jaarrekening.
2. Voor zover van toepassing stelt de pensioenuitvoerder op zijn website voor de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde beschikbaar:
a. informatie over de gevolgen van significante wijzigingen in de technische voorzieningen;
b. informatie over het financieel crisisplan;
c. informatie over het herstelplan of geactualiseerd herstelplan;
d. het pensioenreglement; en
e. de uitvoeringsovereenkomst of het uitvoeringsreglement. (…)
1.4
Art 21 lid 4 van het op 1 november 2018 geldende statuten van Pensioenfonds luidt als volgt:
(…)
21.4
Wijzigingen van bepalingen van de reglementen, met uitzondering van die welke voortvloeien uit toepassing van art. 19, kunnen niet leiden tot verlaging van de som van enig pensioen en het pensioen uit sociale verzekering dat overeenkomstig de reglementen bij de berekening van eerstbedoeld pensioen in aanmerking wordt genomen.
1.5
In Kamerstukken II 2014/15, 34008, 6, p 28 staat onder meer het volgende:
“De uitvoeringsovereenkomsten of reglementen die beschikbaar moeten worden gesteld op de website (op grond van het nieuwe artikel 46a Pensioenwet en ….) zijn de op dat moment geldende. Oude uitvoeringsovereenkomst of reglementen kan de deelnemer indien nodig opvragen bij de pensioenuitvoerder. (…)”
1.6
[eiseres] heeft op 15 januari 2018, 8 mei 2018 en 1 juni 2018 Pensioenfonds verzocht om haar de oprichtingsakten/statuten van Pensioenfonds uit de periode 1982 tot en met 2002, alsmede pensioenreglementen van 14 december 1998, 18 december 2003 en 23 december 2005, alsmede alle wijzigingen/versies tussen 14 december 1998 en 10 december 2007 inclusief tussentijdse wijzigingen, toe te sturen. Pensioenfonds heeft wel enkele oude pensioenreglementen aan [eiseres] toegestuurd, maar zij heeft deze verzoeken voor het overige op respectievelijk 16 januari 2018, 1 juni 2018 en 27 juni 2018 afgewezen, onder meer op grond van het feit dat uitsluitend de laatste versie van het pensioenreglement en de statuten beschikbaar zijn, omdat alleen dit reglement en deze statuten thans geldend zijn voor [eiseres] . In de brief van 27 juni 2018 staat onder meer het volgende:
“(…) Bij uw verzoek om toezending van de pensioenreglementen (inclusief de reglementsversies met tussentijdse wijzigingen) alsmede de Statuten vanaf 1981, baseert u zich mede op het bepaalde van art. 46a Pensioenwet. In reactie hierop merken wij op dat het pensioenreglement zoals art. 46a Pensioenwet voorschrijft op de website te raadplegen is.
Voorts betrekt u ook art. 843a RV in uw verzoek. Onduidelijk is evenwel met welk specifieke doel u deze documenten opvraagt en in hoeverre het nodig is aan u alle door u gevraagde documenten te verstrekken.
Zoals eerder aangegeven, zijn wij bereid de specifieke fondsdocumenten die relevant kunnen zijn te verstrekken, maar vragen mevrouw [eiseres] daarbij eerst om de reguliere klachtenprocedure te volgen. Dit betekent dat zij de klacht (nog) kan voorleggen aan het bestuur van het fonds en daarna eventueel ook nog aanhangig kan maken bij de Ombudsman pensioenen. Desgewenst kunnen wij mevrouw [eiseres] in het kader van de klachtenafhandeling informeren over de achtergrondgeschiedenis met betrekking tot de voor haar relevante bepalingen in het huidige pensioenreglement en haar de benodigde “”oude” fondsdocumenten - waarop dit is gebaseerd - verstrekken.
Bovenstaande betekent dat het fonds bereid is om mevrouw [eiseres] in het kader van de reguliere klachtenprocedure van de naar onze mening relevante informatie te voorzien. Dit betekent echter ook dat we nu niet tegemoet zullen komen aan uw verzoek om bij voorbaat de door u opgevraagde hoeveelheid aan reglementen en statuten toe te sturen
.(…)”
1.7
In de Code Pensioenfondsen 2018 (Stcrt. 3 oktober 2018, nr. 55140) staat onder meer het volgende vermeld:
“(…)
Acht thema’s voor goed pensioenfondsbestuur
(…)
8. Transparantie bevorderen
Het fonds streeft openheid na, communiceert over missie, strategie en risico’s en legt verantwoording af over gevoerd beleid.
(…)
Bijlage 2 Totstandkoming Thematische code pensioenfondsen
(…)
Wat is het doel van deze Code?Pensioenfondsen moeten aantonen dat ze de juiste dingen doen om goed te functioneren én inzichtelijk maken wat ze daarvoor doen. Alleen zo kan het vertrouwen van belanghebbenden in pensioenfondsen en in het goede beheer van hun uitgesteld inkomen of pensioen terugkeren.
Welke schouders dragen deze Code?Deze Code is geen doel op zich, maar een middel om pensioenfondsen goed te laten functioneren. Door de eigen normen in de Code zichtbaar na te leven willen de pensioenfondsen ook bijdragen aan het herstel van vertrouwen. Het gaat dan allereerst om het vertrouwen van belanghebbenden in hun pensioenfondsen maar ook om het herstel van het vertrouwen van de samenleving in het pensioenstelsel.
(…)”
1.8
Bij e-mail van 31 oktober 2018 heeft Pensioenfonds [eiseres] de door haar gevorderde stukken - in totaal 81 documenten - digitaal aan [eiseres] verstrekt

2.De vordering en het verweer

2.1
[eiseres] heeft - na wijziging van eis - gevorderd dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Pensioenfonds veroordeelt om € 7.015,82 te betalen aan [eiseres] , zijnde de schade die [eiseres] heeft geleden door het handelen van Pensioenfonds zoals dat blijkt uit het gestelde in deze procedure, alsmede gebruikelijke nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 14 dagen na de uitspraak en Pensioenfonds veroordeelt in de kosten van de procedure.
2.2
[eiseres] heeft aanvankelijk - ook na een eerste wijziging van eis - gevorderd dat Pensioenfonds zou worden opgedragen om op straffe van een dwangsom aan haar te verstrekken:
  • zes oprichtingsakten/statuten van Pensioenfonds in de periode 1982 tot en met 2002;
  • de Pensioenreglementen van 14 december 1998, 18 december 2003 en 23 december 2005, alsmede alle wijzigingen/versies tussen 14 december 1998 en 10 december 2007;
  • alle andere statuten en pensioenreglementen die tussen partijen hebben gegolden in de periode vanaf eerste deelname aan Pensioenfonds door [eiseres] tot en met heden.
[eiseres] heeft daaraan ten grondslag gelegd dat zij, aan de hand van de documenten waarvan zij afgifte vordert, haar rechtsbetrekkingen met Pensioenfonds en de KLM door de jaren heen wil nagaan/controleren. Onder meer om zo de juistheid van de hoogte van haar daar opgebouwd pensioen vast te stellen/te controleren. Dat wil zij per jaar vanaf 1989 doen en aan de hand van de documenten die haar pensioenopbouw in ieder van die jaren juridisch dicteerden. Daarmee heeft zij een duidelijk doel om alle gevraagde documenten te ontvangen aangegeven. Zij stelt dat zij alleen door inzage in die stukken te krijgen haar rechtspositie en de hoogte van haar pensioen zelf kan vaststellen en controleren en dat zij op grond van art. 21 lid 2, art. 46 en art. 46a lid 2 sub d Pensioenwet (PW) en op grond van art. 843a Rv recht heeft op deze documenten. Pensioenfonds heeft geen enkele rechtsgrond om als voorwaarde voor het willen verstrekken van de documenten te stellen dat [eiseres] eerst een klachtenprocedure moet volgen.
2.3
Pensioenfonds heeft het volgende verweer gevoerd. Zij betwist dat [eiseres] op grond van de genoemde wetsartikelen in de Pensioenwet en art. 843a Rv recht heeft op afgifte van een zeer grote hoeveelheid documenten die thans haar rechtspositie ten opzichte van Pensioenfonds niet meer bepalen. Dat gaat de grenzen van de op Pensioenfonds van toepassing zijnde wettelijke informatieplichten ver te buiten. Bovendien bestaat er geen concrete aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de opbouw van haar pensioenaanspraken door Pensioenfonds.
Voorts geldt dat nieuwe versies van pensioenreglementen de voorgaande vervangen, tenzij anders is bepaald. Daarmee is het nieuwste pensioenreglement van Pensioenfonds geldend voor alle deelnemers. Dat betekent dat voor [eiseres] uitsluitend het laatste pensioenreglement geldt. Ook is alleen de laatste versie van de statuten geldig. Het toezenden van versies van pensioenreglementen en statuten die niet meer van kracht zijn zonder concrete duiding van een mogelijk geschilpunt of verwijt heeft geen enkele meerwaarde en daarom heeft Pensioenfonds deze documenten niet aan [eiseres] toegestuurd. Art. 46a PW verplicht Pensioenfonds tot niet meer dan dat het toepasselijke pensioenreglement op de website van Pensioenfonds te raadplegen is. Ten aanzien van het beroep op art. 843a Rv stelt Pensioenfonds dat onduidelijk is met welk specifiek doel de documenten worden opgevraagd en wat de noodzaak daarvan is. Pensioenfonds heeft aangegeven bereid te zijn de specifieke documenten te verstrekken die relevant kunnen zijn voor de beoordeling en beantwoording van haar mogelijke bezwaar, doch [eiseres] weigert om onduidelijke redenen waarom zij van oordeel is dat haar pensioenaanspraken mogelijk niet juist zijn vastgesteld. Voorts heeft Pensioenfonds verwezen naar de reguliere klachtenprocedure van Pensioenfonds, zodat Pensioenfonds [eiseres] in het kader daarvan kan informeren over de achtergrondgeschiedenis met betrekking tot de voor haar relevante bepalingen in het huidige pensioenreglement en haar de benodigde “oude” fondsdocumenten waarop dit is gebaseerd kan verstrekken. [eiseres] heeft daar geen gebruik van gemaakt.

3.De beoordeling

3.1
De kantonrechter is op grond van art. 216 Pw bevoegd om van de onderhavige vorderingen kennis te nemen.
3.2
Partijen zijn verdeeld over de vraag of [eiseres] van het Pensioenfonds kan verlangen dat zij de door haar gevorderde documenten aan haar ter beschikking stelt, te weten alle statuten en pensioenreglementen die gelding hebben gehad in de periode dat [eiseres] in dienst is bij KLM en pensioen opbouwt, derhalve vanaf 21 oktober 1989 tot heden. De procedure spitst zich thans nog slechts toe op de proceskosten, omdat het Pensioenfonds inmiddels - zonder dat zij daarmee erkent dat zij daartoe verplicht te is - de verzochte documenten digitaal aan [eiseres] heeft verstrekt. [eiseres] vordert dat Pensioenfonds wordt veroordeeld tot het betalen van haar volledige proceskosten ter hoogte van € 7.015,82, omdat het Pensioenfonds haar heeft gedwongen tot deze procedure, terwijl zij de verzochte documenten op eerste aanvraag had moeten verstrekken. Ter beantwoording van de vraag of het Pensioenfonds in de proceskosten veroordeeld dient te worden, dient beoordeeld te worden of [eiseres] terecht aanspraak maakt op de door haar gevorderde documenten.
3.3
[eiseres] stelt in de eerste plaats dat uit de art. 21 lid 2, 46 en 46a lid 2 sub d Pw volgt dat zij recht heeft op deze documenten.
Daaromtrent overweegt de kantonrechter het volgende. In voornoemde artikelen is geregeld dat de werkgever en de pensioenuitvoerder de werknemer informeert over de inhoud van de pensioenregeling. Zo draagt art. 21 Pw de werkgever en het pensioenuitvoerder expliciet op om de werknemer te informeren over de start van de pensioenregeling, wijzigingen daarin en over de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen. Art. 46 Pw noemt in lid 1 specifieke informatie die de pensioenuitvoerder op verzoek van de werknemer moet verstrekken, doch in lid 2 wordt het pensioenfonds verplicht om de deelnemer informatie te verstrekken “die specifiek voor hem relevant is”. Vervolgens worden in dat artikellid een tweetal voorbeelden gegeven van voor de werknemer relevante informatie. Het woord “waaronder” duidt er echter op dat dit geen limitatieve opsomming betreft. Vervolgens staat in art. 46a lid 1 Pw dat de pensioenuitvoerder op haar website voor de deelnemer beschikbaar stelt: informatie over de pensioenregeling als bedoeld in art. 21 Pw.
De kantonrechter is van oordeel dat uit deze wetsartikelen ieder apart, doch zeker in onderlinge samenhang, zowel op grond van de formulering als naar hun strekking volgt dat een deelnemer recht heeft op alle documenten die betrekking hebben of hebben gehad op de pensioenopbouw gedurende de periode van het dienstverband. Ook zonder uitdrukkelijke wetsartikelen op dit punt ligt het immers voor de hand, althans volgt uit art. 6:248 lid 1 BW, dat een partij bij een overeenkomst toegang dient te hebben tot de informatie die de inhoud van de overeenkomst betreft en bepaalt.
Dat dat in dit geval zo is wordt bevestigd in de door [eiseres] genoemde en hierboven in rov. 1.5 geciteerde wetsgeschiedenis van de Pensioenwet waarin uitdrukkelijk is aangegeven dat op grond van art. 46a Pw het op dat moment geldende uitvoeringsovereenkomst of reglement op de website beschikbaar moet worden gesteld, doch dat de deelnemer oude versies indien nodig bij de pensioenuitvoerder kan opvragen. Een en ander past ook in door [eiseres] geciteerde Code Pensioenfondsen 2018 (zie hierboven rov. 1.5) die gegrond is op art. 33 Pw, waarin onder meer is bepaald dat de pensioenfondsen transparantie dienen te bevorderen.
3.4
Het Pensioenfonds stelt zich echter op het standpunt dat voornoemde wetsartikelen [eiseres] geen recht heeft op afgifte van de door haar gevorderde documenten, omdat deze documenten thans haar rechtspositie ten opzichte van Pensioenfonds niet meer bepalen.
De kantonrechter kan het Pensioenfonds hierin niet volgen. [eiseres] stelt immers terecht dat nieuwe versies van reglementen en statuten de voorgaande versies weliswaar vervangen, maar dat dit nog niet betekent dat eerdere versies niet de pensioenopbouw in eerdere jaren hebben bepaald, zodat voor de controle of de pensioenopbouw juist heeft plaatsgevonden de vorige versies wel degelijk relevant zijn. Een en ander wordt expliciet bevestigd in de door [eiseres] geciteerde samenvatting van hetgeen De Nederlandse Bank (DNB) naar aanleiding van het zogenaamde Quinto P-onderzoek naar pensioenfondsen heeft gesteld:
“(…) Brongegevens, met name die uit een verder verleden, zijn onvoldoende bewaard gebleven of terug te vinden. Ze moeten achterhaalbaar zijn om precies te kunnen narekenen en controleren dat de aanspraken juist zijn geadministreerd. (…)”
Dat de oude reglementen en statuten wel degelijk van belang zijn om de rechtspositie van een deelnemer te bepalen volgt bovendien uit art. 21.4 van de statuten van het Pensioenfonds (zie hierboven in rov. 1.5) waarin staat vermeld dat wijzigingen van bepalingen van de reglementen, op de daar genoemde uitzondering na, in beginsel niet kunnen leiden tot verlaging van reeds opgebouwd pensioen. Het Pensioenfonds kan dan ook niet gevolgd worden in haar standpunt dat het toezenden van versies van pensioenreglementen en statuten die niet meer van kracht zijn geen enkele meerwaarde heeft.
3.5
Het Pensioenfonds heeft vervolgens gesteld dat van haar niet gevergd kan worden dat zij de gevorderde documenten verstrekt, omdat [eiseres] geen concreet verwijt of concrete klacht heeft genoemd en omdat er bovendien geen concrete aanleiding bestaat om te twijfelen aan de juistheid van de opbouw van haar pensioenaanspraken. Bovendien voert het Pensioenfonds aan dat [eiseres] ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van de reguliere klachtenprocedure, waarnaar zij haar verwezen heeft, opdat “het Pensioenfonds haar in het kader daarvan had kunnen informeren over de achtergrondgeschiedenis met betrekking tot de voor haar relevante bepalingen in het huidige pensioenreglement en haar de benodigde “oude” fondsdocumenten waarop dit is gebaseerd had kunnen verstrekken”.
Met [eiseres] is de kantonrechter van oordeel dat het Pensioenfonds met dit standpunt de plank mis slaat. In de eerste plaats blijkt niet dat ergens is vastgelegd dat een deelnemer in een pensioenfonds alleen aanspraak kan maken op de op de pensioenovereenkomst betrekking hebbende regelingen indien hij/zij een concreet verwijt naar voren kan brengen. Het valt bovendien niet te begrijpen hoe [eiseres] een concreet verwijt zou kunnen formuleren indien zij niet beschikt over de documenten die ten grondslag liggen aan haar pensioenopbouw. Zij heeft die juist nodig om vast te kunnen stellen óf zij een concreet verwijt heeft. Evenmin kan het Pensioenfonds gevolgd worden in haar standpunt dat er geen concrete aanleiding zou bestaan om te twijfelen aan de juistheid van de opbouw van haar pensioen. [eiseres] beschikt immers niet over de daarvoor benodigde stukken. Het Pensioenfonds miskent met deze standpunten dat zij, gelet op het hiervoor in rov. 3.3 en 3.4 overwogene, verplicht is de deelnemer in staat te stellen om op basis van alle reglementen en andere regelingen die gelden of hebben gegolden tijdens de duur van de pensioenopbouw, te onderzoeken of deze pensioenopbouw correct heeft plaatsgevonden. De kantonrechter verwijst daartoe nogmaals naar de hierboven in rov. 1.6 geciteerde Code Pensioenfondsen 2018. De opstelling van het Pensioenfonds staat aldus geheel haaks op de in deze Code voorgeschreven transparantie die pensioenfondsen dienen te betrachten. [eiseres] heeft zich er dan ook terecht tegen verzet dat het Pensioenfonds heeft getracht deze verplichting te ontlopen door haar te naar een klachtenprocedure te verwijzen.
3.6
Voor zover het Pensioenfonds nog stelt dat van haar niet gevergd kan worden dat zij een zodanig grote hoeveelheid documenten zoals gevorderd ter beschikking stelt van [eiseres] , kan dat verweer haar ook niet baten, nu zij die slechts op haar website hoeft te zetten, zodat [eiseres] die kan downloaden.
3.7
Het hierboven overwogene brengt ook mee dat de vordering van [eiseres] met een beroep op art. 843a Rv toewijsbaar is. Met het recht van [eiseres] om aan de hand van de door haar gevorderde documenten de juistheid van de hoogte van haar bij het Pensioenfonds opgebouwde pensioen vast stellen of te controleren is het rechtmatig belang als bedoeld in dit artikel gegeven. Niet valt in te zien waarom, in de situatie waarin het gaat om documenten die een partij nodig heeft zijn om de inhoud van de hem/haar en de wederpartij bestaande overeenkomst vast te stellen, voor een beroep op art. 843a Rv nodig is dat een concreet geschil gerezen is, zoals het Pensioenfonds stelt. Het beroep van Pensioenfonds op de uitspraak van de Hoge Raad van HR 13 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3304 gaat evenmin op, omdat in dat geval werd geoordeeld dat een rechtmatig belang als bedoeld in art. 843a Rv pas bestond indien vaststond dat sprake was van een rechtsinbreuk. In het onderhavige geval is het rechtmatig belang van [eiseres] reeds gelegen in de wettelijke informatieplicht van het Pensioenfonds.
3.8
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eiseres] terecht aanspraak heeft gemaakt op de door haar gevorderde documenten en dat, indien het Pensioenfonds de documenten thans nog niet had overgelegd, de vordering was toegewezen. Op grond daarvan heeft zij terecht de onderhavige procedure aanhangig gemaakt, hetgeen aanleiding is om het Pensioenfonds in de proceskosten te veroordelen.
3.9
[eiseres] heeft bij haar laatste akte de kantonrechter verzocht het Pensioenfonds te veroordelen in de volledige proceskosten. Zij heeft deze kosten gespecificeerd. Het gaat om een bedrag van € 6.833,57 aan advocaatkosten, naast het griffierecht en de dagvaardingskosten. [eiseres] stelt daartoe - samengevat - dat de redenen die het Pensioenfonds heeft aangegeven om de informatie niet te geven van dien aard (“zo ridicuul zijn”) zijn dat het Pensioenfonds daarmee de situatie heeft gecreëerd dat [eiseres] niet anders kon dan deze procedure aanhangig te maken. [eiseres] stelt dat het Pensioenfonds daarom haar volledige schade dient te vergoeden. Zij stelt dat het Pensioenfonds door haar houding misbruik van procesrecht heeft gemaakt door [eiseres] feitelijk te dwingen om haar te dagvaarden om de voor haar relevante informatie te krijgen. Dat geldt zeker nu het Pensioenfonds pas overstag is gegaan toen het merendeel van de proceskosten al gemaakt was.
Het Pensioenfonds betwist dat zij misbruik van procesrecht heeft gemaakt en stelt dat op grond van vaste jurisprudentie de vordering van [eiseres] tot afgifte van de verzochte documenten op grond van art. 843a had moeten worden afgewezen.
3.1
Daaromtrent overweegt de kantonrechter het volgende. Een vordering tot veroordeling van de wederpartij in de volledige proceskosten is toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is sprake als het verweer, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan pas sprake zijn als de gedaagde zijn verweer baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3516, NJ 2007/353). Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen als hier bedoeld past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM.
De kantonrechter is van oordeel dat uit al hetgeen hiervoor is overwogen, waaronder de verwijzing naar de wetsgeschiedenis van de Pensioenwet, de Code Pensioenfondsen 2018, alsmede het geciteerde standpunt van De Nederlandse Bank, volgt dat het Pensioenfonds voorafgaand aan het aanhangig maken van deze procedure had kunnen en moeten begrijpen dat haar verweer geen kans van slagen zou hebben. De kantonrechter vindt de opstelling van het Pensioenfonds kwalijk, omdat deelnemers in een pensioenfonds per definitie een kennis- en informatieachterstand hebben ten opzichte van het pensioenfonds zelf.
Daarom ziet de kantonrechter aanleiding om volledige proceskostenveroordeling toe te kennen. Bij gebrek aan gemotiveerde betwisting van de hoogte van de door [eiseres] gevorderde advocaatkosten wijst de kantonrechter het bedrag van € 6.833,57 toe.
BESLISSING
De kantonrechter:
veroordeelt het Pensioenfonds in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op:
exploot € 103,25
salaris € 6.833,57
griffierecht € 79,00
-----------------
totaal € 7.015,82
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt het Pensioenfonds in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat het Pensioenfonds niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.A.M. Jacobs, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.