ECLI:NL:RBAMS:2019:5474

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2019
Publicatiedatum
25 juli 2019
Zaaknummer
13/728188-18 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wapenbezit en wapenhandel met gevangenisstraf en voorwaardelijke straf

Op 25 juli 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die werd beschuldigd van wapenbezit en wapenhandel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De zaak kwam ter terechtzitting op 11 juli 2019, waar de officier van justitie, mr. Z. Trokic, de vordering indiende. De verdachte, geboren in 1989 en gedetineerd in een Huis van Bewaring, werd beschuldigd van het medeplegen van het voorhanden hebben en overdragen van wapens en munitie op verschillende data in 2018 en 2019. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbalen als bewijs gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de ten laste gelegde feiten bewezen konden worden, mede door de bekentenis van de verdachte en de aanwezige bewijsstukken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de samenleving in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte had de intentie om vuurwapens in omloop te brengen, wat een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de aanbevelingen van de reclassering, die aangaf dat de verdachte mogelijk baat zou hebben bij psychologisch onderzoek, maar de verdachte stond daar niet voor open. Uiteindelijk werd de gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, met een voorwaardelijk deel van 8 maanden en een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft de verdachte ook gewaarschuwd dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf kan worden gelast als hij zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/728188-18 (Promis)
Datum uitspraak: 25 juli 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in het Huis van Bewaring “ [naam] ” te [plaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. Z. Trokic en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. L.A.C. ter Steeg naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. het medeplegen van het voorhanden hebben en overdragen van wapens en munitie op 4 november 2018 te Udenhout;
2. het medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen en munitie op 22 januari 2019 te Oisterwijk;
3. het voorhanden hebben van een boksbeugel voorzien van een uitklapbaar mes op 22 januari 2019 te Oisterwijk.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. Omdat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft bekend en de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, kan op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering worden volstaan met de opgave van de gebruikte bewijsmiddelen:
Feit 1, 2 en 3
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd op de zitting van 11 juli 2019;
Feit 1
  • een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2018184395, documentcode 10436999, van 5 november 2018, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [nummer] en [nummer] , doorgenummerde pag. 20001 – 20005;
  • een proces-verbaal wapenonderzoek met nummer 2018184395, van 5 december 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 1] , doorgenummerde pag. 20017 – 20029;
Feit 2 en 3
- een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming met nummer 2018184395, documentcode 10731509, van 23 januari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [nummer] , doorgenummerde pag. 70012 – 70013;
Feit 2
- een proces-verbaal van onderzoek met nummer 2018184395, van 30 januari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde pag. 70019 – 70029;
Feit 3
- een proces-verbaal onderzoek wapen met nummer 2018184395, van 10954577, van 7 maart 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [nummer] , doorgenummerde pag. 70029 – 70030;

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1.
op 4 november 2018 te Udenhout, gemeente Tilburg, tezamen en in vereniging met een ander, wapens en munitie van categorie II en III, te weten
  • twee pistolen merk Grand Power, type P1F Ultra, kaliber 9mm x 19 en
  • een omgebouwd gas- en alarmpistool merk Ekol Gediz, kaliber 9mm kort en
  • negen volmantel vlakneuspatronen kaliber 9mm x 17 en
  • veertien volmantel vlakneuspatronen kaliber 9mm x 19 en
  • een aanvalsgeweer merk Maadi, type Kalashnikov AK47, kaliber 7,65 x 39mm en
  • een patroonmagazijn en
  • negentien volmantel spitsneuspatronen kaliber 7,62 x 39mm,
voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen;
2.
op 22 januari 2019 te Oisterwijk een vuurwapen in zaklantaarn merk Maglite, model Mini Maglite zaklantaarn, kaliber .22 longrifle en 19 patronen kaliber .22 long rifle en 20 patronen, voorhanden heeft gehad;
3.
op 22 januari 2019 te Oisterwijk een wapen van categorie I, onder 3, te weten een boksbeugel voorzien van een uitklapbaar mes, zijnde een wapen van categorie I voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen met eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf en een (forse) taakstraf.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorhanden hebben en overdragen van diverse (vuur)wapens met bijbehorende munitie aan twee (pseudo)kopers. Het verkopen van vuurwapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en dient daarom krachtig te worden bestreden. Verdachte had de intentie om de (vuur)wapens in omloop te brengen. Het behoeft geen betoog dat in het criminele circuit dergelijke wapens veelal worden gebruikt om ernstige strafbare feiten mee te begaan, waar regelmatig ook onschuldige bijstanders het slachtoffer van worden. Het gevolg hiervan is dat de Nederlandse samenleving onveiliger wordt. Verdachte heeft hieraan een actieve bijdrage geleverd en dat alleen om er zelf financieel beter van te worden, zo verklaarde hij op de zitting.
De reclassering heeft een rapport over verdachte opgesteld waarin wordt geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Mogelijk zou bij verdachte sprake zijn van stemmings- en/of persoonlijkheidsproblematiek. Hij zou volgens de reclassering dan ook gebaat zijn bij een psychologisch onderzoek en een behandeling, maar verdachte staat daar niet erg voor open. De reclassering schat in dat een reclasseringstoezicht bij verdachte op weerstand zal stuiten en ziet daarin dan ook geen meerwaarde.
Op de zitting heeft verdachte verklaart over zijn aandeel in de beschuldiging en spijt betuigd. Verdachte wil zijn leven beteren en op zoek gaan naar een baan als hij vrij komt.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging gekeken naar de oriëntatiepunten die de rechtbanken onderling hebben afgesproken. De strafsector van de rechtbank Amsterdam heeft, vanwege de aanhoudende overlast en veiligheidsrisico’s die de stad ondervindt van veelvuldig wapengebruik, onlangs besloten om als signaal naar de (Amsterdamse) samenleving en potentiële daders naar boven toe af te wijken van die oriëntatiepunten.
De rechtbank vindt de bewezen verklaarde feiten dan ook te ernstig om te volstaan met een gevangenisstraf van 15 maanden zoals geëist door de officier van justitie. Daarbij speelt mee dat een aan verdachte op te leggen straf niet alleen bedoeld is om verdachte te straffen voor wat hij heeft gedaan, maar ook om hem én anderen ervan te weerhouden om zich met wapenhandel bezig te (gaan) houden.
De rechtbank vindt een gevangenisstraf van 24 maanden passend voor het gepleegde feit. Om verdachte extra te motiveren weg te blijven van strafbare gedragingen legt de rechtbank van eerdergenoemde 24 maanden, 8 maanden voorwaardelijk op met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank ziet gelet op het rapport van de reclassering geen aanleiding om bijzondere voorwaarden op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd,
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd,
en
medeplegen van het handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 8 (acht) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.E. Geradts, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en J. Huber, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E.H. Eijkhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juli 2019.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.