ECLI:NL:RBAMS:2019:5472

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2019
Publicatiedatum
25 juli 2019
Zaaknummer
13/728201-18 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wapenhandel met een Kalashnikov en munitie

Op 25 juli 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die zich schuldig heeft gemaakt aan wapenhandel. De verdachte, geboren in 1996, werd veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, voor het medeplegen van het voorhanden hebben en overdragen van een wapen en munitie op 24 december 2018 te Amsterdam. De rechtbank baseerde haar oordeel op bewijs dat de verdachte samen met een medeverdachte betrokken was bij de overdracht van een Kalashnikov en munitie aan een team dat undercover werkte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het samen met de medeverdachte voorhanden hebben van en het alleen overdragen van een wapen en munitie. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat het verkopen van vuurwapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt en dat dergelijke feiten krachtig bestreden moeten worden. De verdachte had eerder al een veroordeling voor het overtreden van de Wet wapens en munitie, wat als strafverzwarend werd beschouwd. De rechtbank legde een gevangenisstraf op die in overeenstemming was met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De rechtbank besloot geen bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat de verdachte al onder toezicht stond in verband met een andere veroordeling. Het in beslag genomen geld van € 745,- werd teruggegeven aan de verdachte, omdat niet kon worden vastgesteld dat het geld was verkregen uit de baten van het strafbare feit.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/728201-18 (Promis)
Datum uitspraak: 25 juli 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. Z. Trokic en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. A. Petrescu naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben en overdragen van een wapen en munitie op 24 december 2018 te Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat de zwarte tas, waarmee verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] op 24 december 2018 werden gezien toen zij uit de woning aan de [adres 1] kwamen, de tas is met het wapen en de munitie die [medeverdachte 1] later die dag heeft overgedragen aan team pseudokoop. Verdachte is niet bij die overdracht aanwezig geweest. [medeverdachte 1] is na de vermeende wapenoverdracht bij de woning aan de [adres 1] met zijn auto op meerdere plaatsen gestopt. Niet kan worden uitgesloten dat het wapen door een ander dan verdachte op een later moment aan [medeverdachte 1] is overgedragen. Als de rechtbank hier niet in meegaat moet vrijspraak volgen voor de munitie, omdat niet is komen vast te staan dat er ook munitie aanwezig was in de woning aan de [adres 1] . Ook medeplegen kan niet worden bewezen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het samen met medeverdachte [medeverdachte 1] voorhanden hebben van en het alleen overdragen van een wapen en munitie.
Aanleiding
Op 7 september 2018 is er een strafrechtelijk onderzoek gestart naar aanleiding van wapens die door gebruiker ‘ [naam gebruiker] ’ werden aangeboden op de digitale berichtendienst Telegram. De gebruiker [naam gebruiker] is geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 1] .
De politie heeft in overleg met de officier van justitie besloten over te gaan tot de inzet van een zogenoemd team pseudokoop; twee verbalisanten die doen alsof ze geïnteresseerd zijn in (het kopen van) wapens om zo de identiteit van de aanbieder(s) te achterhalen en daarop door te rechercheren. Het telefoonverkeer van [medeverdachte 1] wordt afgetapt, hij wordt met behulp van opnameapparatuur in zijn auto afgeluisterd en [medeverdachte 1] en zijn medeverdachten worden geobserveerd.
Op enig moment komt verdachte in beeld. Op 22 december 2018 en de daarop volgende dagen vindt er een chatgesprek via Telegram plaats tussen [naam gebruiker] en ‘ [naam 1] ’ waarin er in verhullende taal wordt gesproken over vuurwapens. Het telegram account van gebruiker ‘ [naam 1] ’ blijkt te zijn gekoppeld aan het telefoonnummer [nummer] . De gebruiker van dit account is door middel van tapgesprekken en een observatie op 24 december 2018 geïdentificeerd als verdachte.
Bewijs
In het chatgesprek dat begint op 22 december 2018 stuurt verdachte twee afbeeldingen van (vuur)wapens aan [medeverdachte 1] . Hierop reageert [medeverdachte 1] dat hij ‘er een foto van moet hebben’. Verdachte antwoordt dat hij serieus is maar dat hij slechte ervaringen heeft met het sturen van foto’s. Op 23 december 2018 wordt een gesprek opgenomen tussen verdachte en [medeverdachte 1] . Verdachte zegt dat “hij er gewoon van af moet” waarop [medeverdachte 1] vraagt of er geen liquis mee zijn gedaan. Verdachte zegt dat hij schoon is. Op 24 december 2018 belt verdachte naar [medeverdachte 1] en vraagt of hij de locatie kan sturen. Hierop stuurt [medeverdachte 1] om 14:04 uur een sms-bericht naar verdachte: “ [adres 2] ”. Uit de bakengegevens van de auto van [medeverdachte 1] blijkt dat hij een paar minuten later nabij het verblijfsadres van verdachte stopt. Om 14:20 uur wordt door verbalisanten gezien dat de auto van [medeverdachte 1] geparkeerd staat ter hoogte van de Aalbersestraat in Amsterdam. Vervolgens zien zij dat verdachte op een scooter aan komt rijden. Verdachte en [medeverdachte 1] stappen daarna in [medeverdachte 1] auto. In de auto zegt verdachte dat de kogels nog binnen liggen en dat hij te groot is en lastig in een tas past. [medeverdachte 1] zegt dat hij het wel in twee vuilniszakken doet.
Om 14:55 uur die dag lopen verdachte en [medeverdachte 1] naar een box naast het portiek van de [adres 1] . Ongeveer 10 minuten later verlaten verdachte, [medeverdachte 1] en een onbekend gebleven man de box en hebben zij één grote zwarte tas en een kleine blauw witte tas bij zich. De tassen worden in de auto van [medeverdachte 1] gelegd. In de auto zegt verdachte vervolgens tegen [medeverdachte 1] : “Maak eens die fucking gunnie van je schoon”. Verdachte vraagt aan [medeverdachte 1] of hij weet waar hij heen moet rijden. Hierop antwoordt [medeverdachte 1] dat hij naar Jacks Casino in Hoofddorp moet.
Kort hierna vindt de overdracht van de Kalashnikov en munitie door [medeverdachte 1] aan team pseudokoop plaats. Hierbij is verdachte niet aanwezig.
Conclusie
Op grond van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat in de zwarte tas, waarmee verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] op 24 december 2018 werden gezien op de Botteskerksingel te Amsterdam, het wapen en de munitie zaten die later op die dag door [medeverdachte 1] aan team pseudokoop zijn overgedragen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in
bijlage IIbewezen dat verdachte
op 24 december 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een wapen en
munitie van categorie II en III, te weten een aanvalsgeweer merk Izmash, model AKM, type Kalashnikov AK47, kaliber 7,62 x 39mm en een patroonmagazijn en achttien patronen kaliber 7,62 x 39mm en twaalf lichtspoor patronen, voorhanden heeft gehad
en
op 24 december 2018 te Amsterdam een wapen en munitie van categorie II en III, te weten een aanvalsgeweer merk Izmash, model AKM, type Kalashnikov AK47, kaliber 7,62 x 39mm en een patroonmagazijn en achttien patronen kaliber 7,62 x 39mm en twaalf lichtspoor patronen, heeft overgedragen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 210 dagen, waarvan 117 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Aan die proeftijd zouden de bijzondere voorwaarden moeten worden verbonden, zoals door de reclassering geadviseerd.
7.2
Standpunt van de verdediging
Als de rechtbank tot een strafoplegging komt heeft de raadsvrouw bepleit om aan verdachte een straf op te leggen conform de eis van de officier van justitie.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wapenhandel van een automatisch vuurwapen (Kalashnikov) en toebehoren. Het verkopen van een vuurwapen levert een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen op en dient daarom krachtig te worden bestreden. Door een vuurwapen aan medeverdachte over te dragen heeft verdachte meegewerkt aan het in omloop brengen van dit wapen. Het behoeft geen betoog dat dergelijke wapens veelal in het criminele circuit worden gebruikt om ernstige strafbare feiten mee te begaan, waar regelmatig ook onschuldige bijstanders het slachtoffer van worden. De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat hij door zijn handelen hieraan heeft bijgedragen.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor het overtreden van de Wet wapens en munitie in 2015. Dit heeft een strafverzwarende invloed.
De reclassering heeft in haar rapport geadviseerd een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en meewerken aan het vinden van woonruimte en zinvolle dagbesteding.
Verdachte heeft op de zitting geen openheid van zaken willen geven over hoe hij tot het bewezen verklaarde is gekomen. Wel heeft hij verteld dat hij zijn leven een positieve draai wil geven en niet meer in aanraking wil komen met politie en justitie. Verdachte heeft sinds 30 juni 2019 een baan als verkoper bij de [naam winkel] en is op zoek naar een woning.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging gekeken naar de oriëntatiepunten die de rechtbanken onderling hebben afgesproken. De strafsector van de rechtbank Amsterdam heeft, vanwege de aanhoudende overlast en veiligheidsrisico’s die de stad ondervindt van veelvuldig wapengebruik, onlangs besloten om als signaal naar de (Amsterdamse) samenleving en potentiële daders naar boven toe af te wijken van die oriëntatiepunten. De rechtbank vindt het bewezen verklaarde feit dan ook te ernstig om te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van iets meer dan drie maanden (dat is de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten). Dat verdachte werk heeft is mooi, maar vormt geen dusdanige bijzondere omstandigheid dat de rechtbank aanleiding ziet om af te wijken van de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Daarbij speelt mee dat een aan verdachte op te leggen straf niet alleen bedoeld is om verdachte te straffen voor wat hij heeft gedaan, maar ook om hem én anderen ervan te weerhouden om zich met wapenhandel bezig te (gaan) houden. De rechtbank vindt een gevangenisstraf van 18 maanden passend voor het gepleegde feit. Omdat de rechtbank niet duidelijk is geworden waarom verdachte een automatisch vuurwapen heeft verhandeld en hoe hij daar achteraf op terug kijkt, vindt de rechtbank dat er een risico is dat verdachte zich na zijn vrijlating opnieuw met strafbare feiten bezig zal houden. Om verdachte extra te motiveren weg te blijven van strafbare gedragingen legt de rechtbank van eerdergenoemde 18 maanden, 4 maanden voorwaardelijk op met een proeftijd van twee jaar. Omdat verdachte in verband met een andere veroordeling al in een toezicht loopt (waarvan de proeftijd niet loopt als hij vast zit) legt de rechtbank in deze zaak geen bijzondere voorwaarden op.
Ten aanzien van het beslag
Onder verdachte is € 745,- in beslag genomen. Omdat niet kan worden vastgesteld dat het geld is verkregen door middel van of uit de baten van het bewezen verklaarde strafbare feit moet het geld worden teruggegeven aan verdachte.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II,
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapen en munitie,
en
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II,
en
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- Geld, te weten € 745,-, goednummer 5697077.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.E. Geradts, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en J. Huber, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E.H. Eijkhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juli 2019.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.