ECLI:NL:RBAMS:2019:5461

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2019
Publicatiedatum
25 juli 2019
Zaaknummer
13/654029-18 en 13/741191-16 (TUL)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving

Op 25 juli 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond op 17 en 18 maart 2018, waarbij de verdachte en een medeverdachte een vrouw in hun woning hebben verkracht en haar van haar vrijheid hebben beroofd. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks dat de verdachte en zijn medeverdachte ontkenden dat de seksuele handelingen tegen de wil van het slachtoffer waren. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het medeplegen van de verkrachting en de vrijheidsberoving, maar sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van diefstal of verduistering van een bankpas en geld van het slachtoffer, omdat er onvoldoende bewijs was dat deze goederen door de verdachte of zijn medeverdachte waren weggenomen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer, die psychologische schade had opgelopen als gevolg van de gebeurtenissen. Daarnaast werd een schadevergoeding aan het slachtoffer toegewezen van in totaal € 15.640,97, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654029-18 en 13/741191-16 (TUL)
Datum uitspraak: 25 juli 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 juni 2018, 31 januari 2019 en 11 juli 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.J.M. Vreekamp en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.A.I. Witlox, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – ten laste gelegd dat hij zich op 17 en/of 18 maart 2018 heeft schuldig gemaakt aan
1. primair medeplegen van verkrachting van [slachtoffer ] ;
1. subsidiair medeplegen van het verrichten van handelingen die mede bestaan uit het binnendringen van het lichaam met [slachtoffer ] , terwijl hij of zijn mededader wist dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde;
2. medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer ] ;
3. primair medeplegen van diefstal van een bankpas en een geldbedrag van € 25,-, toebehorend aan [slachtoffer ] ;
3. subsidiair medeplegen van verduistering van een bankpas en een geldbedrag van € 25,-, toebehorend aan [slachtoffer ] .
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat [slachtoffer ] door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) is verkracht en van haar vrijheid is beroofd. Verdachte heeft toegegeven [slachtoffer ] met zijn vingers en penis te hebben gepenetreerd. Volgens verdachte en zijn medeverdachte zijn de seksuele handelingen met [slachtoffer ] vrijwillig geweest, maar dat is niet aannemelijk. De verklaring van aangeefster is betrouwbaar, het bij haar geconstateerde letsel sluit naadloos aan op de door haar beschreven toedracht en de verklaring van de buschauffeur bevestigt haar verhaal eveneens. Daarnaast hebben zij zich een geldbedrag en een pinpas toegeëigend. Deze goederen heeft [slachtoffer ] in de woning achtergelaten.
4.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft de aan hem ten laste gelegde feiten ontkend. Er is sprake geweest van seksuele gemeenschap tussen hem, [medeverdachte] en [slachtoffer ] , maar dat was niet tegen de wil van [slachtoffer ] . [slachtoffer ] is niet van haar vrijheid beroofd geweest en er zijn geen eigendommen van haar in de woning achtergebleven.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle aan hem ten laste gelegde feiten. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster als onbetrouwbaar terzijde moeten worden geschoven. Zij was in de nacht van 17 op 18 maart 2018 aanzienlijk onder invloed van alcohol en het is een feit van algemene bekendheid dat het geheugen daarna gaten vertoont. Verdachte heeft aan niets gemerkt dat [slachtoffer ] geen seks met [medeverdachte] en verdachte wilde. Blauwe plekken worden pas later zichtbaar. Daarnaast past de omstandigheid dat verdachte nadien een bericht naar aangeefster heeft gestuurd en het gegeven dat aangeefster de hond van [medeverdachte] mocht uitlaten, niet bij de door aangeefster beschreven dwang. Indien de verklaring van [slachtoffer ] voldoende betrouwbaar is om voor het bewijs te worden gebruikt, moet worden opgemerkt dat zij niet heeft verklaard dat door verdachte gewelddadige handelingen zijn gepleegd. De seksuele handelingen tussen [medeverdachte] en [slachtoffer ] waren al enige tijd bezig voordat verdachte zich bij hen voegde. Van medeplegen is daarom geen sprake.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
Vast staat dat [slachtoffer ] in de nacht van 17 op 18 maart 2018 in de woning van [medeverdachte] is geweest, en dat beide verdachten toen (ook gelijktijdig) seks met haar hebben gehad. Beiden zijn haar lichaam op diverse manieren binnengedrongen. Volgens verdachten was dit vrijwillig. Volgens aangeefster is zij hiertoe gedwongen.
De rechtbank acht op grond van de wettige bewijsmiddelen bewezen dat verdachte, tezamen en in vereniging met [medeverdachte] , [slachtoffer ] heeft verkracht en wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd. Niet kan worden bewezen dat verdachte de pinpas en een geldbedrag van [slachtoffer ] heeft gestolen of verduisterd. Hij zal hiervan worden vrijgesproken. De volgende overwegingen liggen aan dit oordeel ten grondslag.
4.3.1.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer ]
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer ] driemaal door de politie is verhoord en eenmaal door de rechter-commissaris. Haar verklaringen zijn gedetailleerd en in grote lijnen consistent. Veel details over de nacht en de daaropvolgende ochtend vinden verankering in camerabeelden, telefoongegevens, verklaringen van getuigen en verklaringen van verdachte en [medeverdachte] . In het bijzonder hecht de rechtbank waarde aan de verklaring van de buschauffeur die [slachtoffer ] ziet en spreekt, kort nadat zij uit de woning van [medeverdachte] is gevlucht. Deze getuige beschrijft een jongedame die met uitgelopen mascara en betraande ogen in de bus stapt, hem kort daarna vertelt dat ze door twee mannen is misbruikt en vraagt of ze met zijn telefoon haar ouders mag bellen. Ook het letsel bij [slachtoffer ] (vele bloeduitstortingen op het gehele lichaam) past bij de door haar beschreven toedracht. Verder vindt de rechtbank steun voor de verklaring van aangeefster in de verklaringen van de moeder en vriendinnen van [slachtoffer ] , aan wie [slachtoffer ] heeft verteld wat haar is overkomen en die haar als verdrietig en overstuur beschrijven in de dagen na 18 maart 2018. Dat er tussen deze verklaringen enkele tegenstrijdigheden zitten, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de betrouwbaarheid van de verklaringen als geheel. Datzelfde geldt voor het gegeven dat [slachtoffer ] op 17 en 18 maart 2018 alcohol had genuttigd. Aangeefster was weliswaar naar eigen zeggen dronken geweest toen zij eerder op de avond in café [naam café] was maar verdachte heeft tot twee keer toe verklaard dat zij niet dronken was en ‘gewoon aanspreekbaar’ op het moment dat zij elkaar hadden ontmoet. Bovendien worden veel detailpunten uit de verklaring van aangeefster bevestigd door andere informatie in het dossier. Zij was kennelijk dus in staat om goed verslag te doen van de gebeurtenissen op 17 en 18 maart 2018. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer ] voldoende betrouwbaar zijn om te worden gebruikt voor het bewijs. Dat betekent ook dat de rechtbank bewezen vindt dat verdachten haar hebben gedwongen tot de seksuele handelingen.
4.3.2.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten. Uit het bewijs leidt de rechtbank af dat [medeverdachte] de seksuele handelingen met [slachtoffer ] in de slaapkamer heeft geïnitieerd en deze handelingen ongeveer 5 uur hebben geduurd. Aangeefster huilde, heeft gezegd dat zij dit niet wilde en heeft [medeverdachte] gesmeekt te stoppen. [medeverdachte] heeft tegen haar geschreeuwd en heeft haar geslagen. Verdachte bevond zich op dat moment in de woonkamer, en kwam af en toe de slaapkamer in om iets te brengen. De slaapkamer lag direct naast de woonkamer en was gescheiden van de woonkamer door een glazen deur. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte al in een vroeg stadium moet hebben geweten wat er zich in de slaapkamer afspeelde. Op enig moment heeft verdachte zich bij [medeverdachte] en [slachtoffer ] gevoegd, waarbij hij [slachtoffer ] met zijn vingers en zijn penis heeft gepenetreerd en zij hem moest pijpen. [medeverdachte] was hier eveneens bij aanwezig. Aangeefster heeft verklaard ook aan verdachte duidelijk te hebben gemaakt dat zij dit niet wilde. Op enig moment heeft [slachtoffer ] gezegd: “Laat mij gaan”. [medeverdachte] deelde hierop mee dat de deuren op slot waren. Verdachte was ook op dat moment in de woning aanwezig. Uiteindelijk kreeg [slachtoffer ] toestemming om in de tuin een sigaret te roken, doch alleen in het gezelschap van verdachte. Toen [slachtoffer ] vervolgens richting de bushalte is gevlucht, is verdachte achter haar aangegaan en heeft nog een poging gedaan haar uit de bus te krijgen. Gedurende die periode is hij gebeld door verdachte.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte en [medeverdachte] voldoende nauw en bewust hebben samengewerkt bij de verkrachting en vrijheidsberoving van [slachtoffer ] . De rechtbank acht het ten laste gelegde medeplegen zowel ten aanzien van de verkrachting als ten aanzien van de wederrechtelijke vrijheidsberoving bewezen.
4.3.3.
Vrijspraak feit 3: diefstal/verduistering van bankpas en geld
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het medeplegen van diefstal of verduistering van de bankpas en het geld van [slachtoffer ] . Volgens [slachtoffer ] zijn de bankpas en het geld in de woning van [medeverdachte] achtergebleven. De bankpas en het geld zijn echter niet in de woning van [medeverdachte] teruggevonden. Ook kan niet worden uitgesloten dat de bankpas of het geld al op een eerder moment in het ongerede zijn geraakt. Het dossier bevat daarom onvoldoende bewijs dat de bankpas en het geld door verdachte of zijn medeverdachte zijn weggenomen of toegeëigend.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 18 maart 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, door geweld en/of een (andere) feitelijkheid [slachtoffer ] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer ] , immers heeft verdachte en/of zijn mededader,
- de benen van die [slachtoffer ] gespreid en boven op die [slachtoffer ] is gaan liggen; en
- heeft verdachte zijn penis en vingers en heeft zijn mededader zijn penis en vingers in de vagina en/of mond van die [slachtoffer ] gebracht en geduwd en gezegd: "Wil je het niet ofzo?" en "Zo, nu krijg je een kind van mij" en "Nu moet je me pijpen"; en
- ( toen die [slachtoffer ] aan had gegeven dit niet te willen) die [slachtoffer ] bij de haren gepakt en aan de haren getrokken en haar hoofd in de richting van de penis van hem, verdachte, bewogen en gezegd: "Wat ik wil het niet??!!" en "Doe het dan, doe het dan, doe het dan"; en
- heeft verdachte zijn penis en heeft zijn mededader zijn penis in de mond van die [slachtoffer ] gebracht; en
- aan de armen en benen en haren van die [slachtoffer ] getrokken; en
- de borsten en de vagina en de nek van die [slachtoffer ] gelikt; en
- die [slachtoffer ] in het gezicht en op de billen geslagen en die [slachtoffer ] geknepen en tegen het lichaam van die [slachtoffer ] geduwd en gezegd: "Het is je eigen schuld"; en
- die [slachtoffer ] gefilmd en gezegd: "Je bent nu van mij, begrijp je dat" en (toen die [slachtoffer ] niet reageerde) die [slachtoffer ] geslagen en aan de haren getrokken en dan aan die [slachtoffer ] gevraagd: "Heb je dat begrepen?"; en
- toen die [slachtoffer ] zei: "laat me gaan" tegen die [slachtoffer ] gezegd: "Je kunt kijken wat je wilt maar de deuren zijn op slot"; en
- terwijl die [slachtoffer ] meermalen heeft aangegeven het niet te willen en zij zich fysiek heeft verzet;
- terwijl, hij, verdachte, en zijn mededader zich in zijn eigen woning bevonden en aldus voor die [slachtoffer ] een zodanig dreigende en bedreigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet, althans onvoldoende aan seksuele handelingen met verdachte en zijn mededader kon onttrekken en/of durfde te onttrekken.
2.
op 18 maart 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer ] (terwijl, hij verdachte en zijn mededader voor die [slachtoffer ] een zodanig dreigende en bedreigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet, althans onvoldoende aan seksuele handelingen met verdachte en/of zijn mededader kon onttrekken en/of durfde te onttrekken) wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer ] meegenomen naar zijn woning en (toen die [slachtoffer ] aangaf te willen vertrekken) tegen die [slachtoffer ] gezegd: "Je kunt kijken wat je wilt maar de deuren zijn op slot";
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2 en 3 subsidiair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, alsmede zijn ondergeschikte rol bij het ten laste gelegde.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met een vriend op 18 maart 2018 een jonge vrouw van haar vrijheid beroofd en urenlang op gewelddadige wijze in een woning verkracht. Een verkrachting betekent per definitie een ernstige, grove aantasting van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. In zijn algemeenheid is verkrachting een schokkende, ingrijpende en beangstigde gebeurtenis die vaak langdurig fysieke, psychische en/of emotionele gevolgen heeft voor het slachtoffer. De advocaat van het slachtoffer heeft ter zitting treffend verwoord welke gevolgen de verkrachting en vrijheidsberoving voor [slachtoffer ] heeft gehad en nog steeds heeft. Letsel dat zich aanvankelijk uitte in blauwe plekken en wonden, heeft inmiddels plaatsgemaakt voor angst, terughoudendheid en wantrouwen. Uit haar verzoek om schadevergoeding volgt dat bij [slachtoffer ] sprake is van een posttraumatische stress-stoornis en arbeidsongeschiktheid. Hiervoor ontvangt zij nog altijd psychologische begeleiding. De inschatting van de rechtbank is dat ook indien [slachtoffer ] met deskundige hulp herstelt van het psychische leed dat bij haar is veroorzaakt, zij hetgeen haar op 18 maart 2018 door verdachten is aangedaan, waarschijnlijk altijd met zich meedragen.
Bij de straftoemeting neemt de rechtbank in aanmerking een uittreksel van het strafblad van verdachte van 18 juni 2019. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder voor zedendelicten is veroordeeld, maar wel voor delicten met een gewelddadige component. Verdachte liep voor zo’n geweldsfeit in een proeftijd.
Verder wordt in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die onder andere blijken uit een reclasseringsadvies van 12 juni 2018. Hieruit volgt dat bij verdachte sprake is van problematisch alcoholgebruik, een negatief sociaal netwerk en beperkt probleembesef. Verdachte heeft zijn medewerking aan een psychologisch onderzoek geweigerd en heeft aangegeven niet nogmaals aan bijzondere voorwaarden te zullen meewerken. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke straf op te leggen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden moet worden opgelegd.

9.Beslag

Volgens de beslaglijst zijn onder verdachte de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. Zaktelefoon, merk Sony Ericsson (beslagnummer: 5546660);
2. Computer, merk Compact (beslagnummer: 5546668);
3. Fototoestel, merk Panasonic (beslagnummer: 5546984);
4. Zaktelefoon, merk Alcatel (beslagnummer: 5546657).
De zaktelefoons en de computer behoren aan verdachte toe. Nu er geen verband tussen deze voorwerpen en de bewezen geachte feiten is vastgesteld, zullen deze aan verdachte worden teruggegeven. Het fototoestel behoort aan medeverdachte [medeverdachte] toe en staat eveneens op zijn beslaglijst. De rechtbank zal daarom in dit vonnis geen beslissing nemen ten aanzien van dit goed.

10.Vordering benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

10.1.
[slachtoffer ]
De benadeelde partij [slachtoffer ] vordert € 866,72 aan materiële schadevergoeding, bestaande uit reiskosten en de eigen bijdrage voor de zorgverzekering. Verder vordert zij € 36.500,- aan immateriële schadevergoeding. De benadeelde partij vordert dat de bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 en 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank waardeert deze schade op € 640,97 en de vordering zal in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De schade bestaat uit het eigen risico van de zorgverzekering (€ 366,72) en de kosten voor het reizen naar het ziekenhuis (€ 68,85) en de psycholoog (€ 205,40). De gevorderde overige reiskosten zijn onvoldoende onderbouwd en worden daarom niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft verder voldoende onderbouwd dat zij als gevolg van het bewezen verklaarde immateriële schade heeft geleden als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank stelt voorop dat het in zaken als de onderhavige niet eenvoudig is om een bedrag te koppelen aan het leed dat een slachtoffer is aangedaan. Bij de vaststelling van de hoogte van het bedrag heeft de rechtbank acht geslagen op de ernst van de bewezen geachte feiten, het letsel dat dit ten gevolg heeft gehad (zowel fysiek als psychisch) en de hoogte van de immateriële schadevergoeding die in min of meer vergelijkbare zaken is toegekend. De immateriële schade van de benadeelde partij wordt derhalve begroot op € 15.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan (18 maart 2018).
De benadeelde partij zal voor het overige gedeelte niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan dit gedeelte van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer ] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 en 2 bewezen geachte feiten is toegebracht. De rechtbank waardeert deze schade in totaal op een bedrag van € 15.640,97 (zegge: vijftienduizend zeshonderdveertig euro en zevenennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, te weten 18 maart 2018.
De rechtbank wijst het toegewezen bedrag hoofdelijk toe. Dat betekent dat in geval een ander of anderen worden veroordeeld om dezelfde schade aan [slachtoffer ] te vergoeden, verdachte alleen het bedrag hoeft te betalen dat nog niet door die ander(en) is betaald.
10.2.
Hechtenis bij uitblijven van betaling.
De rechtbank ziet reden om de hechtenis die zal volgen als verdachte deze schadevergoeding niet betaald, te matigen naar een duur van in totaal 55 dagen. De rechtbank doet dit omdat is gebleken dat verdachte schulden heeft. Om te voorkomen dat hij ook in geval van betalingsonmacht langdurig in hechtenis wordt genomen omdat betaling uitblijft, wordt het aantal dagen vervangende hechtenis gematigd tot 55 dagen.

11.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 26 maart 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/741191-16, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 23 juni 2017 van de meervoudige strafkamer te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 2 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden. Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijk strafdeel te gelasten.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 47, 57, 63, 242 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

13.Beslissing

Verklaart het onder 3 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde
medeplegen van verkrachting;
ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde
medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1. Zaktelefoon, merk Sony Ericsson (beslagnummer: 5546660);
2. Computer, merk Compact (beslagnummer: 5546668);
4. Zaktelefoon, merk Alcatel (beslagnummer: 5546657).
Wijst de vordering van [slachtoffer ] , wonende te [woonplaats] , toe tot € 15.640,97 (zegge: vijftienduizend zeshonderdveertig euro en zevenennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, te weten 18 maart 2018, bestaande uit € 640,97 materiële schade en € 15.000,- immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer ] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer ] , € 15.640,97 (zegge: vijftienduizend zeshonderdveertig euro en zevenennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, te weten 18 maart 2018, aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 55 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 23 juni 2017, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A.J. Hübel, voorzitter,
mrs. J.M. Jongkind en H.E. Hoogendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Groot, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juli 2019.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.