Op 25 juli 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond op 17 en 18 maart 2018, waarbij de verdachte en een medeverdachte een vrouw in hun woning hebben verkracht en haar van haar vrijheid hebben beroofd. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks dat de verdachte en zijn medeverdachte ontkenden dat de seksuele handelingen tegen de wil van het slachtoffer waren. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het medeplegen van de verkrachting en de vrijheidsberoving, maar sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van diefstal of verduistering van een bankpas en geld van het slachtoffer, omdat er onvoldoende bewijs was dat deze goederen door de verdachte of zijn medeverdachte waren weggenomen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer, die psychologische schade had opgelopen als gevolg van de gebeurtenissen. Daarnaast werd een schadevergoeding aan het slachtoffer toegewezen van in totaal € 15.640,97, bestaande uit materiële en immateriële schade.