7.3.Oordeel van de rechtbank
Verdachte is niet strafbaar. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Eerdere rapportages, 2017
De rechtbank heeft kennis genomen van een eerder opgemaakte pro Justitia dubbelrapportage van 30 juli 2017, van psychiater O.J.N. Bloemen en psycholoog J. Yntema. Daarin werd kort gezegd geconcludeerd dat verdachte op dat moment voldeed aan de criteria van een ‘ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis.’ De psychiater oordeelde toen dat verdachte psychotische episoden in het kader van schizofrenie had en een matige stoornis in cannabisgebruik. Het werd zeer waarschijnlijk geacht dat verdachte in de periode van het ten laste gelegde psychotisch was.
Het gedrag van verdachte ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten uit februari 2017 (onder meer mishandeling van zijn toenmalige vriendin) werd volgens de deskundigen voornamelijk gestuurd door zijn paranoïde waanideeën en psychotische beleving en werd versterkt door de stoornis in cannabisgebruik. Een maatregel tot opname in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) werd overwogen.
Ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, 2019
De rechtbank heeft kennis genomen van de over verdachte opgemaakte Rapportages pro Justitia: opgemaakt op 12 juni 2019 door L.H.W.M. Kaiser, psychiater, en op 31 mei 2019 door W.J.P Gaertner, GZ-psycholoog.
Beide deskundigen concluderen dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens: er is sprake van schizofrenie, van (trekken van) een antisociale persoonlijkheidsstoornis en van een stoornis in het gebruik van cannabis. Verdachte is bekend met paranoïde psychoses vanaf 2015. De rapporteurs overwegen dat er bij verdachte sprake is van recidiverende psychoses met vooral paranoïde psychotische inhoud. Deze zijn van langere duur dan dat ze door het drugsgebruik verklaard kunnen worden.
Verdachte is meerdere malen opgenomen geweest. Als hij psychotisch is, doet hij tijdens die opnames verbaal agressieve uitspraken.
De psychiater komt tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van schizofrenie. Verdachte is in 2017 driemaal opgenomen geweest, een keer met een inbewaringstelling en twee keer op vrijwillige basis. In de jaren daarvoor is hij ook meerdere keren opgenomen, waarvan één keer voor de periode van drie maanden. Hij onttrok zich aan klinische behandeling of bleek ontwrichtend/agressief op de afdeling, waardoor opnames voortijdig werden beëindigd.
Invloed van de ziekelijke stoornis op de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde.
Voornoemde stoornissen waren volgens de rapporteurs ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig.
De psychiater beschrijft dat verdachte in een vicieuze cirkel is gekomen: door zijn psychose ontstaat angst, daardoor blijft hij binnen en gaat hij blowen, waardoor zijn drang tot drugsgebruik groter wordt terwijl de drugs zijn psychose versterken. Verdachte verkeerde voor het ten laste gelegde al enige tijd in een psychotische toestand. Hij kreeg een te lage dosering antipsychotica. Op het moment dat hij werd bezocht door de psychiater handelde verdachte vanuit psychotische gedachten. Op het moment dat de ambulante hulpverleners, die door zijn vriendin waren ingeschakeld, de woning binnen gingen, voelde verdachte zich bedreigd vanuit zijn al bestaande paranoïde psychotische angsten. Hij wilde de hulpverleners vervolgens, door te dreigen met messen, wegjagen. Vervolgens werd hij opgenomen in de politiecel en daar betrok hij de blik van de psychiater op zichzelf en verwerkte hij deze paranoïde, zodat hij ook tegen de psychiater vanuit zijn psychotische angst dreigend handelde. Verdachte dacht dat de psychiater hem wilde doden en opeten. Ook van de psychiatrisch hulpverleners en zijn vriendin dacht hij dat ze in een complot zaten om hem dood te maken en worst van hem te maken.
Verdachte pleegde het ten laste gelegde dus vanuit psychotische gedachten over de hulpverleners en de psychiater.
Ook de psycholoog stelt dat bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde sprake was van een psychotisch beeld. Hij was verward en had diverse bizarre wanen. Op het moment dat verdachte werd bezocht door een psychiater die hem zou beoordelen na het incident met de begeleiders was hij het contact met de realiteit in die mate verloren dat zijn functioneren grotendeels, zo niet volledig, bepaald werd vanuit de psychose. Concluderend is de psycholoog van mening dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde waarschijnlijk volledig ontoerekeningsvatbaar was.
Beide rapporteurs wijden passages aan de
culpa in causa. Dat verdachte nu weer in een psychose dreigend is geweest, is hem volgens de psychiater gedeeltelijk wel toe te rekenen: hij gebruikte in die tijd een lage dosering anti-psychotische medicatie die onvoldoende anti-psychotisch werkte, maar hij schakelde zelf geen hulpverlening in toen hij passiever werd en meer angsten kreeg. Hij wist dat cannabis de kans op een psychose verstrekte, maar desondanks bleef hij gebruiken, hetgeen hem gedeeltelijk toe te rekenen is. Hij zou op het moment van het ten laste gelegde voldoende inzicht hebben gehad in de wederrechtelijkheid van de begane feiten.
Volgens de psycholoog is verdachte al jarenlang op de hoogte van de problematiek en neemt hij daar geen verantwoordelijkheid voor. Hij schakelt geen hulp in wanneer het minder goed met hem gaat, maar gaat juist meer drugs gebruiken, wetende dat hij, door zijn cannabisgebruik en langer bestaande psychotische angsten, in een dergelijke toestand kan komen.
Al met al adviseren de onderzoekers om de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Overwegingen en conclusie rechtbank
De rechtbank neemt de conclusies uit voornoemde rapportages wat betreft de vaststelling van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens over en maakt deze tot de hare.
Wat betreft de toerekeningsvatbaarheid van verdachte, overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat de rapporteurs de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan onvoldoende hebben meegewogen in hun conclusies. Verdachte is op 21 en 22 februari 2019 door de politie niet gehoord, omdat dat niet mogelijk was door zijn psychische gesteldheid op dat moment. De psychiater die door verdachte is bedreigd is werkzaam bij de crisisdienst Amsterdam en bezocht verdachte de dag na diens aanhouding om hem in dat kader te beoordelen.
Uit het procesdossier en de verklaring van verdachte ter zitting volgt dat verdachte al een aantal dagen vóór de bewezenverklaarde feiten in de war was en niet meer kon slapen. Hij had drie maanden in een kliniek gezeten voor zijn psychoses en is daar vervolgens op 17 december 2018 ontslagen, naar eigen zeggen nog steeds psychotisch en met achterdochtige ideeën. Zijn vriendin, bij wie hij vanaf 17 december 2018 verbleef, verklaarde dat hij vóór 21 februari 2019 al enkele dagen in de war was en rare dingen zei die haar bang maakten. Vanuit die angst schakelde zij de hulpverlening in. De vriendin verklaarde dat ze verdachte nog niet eerder zo agressief had gezien als op 21 februari 2019 en dat ze ook niet eerder had meegemaakt dat hij wapens pakte.
De hulpverleners die op 21 februari 2019 bij verdachte thuis kwamen en de volgende dag ook de psychiater, hebben allen een voor hen zeer beangstigende situatie ervaren. Bij hen bestond de vrees dat verdachte hen daadwerkelijk iets zou aandoen.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat het best had gekund dat hij de hulpverleners die hem thuis kwamen opzoeken iets aan had kunnen doen als zij niet zouden zijn weggelopen, omdat hij er op dat moment van overtuigd was dat zij het slechtste met hem voor hadden en hij daardoor ook zeer angstig was.
Achteraf, nadat verdachte een aantal weken in detentie en op een psychiatrische afdeling met goede medicatie had verbleven en vervolgens tot rust was gekomen, zag hij in dat hij dom was geweest en herkende hij zijn toenmalige gedachtes als psychotisch.
De rechtbank dient bij de bepaling van de mate van (on)toerekeningsvatbaarheid van verdachte uit te gaan van de situatie zoals die was
op het moment dat de feiten zijn begaan. De omstandigheden die door de onderzoekers worden genoemd, zoals dat hij niet tijdig om hulp vroeg toen hij merkte dat hij angstiger werd, een te lage dosering medicatie kreeg en tegen beter weten in cannabis gebruikte, kunnen hem naar het oordeel van de rechtbank niet via een
culpa in causaredenering (alsnog) worden toegerekend.
Verdachte lijdt aan een ernstige psychische ziekte, schizofrenie, en heeft een stoornis in het gebruik van cannabis. Eerdere hulpverlening heeft niet tot het beoogde resultaat geleid. Ondanks een omschreven vicieuze cirkel leggen de deskundigen uiteindelijk eigen verantwoordelijkheid neer bij verdachte, terugkijkend naar het moment dat hij ondanks zijn gevoeligheid voor psychoses tóch is gaan blowen.
Deze redenering en conclusie acht de rechtbank niet congruent. Bij verdachte, die al tien jaar bekend is in de zorg, was al een langere periode sprake van de psychotische problematiek. Diverse malen is door gedragsdeskundigen en reclassering benoemd dat er bij verdachte sprake is van matig ziekte-inzicht en risico op zich onttrekken aan een behandeling. Schijnbaar kreeg hij tijdens en na zijn laatste opname bovendien een zodanige lage dosis medicatie, dat hij nog achterdochtig en psychotisch was toen hij in december 2018 uit de kliniek werd ontslagen en hij bij zijn vriendin ging wonen. Hij gebruikte in toenemende mate cannabis. Ook de psychiater Kaiser schrijft dat verdachte vanuit zijn psychotische angsten niet naar buiten durfde en toen is gaan blowen. Uit openbare bronnen is bekend dat schizofrene patiënten vaak blowen uit zelfmedicatie om hun angsten te dempen. Naar het oordeel van de rechtbank kan verdachte onder deze omstandigheden niet worden toegerekend dat hij cannabis gebruikte, naar eigen zeggen om zijn angsten en psychose te kunnen hanteren.
Gelet op het psychiatrisch ziektebeeld van verdachte in combinatie met de zojuist opgesomde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte op 21 en 22 februari 2019 moet worden gezien als volledig ingegeven door psychotische waanbeelden ten gevolge van zijn ziektebeeld.
De rechtbank is, op grond van het vorenstaande, van oordeel dat verdachte ten tijde van het plegen van beide tenlastegelegde feiten als volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet strafbaar is voor datgene wat hem is ten laste gelegd. Verdachte zal dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.