ECLI:NL:RBAMS:2019:5364

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
23 juli 2019
Zaaknummer
19/3205
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • R.W.J. Kerckhoffs
  • J.R.J. Gijsen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen beslissing rechter-commissaris inzake getuigenverzoek in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in een beschikking op het bezwaarschrift van twee bezwaarden tegen een beslissing van de rechter-commissaris. Het bezwaarschrift, ingediend op 29 mei 2019, richtte zich tegen de weigering van de rechter-commissaris om bepaalde getuigen te horen. De rechter-commissaris had op 16 mei 2019 geoordeeld dat er een evident verdedigingsbelang was om de heer [getuige 1] te horen, maar had de overige getuigenverzoeken afgewezen. De rechtbank moest beoordelen of het bezwaarschrift ontvankelijk was, gezien de eerdere beslissing van de rechter-commissaris.

De raadsvrouw van de bezwaarden betoogde dat het bezwaarschrift ontvankelijk was, omdat de rechter-commissaris inhoudelijk had beslist op het getuigenverzoek. De rechtbank oordeelde echter dat de bezwaarden niet gehoord waren en dat er geen vervolgingshandelingen hadden plaatsgevonden. De rechtbank concludeerde dat het bezwaarschrift niet-ontvankelijk was, omdat niet voldaan was aan de voorwaarden van artikel 182 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank bevestigde de beslissing van de rechter-commissaris dat er geen mogelijkheid tot bezwaar bestond, omdat het verzoek te vroeg was gedaan.

De rechtbank kwam tot de conclusie dat de bezwaarden niet-ontvankelijk zijn in hun bezwaar en dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen in het strafrecht en de voorwaarden waaronder getuigenverzoeken kunnen worden ingediend.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/845155-17
RK: 19/3205
Beschikking op het bezwaarschrift ex artikel 182, zesde lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[bezwaarde 1] ,

Gevestigd te [adres 1] ;
alsmede

[bezwaarde 2]

woonplaats kiezend op het kantooradres van de raadslieden, mr. R.W.J. Kerckhoffs en
mr. J.R.J. Gijsen, Raadhuisstraat 15, 1016 DB te Amsterdam,
bezwaarden.

Procesgang

Het bezwaarschrift is op 29 mei 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 16 juli 2019 de (gemachtigde) raadsvrouw van bezwaarden en de officier van justitie in besloten raadkamer gehoord.

De inhoud van het bezwaarschrift

Namens bezwaarden heeft de raadsvrouw op 22 november 2018 de rechter-commissaris verzocht een onderzoekshandeling te verrichten, te weten het horen als getuige van de heer [getuige 1] , de heer [getuige 2] en de heer [getuige 3] en de Amerikaanse officier van justitie P.M. Monteleoni.
Het bezwaarschrift richt zich tegen de beslissing van de rechter-commissaris van
16 mei 2019, inhoudende de weigering de door bezwaarden gewenste onderzoekshandeling te verrichten.

De beschikking van de rechter-commissaris

Bij beschikking van 16 mei 2019 heeft de rechter-commissaris geoordeeld dat de heer [getuige 1] zal worden gehoord om de betrouwbaarheid van de aangifte te toetsen, er is namelijk sprake van een evident verdedigingsbelang. Hierbij is opgemerkt dat met het organiseren van dit verhoor wordt gewacht totdat er meer zicht is op (de contouren van) een einddossier. Dit vanwege het belang van een efficiënte rechtsgang.
De overige getuigenverzoeken zijn afgewezen.
De rechter-commissaris heeft in de beschikking opgenomen dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat. Reden daarvan is dat de verzoeken vroeg zijn gedaan en het onderzoek zich nog niet in het stadium van artikel 182 Sv bevindt. Desgewenst kan in een later stadium een afgewezen getuigenverzoek bij de rechter-commissaris worden herhaald.

Ontvankelijkheid van het bezwaarschrift

Gezien bovenstaande opmerking van de rechter-commissaris ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of het bezwaarschrift al dan niet ontvankelijk is.
Het standpunt van bezwaarden
In raadkamer heeft de raadsvrouw betoogd dat het bezwaarschrift ontvankelijk is. Redengevend is dat de rechter-commissaris inhoudelijk heeft beslist op het getuigenverzoek. Daarmee is (impliciet) geoordeeld dat het onderzoek zich in het stadium van 182 Sv bevindt.
Volgens de wet kan een persoon die als verdachte van een strafbaar feit is gehoord verzoeken doen op grond van artikel 182 Sv. Bezwaarde [bezwaarde 2] is weliswaar niet gehoord, maar hij is daartoe wel uitgenodigd door de FIOD. Bij brief van 22 november 2018 is op dit verzoek gereageerd en aangegeven dat [bezwaarde 2] voornemens is zich op zijn zwijgrecht te beroepen. Er is geen verhoor georganiseerd. Daarbij is er op 2 april 2019 een memo verstrekt aan de rechter-commissaris en het Openbaar Ministerie om de witwasverdenking te ontkrachten. Dit memo is gebaseerd op verklaringen die zijn afgelegd in de Amerikaanse procedure. De huidige situatie zou gelijk moeten worden gesteld met die van een verdachte die wel is gehoord.
Tot slot is er sprake van vervolging in de zin van artikel 18 Sv. Het begin van de
criminal chargeheeft namelijk te gelden als het beginpunt van vervolging. De raadsvrouw heeft betoogd dat er sprake is van een
criminal charge. Bij brief van 23 november 2017 is namelijk aan verzoeker meegedeeld dat er op grond van artikel 94 Sv beslag is gelegd op een vordering van [bezwaarde 1] . Dat beslag doorstaat de toets aan de door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde Engel-criteria en daarmee is er sprake van een
criminal chargeen dus van vervolging.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De bezwaarden zijn niet gehoord en er zijn geen vervolgingsmiddelen ingezet. Er is enkel een brief gestuurd aan [bezwaarde 1] waarin een redelijk vermoeden van witwassen is verwoord. In die brief zijn een aantal vragen gesteld om [bezwaarde 1] in de gelegenheid te stellen het vermoeden te weerleggen. Die brief is niet gelijk te stellen aan een verhoor of een daad van vervolging zoals genoemd in artikel 182, eerste lid Sv. Nu artikel 182 Sv niet van toepassing is, bestaat er geen recht getuigen te laten horen en is daarmee het gedane verzoek en ingediende bezwaarschrift niet-ontvankelijk.

De beoordeling

Met de beslissing van 16 mei 2019 heeft de rechter-commissaris inhoudelijk beslist op het verzoek van de bezwaarden een aantal getuigen te horen. In deze beslissing heeft de rechter-commissaris opgenomen dat er geen mogelijkheid tot bezwaar is, omdat het verzoek feitelijk te vroeg is gedaan.
Met bezwaarden is de rechtbank van oordeel dat de beslissing tot verwarring kan leiden. De rechtbank kan zich voorstellen dat de rechter-commissaris, hoewel zij ervan uitging dat een verzoek ex. artikel 182 Sv nog niet aan de orde kon zijn, uit praktisch oogpunt wel vast inzicht heeft willen geven in haar standpunt ten aanzien van de gevraagde getuigen. Anders dan bezwaarden is de rechtbank dan ook niet van oordeel dat enkel uit deze inhoudelijke beslissing blijkt dat het onderzoek zich bevindt in de fase van artikel 182 Sv en bezwaarden dan ook het recht toekomt getuigenverzoeken in te dienen.
Om te beoordelen of bezwaarden dat recht toekomt moet worden gekeken naar artikel 182, eerste lid Sv. Daaruit volgt dat een persoon die als verdachte van een strafbaar feit is verhoord, of die reeds terzake van een strafbaar feit wordt vervolgd de rechter-commissaris kan verzoeken dienaangaande onderzoekshandelingen te verrichten.
De rechtbank is van oordeel dat hier niet aan wordt voldaan. Bezwaarden zijn immers niet gehoord. Bezwaarden zijn per brief gevraagd vragen te beantwoorden. Blijkens het arrest van de Hoge Raad van 1 oktober 1980 (ECLI:NL:HR:1985:AB7743) is dit niet gelijk te stellen met een verhoor. Een verhoor is namelijk “
een ondervraging waarbij sprake is van een confrontatie van de ondervraagde met degene die hem ondervraagt, persoonlijk en — behoudens de eventuele bijstand door een of meer tolken — rechtstreeks contact tussen de ondervrager en de ondervraagde, waarbij laatstgenoemde beoogt tussen hem en de ondervraagde een communicatie tot stand te brengen tijdens welke van eerstgenoemde wordt verwacht dat hij aanstonds de hem gestelde vragen beantwoordt.”
Het aankondigen dat [bezwaarde 2] zich op zijn zwijgrecht zal beroepen en het indienen van een memo gebaseerd op Amerikaanse verhoren is gezien bovenstaande ook niet gelijk te stellen aan een daadwerkelijk verhoor in de zin van artikel 182 Sv. Ook meent de rechtbank dat er geen vervolgingshandelingen hebben plaatsgevonden. Er is weliswaar beslag gelegd, maar dat is gebeurd in het kader van een politieonderzoek. Er is (vooralsnog) geen sprake van conservatoir beslag dat is getoetst door de rechter-commissaris. De rechtbank is daarom van oordeel dat dit beslag geen
criminal chargevormt. Er is, anders dan de regiezitting bij de rechter-commissaris die op verzoek van bezwaarden is georganiseerd, ook niet op andere wijze een strafrechter betrokken in de zaak of vervolging ingezet.
Nu niet is voldaan aan artikel 182, eerste lid Sv bestaat er voor bezwaarden geen recht de rechter-commissaris te verzoeken om onderzoekshandelingen te verrichten. De beslissing van de rechter-commissaris dat er geen bezwaar ingediend kan worden tegen de genomen beslissing acht de rechtbank dan ook juist.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat bezwaarden niet-ontvankelijk zijn in hun bezwaar.

De beslissing

De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
Bezwaarden zijn niet-ontvankelijk in hun bezwaar.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.