ECLI:NL:RBAMS:2019:5354

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2019
Publicatiedatum
23 juli 2019
Zaaknummer
13/076598-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis na brandstichting tijdens psychose

Op 25 juli 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 34-jarige man, die op 1 april 2019 brandstichtte bij een supermarkt in Amsterdam-Oost. De man werd veroordeeld tot een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis, omdat hij tijdens de brandstichting waarschijnlijk leed aan een psychose. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk brand had gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een krant, wat leidde tot gemeen gevaar voor goederen. Tijdens de zitting op 11 juli 2019 werd duidelijk dat de verdachte een geschiedenis van psychische problemen had, waaronder schizofrenie. De officier van justitie had TBS met dwangverpleging geëist, maar de rechtbank oordeelde dat plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voldoende was om de samenleving te beschermen. De rechtbank achtte de verdachte niet strafbaar vanwege zijn ziekelijke stoornis en ontsloeg hem van alle rechtsvervolging. De beslissing om de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen af te wijzen, werd ook genomen in het licht van de behandelnoodzaak van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/076598-19
Datum uitspraak: 25 juli 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in het [naam] [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Refos, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M. Renes, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 1 april 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland opzettelijk brand heeft gesticht bij een filiaal van supermarkt de Vomar (perceel [perceel] ) door open vuur in aanraking te brengen met een krant, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan de pui van de schuifdeuren van voornoemde supermarkt geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de voorzijde van de supermarkt en/of bijbehorende inboedel, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was.

3.Waardering van het bewijs

Op 1 april 2019 omstreeks 00.25 uur krijgt verbalisant [naam verbalisant] de melding te gaan naar supermarkt Vomar aan de [perceel] te Amsterdam. Ter plaatse wordt hij aangesproken door een taxichauffeur, die verklaart dat hij zijn taxi tegenover de supermarkt had geparkeerd en zag dat een man een brandende krant stopte tussen het beveiligingshek en de toegangsdeur van de winkel. Nadat de taxichauffeur een paar keer had getoeterd, doofde de man het vuur en liep hij richting Park Frankendael.
De verbalisant ruikt bij de supermarkt een sterke brandlucht en maakt foto’s van de schade. Op 1 april 2019 omstreeks 00.35 uur houden verbalisanten [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] in Park Frankendael een man aan die voldoet aan het signalement dat de taxichauffeur had gegeven. Dit blijkt verdachte te zijn.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 11 juli 2019 verklaard dat er een kar met karton bij de supermarkt stond, dat hij dacht dat dit een val was en dat hij een folder in brand heeft gestoken, zodat de kar met karton niet in brand zou vliegen.
De rechtbank acht op basis van de foto’s van de schade en de verklaring van de taxichauffeur bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan, kort gezegd, brandstichting. Door brand te stichten heeft verdachte niet alleen materiële schade en verder brandgevaar veroorzaakt met betrekking tot de pui van de supermarkt, maar is naar het oordeel van de rechtbank ook gemeen gevaar voor andere goederen te duchten geweest. Uit verdachte’s voornoemde verklaring volgt immers dat een kar met karton naast de supermarkt stond - welke verklaring wordt bevestigd door de foto op pagina 8 van het dossier.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 1 april 2019 te Amsterdam opzettelijk brand heeft gesticht bij een filiaal van supermarkt Vomar (perceel [perceel] ) door open vuur in aanraking te brengen met een krant, ten gevolge waarvan de pui van de schuifdeuren van voornoemde supermarkt gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte en plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorgesteld verdachte - gelet op de over verdachte opgemaakte rapportages door psychiaters en psychologen - als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen ten aanzien van het ten laste gelegde feit. Plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van artikel 37 Wetboek van Strafrecht is om die reden niet aan de orde, aldus de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging (hierna: TBS) voor de duur van twee jaren op te leggen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat beveiliging van de maatschappij eist dat verdachte gedurende langere tijd gedwongen wordt behandeld, ter bescherming van de maatschappij tegen het hoge risico op herhaling van strafbaar gedrag door verdachte. Eerdere - minder vergaande - interventies hebben niet tot het gewenste resultaat geleid.
7.2.
Standpunt van de raadsman
Volgens de raadsman is TBS voor dit feit, gelet op de omstandigheden waaronder het is gepleegd, een buitenproportioneel zware maatregel. Verdachte is geen agressief persoon en levert geen gevaar voor de samenleving op, hooguit overlast.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet strafbaar is en overweegt daartoe het volgende.
Uit de rapportage ‘Consult rechtspleging’ van 4 juli 2019, opgesteld door psycholoog M.F. Raven, die verdachte op die datum heeft bezocht, blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende:
‘Betrokkene heeft geen coherent verhaal over de toedracht van het tenlastegelegde. Hij spreekt over het aansteken en afbranden van ‘toevallig 1 folder’ die hij aantrof en hij zou dit hebben gedaan met de bedoeling iemand ‘voor een val’ te behoeden. Dit kan hij niet nader toelichten.
Betrokkene doet paranoïde uitspraken. Hij zegt dat hij in zijn slaap aan zijn nieren geopereerd is en toont ter illustratie zijn blote buik. Betrokkene geeft blijk van waanachtig paranoïde denken en doet onsamenhangende uitspraken. Het affect is opvallend vlak en betrokkene oogt bleek en vermoeid. Dit zijn aanwijzingen voor inhoudelijk gestoord denken en passend bij een psychotische stoornis. Betrokkene maakt een kwetsbare indruk. Ziektebesef en ziekteinzicht lijken grotendeels afwezig.’
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de over verdachte opgemaakte rapportage Pro Justitia van 9 juni 2019 door psycholoog A.M.T. Spies.
Aan deze rapportage wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Pro Justitia rapportage psychologisch, d.d. 20 december 2008, belangrijke aspecten: Gezondheidszorg psycholoog R. de Vries schrijft in zijn rapportage dat er eerder Pro Justitia rapporten over onderzochte zijn geschreven, te weten: 16-10-2001 psychologische rapportage door pedagoog H.B. Jonkman; 13-07-2004 psychologische rapportage door R.A. Sterk; 08-06-2006 psychiatrische rapportage door I. Matthaei; en 20-6-2006 psychologische rapportage door B. van Giessen. Uit genoemde rapportages komt onder meer naar voren dat het pre-morbide niveau van het verstandelijk vermogen wordt geschat op bovengemiddeld.
Noch uit de stukken, noch uit het contact met onderzochte, noch uit de bevindingen van het testpsychologisch onderzoek komt enige aanwijzing voor hersenorganisch bepaald disfunctioneren (anders dan schizofrenie). Aangezien psychoses zich bij onderzochte vanaf tenminste 2004 voortdurend hebben voorgedaan en deze ook optreden bij afwezigheid (naar valt aan te nemen) van cannabisgebruik tijdens detentie, op strikte afdelingen FOBA en
IBA moet aangenomen worden dat er sprake is van een procespsychose. Retrospectief lijkt de schizofrenie zich te hebben ontwikkeld vanaf 2003; wellicht nog eerder. (…)
(…)
Pro Justitia rapportage psychiatrisch, d.d. 18 december 2008, belangrijke aspecten:
Psychiater mevrouw S.N.J. Logtenberg schrijft in haar rapportage de diagnostische overwegingen en de resultaten van eerdere onderzoeken en bevindingen.
(…) Geconcludeerd moet worden dat onderzochte lijdt aan schizofrenie van het ongedifferentieerde type (met zowel paranoïde als gedesorganiseerde kenmerken). Daarnaast is er sprake van cannabisafhankelijkheid en alcoholmisbruik in vroege remissie (tijdens detentie). Op basis van de op dit moment gestelde diagnose schizofrenie is het waarschijnlijk dat de psychoses in 2004 en 2006 ook in het kader van (een zich ontwikkelende) schizofrenie hebben bestaan. Het langdurige cannabisgebruik van betrokkene kan de schizofrenie hebben geluxeerd en/of verergerd. Bekend is dat cannabisgebruik het risico verhoogt op schizofrenie.
In de Pro Justitia rapportage van 14 juni 2019, opgemaakt door psychiater T.W.D.P. van Os, staat onder meer het volgende.
Psychiatrisch onderzoek PJ, d.d. 18-12-2008 (S.N.J. Logtenberg)
(…) Er was sprake van schizofrenie van het ongedifferentieerde type, waarbij zowel paranoïde als gedesorganiseerde kenmerken aanwezig waren. Daarnaast was er sprake van cannabisafhankelijkheid en alcoholmisbruik in vroege remissie. (…) Geadviseerd werd om hem als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen. Aangezien de psychose tot dusver niet behandeld was, hij geen ziektebesef of -inzicht had, hij geen behandeling wilde en hij de afgelopen jaren onder invloed van drugs en alcohol had geleefd was de kans op het voorbestaan van de schizofrene stoornis zeer groot. (…) Geadviseerd werd een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis te realiseren door middel van het opleggen van een maatregel ex artikel 37.
Psychologisch onderzoek PJ, d.d. 20-12-2008 (R. de Vries)
Rapporteur stelde thans schizofrenie vast. (…)
DSM-IV:
As I: Schizofrenie, paranoïde- of gedesorganiseerde type
Cannabisafhankelijkheid, in korte volledige remissie, onder toezicht staand
Alcoholmisbruik, idem
As II: Uitgesteld; premorbide antisociale trekken
As III: Geen
As IV: veelvuldige justitiecontacten, problemen met ouders, geen relatie
As V: GAF=40. (…)
(…) Het rapport werd op 13 juni 2019 met onderzochte besproken in (…) de [naam] alwaar onderzochte geplaatst was. (…) Hij vertelde nog in Vught ’s nachts geopereerd te zijn en dat er ineens een nier miste. (Hij liet daarbij een oud litteken op zijn buik zien.) (…)
Uit het Pro Justitia rapport van 9 en 14 juni 2019 blijkt dat verdachte reeds in 2008 is gediagnosticeerd met schizofrenie. Het is de rechtbank bekend dat dit een chronische psychiatrische ziekte is, die zonder adequate behandeling en/of medicatie langdurig blijft bestaan en niet tot psychische stabiliteit leidt. Uit het reclasseringsadvies van 3 juli 2019 blijkt dat verdachte niet meewerkt aan opgestarte interventies om zijn gedrag te veranderen binnen een toezichtkader alsook dat meerdere klinische trajecten in het kader van een Rechterlijke Machtiging weinig meerwaarde lijken te hebben gehad, zodat zij ervan uitgaat dat verdachte ook nu nog aan deze ziekte lijdt. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat uit het rapport ‘Consult rechtspleging’ van 4 juli 2019 van psycholoog M.F. Raven blijkt dat verdachte tijdens dit (zeer recente) consult paranoïde en onsamenhangende uitspraken deed en onder meer vertelde dat hij in zijn slaap geopereerd is. Volgens de psycholoog gaf verdachte op 4 juli 2019 blijk van waanachtig paranoïde denken.
Bovenstaande bevindingen van de deskundigen vinden naar het oordeel van de rechtbank steun in de uitspraken die verdachte ter terechtzitting van 11 juli 2019 heeft gedaan en die op de rechtbank psychotisch gekleurd over komen. Zo heeft verdachte, gevraagd naar de reden van het in brand steken van het foldertje, onder meer verklaard:
‘Als ik langs een rattenval loop, weet ik dat de knip gaat vallen als ik aan het aas zit’en ook: ‘
Het is net zoals wanneer je met een USB langs een computer loopt’. ‘
Soms raken mijn hersenen oververhit, waardoor ik niet meer goed kan denken’, aldus verdachte. Ook heeft verdachte verklaard dat hij tijdens zijn verblijf op de [naam] besmet is geraakt doordat iemand uit zijn glas dronk en de vloeistof weer terug in het glas liet lopen. Sindsdien heeft hij pijn aan zijn rug. Volgens verdachte heeft hij die persoon
‘op heterdaad betrapt’.Verder heeft verdachte verklaard dat hij in de [naam] te weinig te eten kreeg en dat hij door de
‘global warming en de oogsten die daardoor kunnen falen straks misschien nog maar eens in de drie dagen te eten krijgt.’
Over het ten laste gelegde heeft verdachte ter terechtzitting verder verklaard dat hij dacht dat iemand de kar met karton expres bij de supermarkt had neergezet en dat deze bedoeld was als een val. Verdachte heeft de folder in brand gestoken, zodat de kar niet in brand zou vliegen -
‘voor wie de val ook was neergezet’.
Dit alles betekent naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte ook ten tijde van het ten laste gelegde leed aan een psychische stoornis, namelijk schizofrenie, en zeer waarschijnlijk een psychose.
De rechtbank is verder van oordeel dat het bewezen verklaarde verdachte wegens de ziekelijke stoornis niet kan worden toegerekend. Verdachte dient daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De vervolgvraag is welke maatregel in dit geval passend is.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 juni 2019 betreffende verdachte blijkt dat hij sinds 2000 veelvuldig met politie en justitie in aanraking komt. Er is sprake van problematisch alcohol- en cannabisgebruik.
In een reclasseringsrapport van 11 april 2019 staat dat verdachte tot aan zijn aanhouding onder behandeling was bij het ACT-team van Mentrum en woonde binnen een Begeleid Wonen-instelling van HVO-Querido. Volgens de reclassering zijn er al langere tijd problemen als het gaat om het functioneren van verdachte en lijkt hij niet goed in staat om zich staande te houden binnen de maatschappij. Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als hoog.
Een reclasseringsrapport van 2 april 2019 maakt melding van referenteninformatie van mevrouw C.L. Boltjes, die door de rechtbank ter terechtzitting van 11 juli 2019 als deskundige is gehoord. Mevrouw Boltjes is werkzaam als persoonlijk begeleider bij HvO-Querido. Volgens deze deskundige is het moeilijk om grip te krijgen op verdachte, mede vanwege zijn problematische middelengebruik. Dit middelengebruik zorgt voor een toename van problemen. Verdachte zorgt vaak voor overlast, komt afspraken met instanties niet na en neemt zijn medicatie niet consequent in. Eerder was hij voor een periode van drie maanden middels een Rechterlijke Machtiging opgenomen in een kliniek. Toen hij uit die kliniek werd ontslagen, begon hij echter op de dag van zijn ontslag alweer met het drinken van alcohol.
De rechtbank deelt de zorgen van de deskundigen. De door de officier van justitie gevorderde maatregel van TBS met dwangverpleging is echter, mede in aanmerking genomen de ernst van het feit, thans niet aangewezen. Deze maatregel geldt als een uiterst middel, dat niet lichtvaardig ingezet moet worden. De rechtbank acht beveiliging van de samenleving tegen eventuele recidive door verdachte in dit geval voldoende gewaarborgd door plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis.
Verdachte zal op grond van het voorgaande voor een termijn van één jaar worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis.

8.Vorderingen tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 11 juli 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/148934-18, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 15 augustus 2018 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ook bevindt zich bij de stukken de op 11 juli 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/654137-17, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 8 juni 2018 van de Meervoudige Strafkamer te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 93 dagen met aftrek van voorarrest, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 90 dagen, niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevinden zich bij de stukken geschriften waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijden aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gelet echter op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de behandelnoodzaak en de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis, is de rechtbank van oordeel dat de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straffen niet opportuun is. De rechtbank zal de vorderingen daarom afwijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezene niet strafbaar en
ontslaat hem van alle rechtsvervolgingter zake daarvan.
Gelast dat verdachte voor de termijn van
1 (één) jaarin een
psychiatrisch ziekenhuiszal worden geplaatst.
Wijst af de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de bij genoemde vonnissen van 8 juni 2018 en 15 augustus 2018 opgelegde voorwaardelijke straffen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G.C. Groenendaal, voorzitter,
mrs. C.P. Bleeker en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juli 2019.
De jongste rechter is buiten staat om
dit vonnis mede te ondertekenen.