ECLI:NL:RBAMS:2019:5329

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2019
Publicatiedatum
22 juli 2019
Zaaknummer
13/698139-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het medeplegen van twee pogingen tot oplichting

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van twee pogingen tot oplichting. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 3 februari 2018, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het samen met een ander plegen van oplichting door middel van een babbeltruc. De rechtbank heeft op 31 mei 2019 uitspraak gedaan na een zitting waarin de officier van justitie, mr. A.M. Lobregt, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. M. Schwab, hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte als medepleger aan te merken. De verklaringen van de slachtoffers, [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2], werden in overweging genomen, evenals de omstandigheden waaronder de verdachte werd aangetroffen. Ondanks dat de verdachte zich in de nabijheid van de woningen van de slachtoffers bevond en er historische gegevens waren die hem in verband brachten met de telefoontjes naar de slachtoffers, was dit niet voldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte, dat hij op de man had staan wachten en geen wetenschap had van diens handelen, niet kon worden uitgesloten. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Daarnaast werden enkele voorwerpen die in beslag waren genomen, verbeurd verklaard op basis van de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/698139-18
Datum uitspraak: 31 mei 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Onderzoek op de zitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 31 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. Lobregt, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Schwab, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1.
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 3 februari 2018 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. medeplegen van een poging tot oplichting van [naam slachtoffer 1] en
2. medeplegen van een poging tot oplichting van [naam slachtoffer 2] .
2.2.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Oordeel van de rechtbank

De rechtbank is het met de officier van justitie en de raadsvrouw eens en spreekt verdachte vrij van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
[naam slachtoffer 2] (hierna: [naam slachtoffer 2] ), wonende op het adres [adres 1] , doet aangifte van poging tot oplichting door middel van een babbeltruc. Hij verklaart dat zijn vrouw op 3 februari 2018 om 18:33 uur wordt gebeld op de vaste huistelefoon. Een man vertelt dat hij een pakketje voor hen heeft. Als het pakketje wordt bezorgd, moet er één euro gepind worden. De vrouw krijgt argwaan en zegt dat haar man het regelt als hij thuis is. Om 20:05 uur wordt er bij de woning aangebeld. [naam slachtoffer 2] , die inmiddels thuis is, opent de deur. Hij ziet een man staan die een PostNL jas draagt en een pakketje in zijn handen heeft. Als [naam slachtoffer 2] zegt dat hij niet akkoord gaat met het pinnen van één euro en enkel contant wil betalen, wordt de man agressief. Hierop loopt de man met het pakketje weg.
[naam slachtoffer 1] (hierna: [naam slachtoffer 1] ), wonende op het adres [adres 2] , doet eveneens aangifte van poging tot oplichting door middel van een babbeltruc op 3 februari 2018. Hij verklaart dat er tussen 18.00 uur en 19.00 uur die dag wordt gebeld op zijn vaste huistelefoon. Hij hoort de man zeggen dat er die avond een pakketje wordt bezorgd en dat [naam slachtoffer 1] één euro moet pinnen bij aflevering. [naam slachtoffer 1] is eerder met een babbeltruc opgelicht en omdat hij het niet vertrouwt, loopt hij na het telefoongesprek naar zijn buurvrouw. Ook belt [naam slachtoffer 1] de politie.
Als de ter plaatste gekomen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in gesprek zijn met [naam slachtoffer 1] wordt er om 20.15 uur aangebeld bij zijn woning. Via de intercom vertelt de persoon dat hij een pakketje komt bezorgen. [naam slachtoffer 1] zegt dat de man naar boven mag komen. Omdat [naam slachtoffer 1] nadat hij heeft opgehangen niet meer weet of hij de centrale toegangsdeur heeft geopend, loopt verbalisant [verbalisant 1] naar beneden. In de hal aangekomen verklaart getuige [getuige] dat zij zojuist twee jongens zag staan met een pakketje in hun handen en zij hoorde hen zeggen dat dit pakketje bestemd was voor meneer [naam slachtoffer 1] of [naam slachtoffer 1] . [verbalisant 1] ziet vervolgens twee jongens lopen in de Tretjakovlaan in de richting van de Oostoever. Als [verbalisant 1] de jongens aanspreekt rennen zij beiden weg. Na een achtervolging wordt één van de jongens, naar later blijkt verdachte, aangehouden. Bij verdachte wordt een mobiele telefoon aangetroffen en in beslag genomen.
Uit de historische gegevens van de inbeslaggenomen telefoon blijkt dat om 18:33 uur [naam slachtoffer 2] is gebeld en om 18:45 uur [naam slachtoffer 1] . In de bosschages in de omgeving van de woningen van aangevers worden een gele bigshopper en een PostNL jas aangetroffen. Op de inhoud van de gele bigshopper zit een vingerafdruk die matcht met die van ene [naam persoon] .
Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij op 3 februari 2018 op weg naar huis een bekende tegenkwam die aan hem vroeg of hij in de Tretjakovlaan op hem wilde wachten omdat hij een pakketje moest bezorgen. De man gaf verdachte een sigaret en zijn telefoon. Nadat de man terugkwam werden hij en verdachte door de politie aangesproken. Verdachte heeft verklaard dat hij uit paniek is weggerend omdat de andere man dit ook deed. Hij heeft niks met de pogingen tot oplichting te maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is er, ondanks de verdachte omstandigheden, in het dossier onvoldoende bewijs voorhanden om te concluderen dat verdachte als medepleger bij deze feiten betrokken is geweest. Verdachte bevond zich ten tijde van de strafbare feiten in de omgeving van de woningen van aangevers. Verder blijkt uit de historische gegevens dat de aangevers door de bij verdachte in beslaggenomen telefoon zijn gebeld. Dit zijn mogelijk aanwijzingen dat verdachte betrokken is geweest bij de pogingen tot oplichting van [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 1] , maar naar het oordeel van de rechtbank is het onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Er zijn geen vingerafdrukken van verdachte aangetroffen op de PostNL jas en de inhoud van het pakketje. Verder kan de verklaring van verdachte, dat hij op de man heeft staan wachten en geen wetenschap had van zijn handelen, gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, niet worden uitgesloten.
Gezien het voorgaande zal verdachte worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.

4.Beslag

Op naam van verdachte zijn een bigshopper, postpakket, plastic tas, jas en een shirt in beslag genomen vermeld onder de nummers 1 tot en met 5 op de beslaglijst.
De rechtbank zal de voorwerpen verbeurd verklaren omdat deze voorwerpen zijn gebruikt voor het plegen van het ten laste gelegde.

5.Toepasselijke wetsartikelen

De verbeurdverklaring is gegrond op de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht.

6.Vrijspraak

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart verbeurd de voorwerpen:
  • 1.00 STK Tas Jumbo bigshopper (nummer 5526032)
  • 1.00 STK Postpakket Primera (nummer 5526035)
  • 1.00 STK Tas Jumbo plastic (nummer 5526464)
  • 1.00 STK Jas (nummer 5526034)
  • 1.00 STK Shirt (nummer 5526036)
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Vogel, voorzitter,
mrs. N.J. Koene en Y. Moussaoui, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E.H. Eijkhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 31 mei 2019.
[...]