In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van twee pogingen tot oplichting. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 3 februari 2018, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het samen met een ander plegen van oplichting door middel van een babbeltruc. De rechtbank heeft op 31 mei 2019 uitspraak gedaan na een zitting waarin de officier van justitie, mr. A.M. Lobregt, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. M. Schwab, hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte als medepleger aan te merken. De verklaringen van de slachtoffers, [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2], werden in overweging genomen, evenals de omstandigheden waaronder de verdachte werd aangetroffen. Ondanks dat de verdachte zich in de nabijheid van de woningen van de slachtoffers bevond en er historische gegevens waren die hem in verband brachten met de telefoontjes naar de slachtoffers, was dit niet voldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte, dat hij op de man had staan wachten en geen wetenschap had van diens handelen, niet kon worden uitgesloten. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Daarnaast werden enkele voorwerpen die in beslag waren genomen, verbeurd verklaard op basis van de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht.