Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2019 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] (België), eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2019.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in België, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de verweerder, waarin werd meegedeeld dat hij vanaf 13 september 2013 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Dit besluit volgde op een medisch en arbeidskundig onderzoek, waaruit bleek dat de eiser voor 30,18% arbeidsongeschikt werd geacht. Na bezwaar werd dit percentage verhoogd naar 34,04%, maar het besluit om geen WIA-uitkering toe te kennen werd gehandhaafd.
Tijdens de zitting op 13 juni 2019 heeft de eiser aangevoerd dat hij nog steeds last heeft van chronische vermoeidheid en slechts 50% kan werken, terwijl de verweerder stelde dat hij 40 uur per week kon werken. De rechtbank heeft de medische en arbeidsdeskundige onderbouwing van het bestreden besluit beoordeeld en geconcludeerd dat de verzekeringsarts zorgvuldig heeft gehandeld. De rechtbank oordeelde dat de eiser op 13 september 2013 in staat was om 40 uur per week te werken, mits rekening werd gehouden met zijn fysieke beperkingen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de eiser geen gelijk kreeg en er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.