In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. F. Onrust, had een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van installaties en afvoerpijpen aan de achterzijde en op de daken van haar gebouwen. Het college had eerder een vergunning verleend, maar na bezwaar van omwonenden werd deze vergunning herroepen en geweigerd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelde dat het college terecht de omgevingsvergunning had geweigerd, omdat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan. De rechtbank stelde vast dat de installaties de toegestane bouwhoogte overschreden en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat van het beleid werd afgeweken. Eiseres had aangevoerd dat inpandige plaatsing van de installaties niet mogelijk was, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat het college conform zijn beleid had gehandeld en dat er geen gerechtvaardigd vertrouwen bestond dat de vergunning zou worden verleend.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.