3.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op basis van het dossier uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] hebben sinds november 2017 contact via WhatsApp, dat onder meer inhoudt:
- op 12 november 2017 vraagt [naam medeverdachte 1] aan [naam medeverdachte 2] of hij kan ‘meeten met die mocro? Hij heb speelgoed nodig’;
- op 9 december 2017 stuurt [naam medeverdachte 2] naar [naam medeverdachte 1] dat de ‘uzz’ naar ‘anti’ gaat.
- op 21 december 2017 stuurt [naam medeverdachte 1] aan [naam medeverdachte 2] ‘miss kan je die kleine r meenemen voor de zekerheid’. [naam medeverdachte 2] antwoordt ‘Jaman neem ik mee’. [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] spreken op 22 december 2017 om half 7 op [adres 1] . [naam medeverdachte 2] heeft om 19:00 uur met [naam verdachte] afgesproken bij ‘boere’.
Op 22 december om 18:57:35 uur komen [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] aan bij coffeeshop [naam coffeeshop] aan de [adres 2] . [naam medeverdachte 2] draagt op dat moment een rugzak. Om 19:12:04 uur arriveert [naam verdachte] bij coffeeshop [naam coffeeshop] aan de [adres 2] . Om 19:13:58 uur ontvangt [naam verdachte] een tekstbericht van [naam medeverdachte 2] met de tekst “Yo, ben r”. De drie personen ontmoeten elkaar en lopen met zijn drieën in de richting van het [adres 3] .
In het park wordt de rugtas geopend en het automatische vuurwapen uit de rugtas gehaald. Vervolgens loopt de situatie uit de hand en wordt er geschoten. De getuige [naam getuige] fietst op dat moment door het [adres 3] en is in de vuurlinie beland.
Rond 19:40 uur bevinden drie verbalisanten zich op de [adres 4] in Amsterdam wanneer zij, althans een van hen, vanuit de richting van het [adres 3] een harde knal horen. Ter plaatse zien zij drie mannen. Twee van de drie mannen worden staande gehouden. Zij blijken te zijn [naam medeverdachte 1] en [naam verdachte] . Op de plek waar de mannen zijn gezien, is een automatisch vuurwapen, te weten een Uzi en een paarskleurige rugtas aangetroffen. In deze rugtas blijkt een doosje munitie te zitten. Even verderop is een revolver en munitie aangetroffen. [naam medeverdachte 1] en [naam verdachte] worden aangehouden. Op de beelden van Coffeeshop [naam coffeeshop] is te zien dat [naam medeverdachte 2] om 20:05 uur naar zijn fiets loopt en wegfietst. Hij heeft dan geen rugtas meer op zijn rug.
Op de Uzi is DNA van [naam verdachte] aangetroffen. Op de paarse rugtas zijn DNA sporen van [naam medeverdachte 1] gevonden. In de revolver zijn 3 patronen en 5 afgeschoten hulzen aangetroffen.
[naam medeverdachte 2] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard: “Ik ben inderdaad met die tas met de uzi erin te zien op de beelden van coffeeshop [naam coffeeshop] . Ik zou die tas brengen naar de Antilliaan. De revolver kwam van dezelfde persoon als de Uzi. Ik heb de revolver vast gehad. De revolver was voor een andere persoon.”
Vrijspraak voorhanden hebben revolver
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte de aangetroffen revolver en de bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad. Verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Voorhanden hebben automatisch vuurwapen en munitie
Voor een veroordeling voor het voorhanden hebben van wapens en munitie is vereist dat sprake is geweest van een meerdere of mindere mate van bewustheid bij de verdachte omtrent de aanwezigheid daarvan.
Verdachte heeft WhatsApp contact gehad met [naam medeverdachte 2] waarbij zij op 22 december om 19:00 uur afspreken bij ‘Boere’, verdachte verschijnt op de afspraak, hij is aanwezig op de plek waar het automatische vuurwapen wordt aangetroffen en zijn DNA is aangetroffen op dat vuurwapen. [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] spreken op WhatsApp over ‘de uzi voor de anti. [naam medeverdachte 2] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij te zien is met een tas met de uzi erin en dat hij die tas zou brengen naar de Antilliaan. De rechtbank stelt vast dat [naam verdachte] van Antilliaanse afkomst is; hij is geboren op [geboorteplaats] . Gezien de context en bij gebrek aan een andere verklaring stelt de rechtbank vast dat [naam verdachte] degene is die bedoeld wordt door medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] als zij over ‘de Antilliaan’ spreken.
Gezien de context van de gesprekken, de ontmoeting van de drie verdachten, het schieten en het aantreffen van wapens en munitie stelt de rechtbank vast dat het hier om een wapendeal ging, waarbij de Uzi aan verdachte zou worden overgedragen, die kennelijk is misgegaan. In die omstandigheden wist verdachte van het wapen en had hij ook opzet op de overdracht en daarmee op het, samen met zijn medeverdachten, voorhanden hebben van de Uzi. Datzelfde geldt voor de munitie, omdat het een wapendeal betreft en een wapen doorgaans niet zonder met munitie wordt afgeleverd.
De rechtbank is van oordeel dat, ondanks dat het wapen zich (nog) niet onder verdachte zelf, maar bij een medeverdachte bevond, er wel sprake is van een zekere machtsuitoefening door verdachte. Hij was namelijk als koper betrokken bij de wapendeal en was als zodanig aanwezig was bij de overdracht. Over die overdracht, en daarmee over het wapen en de munitie, had hij dus feitelijk zeggenschap.
Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde