Op 12 juni 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van wapens en munitie. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 22 december 2017 in Amsterdam, waarbij de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij een wapendeal. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 29 mei 2019 heeft de officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, de vordering gedaan om de verdachte te veroordelen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. G.W. Mettendaf, heeft betoogd dat de verdachte niet op de hoogte was van de wapens en munitie die bij de medeverdachten aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten via WhatsApp contact hadden over wapens en dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van een pistool mitrailleur en een revolver. De rechtbank concludeert dat de verdachte, ondanks dat de wapens niet direct onder hem waren, wel degelijk betrokken was bij de wapendeal en daarmee een zekere machtsuitoefening had. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van het voorhanden hebben van wapens en munitie.
De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op 15 maanden gevangenisstraf, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de maatschappelijke impact van het ongecontroleerde bezit van vuurwapens. De rechtbank heeft daarbij de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS in acht genomen en geoordeeld dat de verdachte een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van anderen heeft gecreëerd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 12 juni 2019.