ECLI:NL:RBAMS:2019:5264

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juni 2019
Publicatiedatum
19 juli 2019
Zaaknummer
13/669130-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van handelen in strijd met de Wet wapens en munitie met betrekking tot vuurwapens en munitie

Op 12 juni 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van wapens en munitie. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 22 december 2017 in Amsterdam, waarbij de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij een wapendeal. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 29 mei 2019 heeft de officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, de vordering gedaan om de verdachte te veroordelen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. G.W. Mettendaf, heeft betoogd dat de verdachte niet op de hoogte was van de wapens en munitie die bij de medeverdachten aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten via WhatsApp contact hadden over wapens en dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van een pistool mitrailleur en een revolver. De rechtbank concludeert dat de verdachte, ondanks dat de wapens niet direct onder hem waren, wel degelijk betrokken was bij de wapendeal en daarmee een zekere machtsuitoefening had. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van het voorhanden hebben van wapens en munitie.

De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op 15 maanden gevangenisstraf, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de maatschappelijke impact van het ongecontroleerde bezit van vuurwapens. De rechtbank heeft daarbij de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS in acht genomen en geoordeeld dat de verdachte een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van anderen heeft gecreëerd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 12 juni 2019.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669130-17
Datum uitspraak: 12 juni 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. G.W. Mettendaf, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 22 december 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een wapen van categorie II, te weten:
- een pistool mitrailleur (merk: IMI (Israël), model: Micro Uzi, kaliber: 9mm x 19 (synoniem voor 9mm para)), en/of
een wapen van categorie III, te weten:
- een revolver (merk: BBM, model: Olympic 6, kaliber: 6mm Flober Platz (omgebouwd naar .22 Long Rifle)) en/of
munitie van categorie III, te weten:
- twaalf, althans een of meer patronen (kaliber: 9mm x19 (synoniem voor 9mm para), soort; rondneus) en/of
- drie, althans een of meer patronen (kaliber .22 Long Rifle, soort: lood) en/of
munitie van categorie II, te weten:
- 48, althans een of meer patronen (kaliber: .380 Auto (synoniem voor 9mm kort), soort Hollowpoint), voorhanden heeft gehad.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde kan worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het voorhanden hebben van de pistool mitrailleur gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het overige ten laste gelegde dient verdachte te worden vrijgesproken, omdat hij zich niet bewust was van de aanwezigheid van de revolver en de munitie en hij daarover geen zeggenschap heeft gehad.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsoverwegingen
De rechtbank gaat op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
[naam verdachte] en medeverdachte [naam medeverdachte] hebben sinds november 2017 contact via WhatsApp, dat onder meer inhoudt:
- op 12 november 2017 vraagt [naam verdachte] aan [naam medeverdachte] of hij kan ‘meeten met die mocro? Hij heb speelgoed nodig’;
- op 9 december 2017 stuurt [naam medeverdachte] naar [naam verdachte] dat de ‘uzz’ naar ‘anti’ gaat.
- op 21 december 2017 stuurt [naam verdachte] aan [naam medeverdachte] ‘miss kan je die kleine r meenemen voor de zekerheid’. [naam medeverdachte] antwoordt ‘Jaman neem ik mee’. [naam verdachte] en [naam medeverdachte] spreken op 22 december 2017 om half 7 op [adres] . [naam medeverdachte] heeft om 19:00 uur met medeverdachte [naam medeverdachte 2] afgesproken bij ‘boere’.
Op 22 december om 18:57:35 uur komen [naam verdachte] en [naam medeverdachte] aan bij coffeeshop [naam coffeeshop] aan [adres 2] . [naam medeverdachte] draagt op dat moment een rugzak. Om 19:12:04 uur arriveert [naam medeverdachte 2] bij coffeeshop [naam coffeeshop] aan [adres 2] . Om 19:13:58 uur ontvangt [naam medeverdachte 2] een tekstbericht van [naam medeverdachte] met de tekst “Yo, ben r”. De drie personen ontmoeten elkaar en lopen met zijn drieën in de richting van het [adres 3] .
In het park wordt de rugtas geopend en het automatische vuurwapen uit de rugtas gehaald. Vervolgens loopt de situatie uit de hand en wordt er geschoten. De getuige [naam getuige] fietst op dat moment door het [adres 3] en is in de vuurlinie beland.
Rond 19:40 uur bevinden drie verbalisanten zich op de Nachtwachtlaan in Amsterdam wanneer zij, althans een van hen, vanuit de richting van het [adres 3] een harde knal horen. Ter plaatse zien zij drie mannen. Twee van de drie mannen worden staande gehouden. Zij blijken te zijn [naam verdachte] en [naam medeverdachte 2] . Op de plek waar de mannen zijn gezien, is een automatisch vuurwapen, te weten een Uzi en een paarskleurige rugtas aangetroffen. In deze rugtas blijkt een doosje munitie te zitten. Even verderop is een revolver en munitie aangetroffen. [naam verdachte] en [naam medeverdachte 2] worden aangehouden. Op de beelden van Coffeeshop [naam coffeeshop] is te zien dat [naam medeverdachte] om 20:05 uur naar zijn fiets loopt en wegfietst. Hij heeft dan geen rugtas meer op zijn rug.
Op de Uzi is DNA van [naam medeverdachte 2] aangetroffen. Op de paarse rugtas zijn DNA sporen van [naam verdachte] gevonden. In de revolver zijn 3 patronen en 5 afgeschoten hulzen aangetroffen.
[naam medeverdachte] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard: “Ik ben inderdaad met die tas met de uzi erin te zien op de beelden van coffeeshop [naam coffeeshop] . Ik zou die tas brengen naar de Antilliaan. De revolver kwam van dezelfde persoon als de Uzi. Ik heb de revolver vast gehad. De revolver was voor een andere persoon.”
Voorhanden hebben wapens en munitie
Voor een veroordeling voor het voorhanden hebben van wapens en munitie is vereist dat sprake is geweest van een meerdere of mindere mate van bewustheid bij de verdachte omtrent de aanwezigheid daarvan.
Verdachte heeft verklaard dat hij een ‘middle man’ was en dat hij op zoek was naar klanten voor wapens. Hij is op 22 december 2017 meegegaan naar het park en heeft in het park de Uzi in de rugzak zien zitten. Uit de WhatsApp gesprekken blijkt dat verdachte met [naam medeverdachte] heeft gesproken over ‘speelgoed’, ‘een .62’, ‘een uzi voor de anti’ en ‘een kleine r’.
Gezien de context van de gesprekken, de ontmoeting van de drie verdachten, het schieten en het aantreffen van wapens en munitie stelt de rechtbank vast dat het hier om een wapendeal ging, waarbij de Uzi zou worden overgedragen, die kennelijk is misgegaan. De rechtbank legt de WhatsApp berichten over ‘een kleine r’ zo uit dat hiermee een revolver wordt bedoeld, die ook daadwerkelijk is aangetroffen en kennelijk op aangeven van [naam verdachte] door [naam medeverdachte] is meegenomen naar de afspraak. Een andere uitleg is door verdachte niet gegeven. De rechtbank is dan ook van oordeel, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte wist van de aanwezigheid van beide wapens. Datzelfde geldt voor de munitie omdat een wapen doorgaans met munitie wordt afgeleverd.
De rechtbank is van oordeel dat, ondanks dat de wapens zich niet onder verdachte zelf, maar bij een medeverdachte bevonden, er wel sprake is van een zekere machtsuitoefening door verdachte. Hij was namelijk als bemiddelende partij betrokken bij een wapendeal en was als zodanig aanwezig was bij de overdracht. Over die overdracht, en daarmee over het wapen, had hij dus feitelijk zeggenschap.
Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde.

4.Bewezenverklaring

Op grond van de wettige bewijsmiddelen die in de bijlage van dit vonnis zijn opgenomen acht de rechtbank bewezen dat verdachte
op 22 december 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen
een wapen van categorie II, te weten:
- een pistool mitrailleur (merk: IMI (Israël), model: Micro Uzi, kaliber: 9mm x 19 (synoniem voor 9mm para)), en
een wapen van categorie III, te weten:
- een revolver (merk: BBM, model: Olympic 6, kaliber: 6mm Flober Platz (omgebouwd naar .22 Long Rifle)) en
munitie van categorie III, te weten:
- twaalf patronen (kaliber: 9mm x19 (synoniem voor 9mm para), soort; rondneus) en
- drie, althans een of meer patronen (kaliber .22 Long Rifle, soort: lood) en
munitie van categorie II, te weten:
- 48, althans een of meer patronen (kaliber: .380 Auto (synoniem voor 9mm kort), soort Hollowpoint), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat, voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, aan verdachte een taakstraf of een voorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met anderen op de openbare weg meerdere wapens, bijpassende munitie en zogenoemde ‘hollowpoint’ patronen bij zich gehad en daarmee rondgelopen. Eén van de wapens was een automatisch vuurwapen, één wapen was geladen en uiteindelijk is er ook nog geschoten. De hollowpoint patronen zijn bedoeld om bij inslag nog meer schade aan te richten dan normale munitie. Verdachte heeft bemiddeld bij het tot stand komen van een wapendeal en zijn medeverdachte gevraagd een kleine revolver mee te nemen ‘voor de zekerheid’. Kennelijk heeft verdacht een bepaald risico ingecalculeerd wat hij dacht te kunnen ondervangen door nóg een wapen mee te laten nemen. Vervolgens is verdachte aanwezig geweest bij de deal, die vroeg in de avond op een publieke plek plaatsvond. Kennelijk is de deal uit de hand gelopen en is meermaals met een wapen geschoten waarbij een nietsvermoedende voorbijganger in de vuurlinie terecht is gekomen. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact. Dat is in dit geval extra tot uitdrukking gekomen in de zeer gevaarlijke en angstige situatie die is ontstaan door het meermaals schieten, waarbij van geluk mag worden gesproken dat er geen (zwaar)gewonden of doden zijn gevallen. Verdachte en zijn medeverdachten hebben gehandeld in het kader van een criminele commerciële transactie, waarbij zij opzettelijk (zware) wapens en munitie in het verkeer hebben gebracht. Ook verdachte moet zich ervan bewust zijn geweest dat de wapens, die op deze manier worden verhandeld, hoogstwaarschijnlijk gebruikt zullen worden bij andere criminele activiteiten waarbij de kans op slachtoffers opnieuw groot is. De rechtbank zal dit in strafverzwarende zin meewegen.
De rechtbank ziet aanleiding aansluiting te zoeken bij de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. Daarin wordt als uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden genoemd en voor het voorhanden hebben van een revolver wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden genoemd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de rol van verdachte, de aard van de wapens, het feit dat één van de wapens geladen was, de publieke plek en alle overige geschetste omstandigheden waaronder het feit is begaan aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd en acht een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op het artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:

medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II en een vuurwapen van categorie III
en

medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. J. Huber en M.M. Helmers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.D. van der Heiden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juni 2019.
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
.