ECLI:NL:RBAMS:2019:5263

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juni 2019
Publicatiedatum
19 juli 2019
Zaaknummer
13/665482-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van wapens en munitie; Diefstal van fietsen

Op 12 juni 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van wapens en munitie, alsook van diefstal van fietsen. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek ter terechtzitting op 29 mei 2019, waar de officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, zijn vordering heeft gepresenteerd. De verdachte, geboren in 1991, werd beschuldigd van het in bezit hebben van een pistoolmitrailleur en een revolver, evenals meerdere patronen. Daarnaast werd hem verweten dat hij samen met anderen fietsen had gestolen uit een fietsenwinkel in Amsterdam.

De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging, ondanks het verweer van de verdediging dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden vanwege een eerder sepot. De rechtbank stelde vast dat er nieuw bewijs was, namelijk DNA van de verdachte dat matchte met sporen van de inbraak. De rechtbank achtte de feiten bewezen en legde een gevangenisstraf op van 17 maanden, waarbij de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de maatschappelijke impact van het wapenbezit zwaar meegewogen werden. De rechtbank benadrukte dat het ongecontroleerd bezit van vuurwapens een onaanvaardbaar risico vormt voor de veiligheid van anderen.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar concludeerde dat deze niet voldoende waren om van de strafeis af te wijken. De verdachte had eerder soortgelijke feiten gepleegd en de rechtbank vond het noodzakelijk om een passende straf op te leggen, gezien de ernst van de feiten en de recidive.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/665482-17
Datum uitspraak: 12 juni 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. O.O. van der Lee, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 december 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een wapen van categorie II, te weten:
- een pistool mitrailleur (merk: [merk 1] ), model: Micro Uzi, kaliber: 9mm x 19 (synoniem voor 9mm para)), en/of
een wapen van categorie III, te weten:
- een revolver (merk: [merk 2] , model: Olympic 6, kaliber: 6mm Flober Platz (omgebouwd naar .22 [merk 3] )) en/of
munitie van categorie III, te weten:
- twaalf, althans een of meer patronen (kaliber: 9mm x19 (synoniem voor 9mm para), soort; rondneus) en/of
- drie, althans een of meer patronen (kaliber .22 [merk 3] , soort: lood) en/of
munitie van categorie II, te weten:
- 48, althans een of meer patronen (kaliber: .380 Auto (synoniem voor 9mm kort), soort Hollowpoint), voorhanden heeft gehad.
2.
hij op of omstreeks 10 juni 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- een (bak)fiets (merk/type: [merknaam/pand] Family, kleur zwart, framenummer [nummer 1] ) en/of
- een (bak)fiets (merk/type: [merknaam/pand] Cargo, kleur wit, framenummer [nummer 2] ) en/of
- een (bak)fiets (merk/type: [merknaam/pand] Cargo, kleur zwart, framenummer [nummer 3] ) en/of
- een (bak)fiets (merk/type: [merknaam/pand] Family, kleur wit, framenummer [nummer 4] ) en/of
- een (elektrische) herenfiets (merk [merknaam 1] , framenummer onbekend) en/of
- een elektrisch fietsje (kenmerk klein voorwiel, merk onbekend, framenummer onbekend, prototype) en/of
- een herenfiets (merk [merknaam 2] ),
in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan fietsenwinkel [naam winkel] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders die/dat weg te nemen fietsen onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel braak en/of van verbreking.

3.De ontvankelijkheid van de officier van justitie ten aanzien van feit 2

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman voert aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte ten aanzien van feit 2. Het feit is eerder geseponeerd. Verdachte is hiervan mogelijk op de hoogte geraakt, tenminste hij zegt zich daar iets van te kunnen herinneren. Misschien is dit gebeurd met een sepotbrief of door een mededeling van een officier van justitie op de terechtzitting van een andere zaak. Daardoor is bij verdachte het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat hij voor dit feit niet meer zou worden vervolgd. Het alsnog vervolgen voor dit feit is dus in strijd met het vertrouwensbeginsel.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat het Openbaar Ministerie verdachte geen sepotbrief heeft gestuurd. De vervolging van de diefstal is in het kader van een andere strafzaak geseponeerd. Omdat er in die zaak sprake was van vervolging voor meerdere feiten is er gedeeltelijk geseponeerd waar verdachte vermoedelijk geen formeel bericht van heeft gekregen. Wat daar ook van zij, in dit geval was er, na de sepotbeslissing, sprake van nieuw gebleken feiten en omstandigheden die het feit betreffen en daarmee had het Openbaar Ministerie het recht om opnieuw tot vervolging voor datzelfde feit over te gaan.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het verweer onvoldoende is onderbouwd. Niet duidelijk is geworden óf, en zo ja, hoe de sepotbeslissing aan verdachte is meegedeeld. Als zo’n mededeling al zou zijn gedaan mag de officier van justitie, ook na een onvoorwaardelijk sepot, opnieuw voor datzelfde feit vervolgen als zich nieuw bewijs aandient. Een en ander volgt uit artikel 167, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering en de toelichting daarop in Tekst en Commentaar. In deze zaak is sprake van nieuw bewijs; verdachtes DNA is in de databank opgenomen in verband met een andere veroordeling, en leverde een match op met sporen die veilig zijn gesteld bij de inbraak in de fietsenwinkel. De rechtbank is daarom van oordeel dat de officier van justitie in dit geval opnieuw tot vervolging mocht overgaan en in die vervolging dus ontvankelijk is.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Medeverdachte [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben sinds november 2017 contact via Whatsapp, dat onder meer inhoudt:
- op 12 november 2017 vraagt [medeverdachte 1] aan [verdachte] of hij kan ‘meeten met die [bijnaam 1] ? Hij heb speelgoed nodig’;
- op 9 december 2017 stuurt [verdachte] naar [medeverdachte 1] dat de ‘ [bijnaam 2] ’ naar ‘ [bijnaam 3] ’ gaat.
- op 21 december 2017 stuurt [medeverdachte 1] aan [verdachte] ‘miss kan je die kleine r meenemen voor de zekerheid’. [verdachte] antwoordt ‘ [bijnaam 4] neem ik mee’. [medeverdachte 1] en [verdachte] spreken op 22 december 2017 om half 7 op [naam plein] . [verdachte] heeft om 19:00 uur met medeverdachte [medeverdachte 2] afgesproken bij ‘ [bijnaam 5] ’.
Op 22 december om 18:57:35 uur komen [medeverdachte 1] en [verdachte] aan bij coffeeshop [naam coffeeshop] aan [adres 2] . [verdachte] draagt op dat moment een rugzak. Om 19:12:04 uur arriveert [medeverdachte 2] bij coffeeshop [naam coffeeshop] aan [adres 2] . Om 19:13:58 uur ontvangt [medeverdachte 2] een tekstbericht van [verdachte] met de tekst “Yo, ben r”. De drie personen ontmoeten elkaar en lopen met zijn drieën in de richting van het Rembrandtpark.
In het park wordt de rugtas geopend en het automatische vuurwapen uit de rugtas gehaald. Vervolgens loopt de situatie uit de hand en wordt er geschoten. De getuige [getuige] fietst op dat moment door het Rembrandtpark en is in de vuurlinie beland.
Rond 19:40 uur bevinden drie verbalisanten zich op de Nachtwachtlaan in Amsterdam wanneer zij, althans een van hen, vanuit de richting van het Rembrandtpark een harde knal horen. Ter plaatse zien zij drie mannen. Twee van de drie mannen worden staande gehouden. Zij blijken te zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Op de plek waar de mannen zijn gezien, is een automatisch vuurwapen, te weten een Uzi en een paarskleurige rugtas aangetroffen. In deze rugtas blijkt een doosje munitie te zitten. Even verderop is een revolver en munitie aangetroffen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] worden aangehouden. Op de beelden van Coffeeshop [naam coffeeshop] is te zien dat [verdachte] om 20:05 uur naar zijn fiets loopt en wegfietst. Hij heeft dan geen rugtas meer op zijn rug.
Op de Uzi is DNA van [medeverdachte 2] aangetroffen. In de revolver zijn 3 patronen en 5 afgeschoten hulzen aangetroffen.
[verdachte] heeft bekend dat hij een rugtas bij zich had met daarin de Uzi, de revolver en de munitie en dat hij de revolver heeft vastgehouden.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht beide tenlastegelegde feiten bewezen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt dat het voorhanden hebben van de wapens en munitie kan worden bewezen en verwijst daarbij naar de bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde voert de raadsman aan dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat niet valt uit te sluiten dat het van verdachte aangetroffen DNA op een andere manier in het pand van [merknaam/pand] terecht is gekomen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Voor zover door de verdediging ten aanzien van feit 2 is bepleit dat de in de fietsenwinkel aangetroffen sigarettenpeuken met het DNA van verdachte daar op een andere manier dan door de aanwezigheid van verdachte terecht zijn gekomen, is dit niet aannemelijk geworden. Door de verdediging is slechts gespeculeerd over mogelijke alternatieve scenario’s, die niet verklaren waarom een enkelvoudig DNA-profiel, matchend met dat van verdachte, op twee sigarettenpeuken op twee verschillende plekken in de fietsenwinkel is aangetroffen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage zijn opgenomen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
hij op 22 december 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen
een wapen van categorie II, te weten:
- een pistool mitrailleur (merk: [merk 1] ), model: Micro Uzi, kaliber: 9mm x 19 (synoniem voor 9mm para)), en
een wapen van categorie III, te weten:
- een revolver (merk: [merk 2] , model: Olympic 6, kaliber: 6mm Flober Platz (omgebouwd naar .22 [merk 3] )) en
munitie van categorie III, te weten:
- twaalf patronen (kaliber: 9mm x19 (synoniem voor 9mm para), soort; rondneus) en
- drie, althans een of meer patronen (kaliber .22 [merk 3] , soort: lood) en
munitie van categorie II, te weten:
- 48, althans een of meer patronen (kaliber: .380 Auto (synoniem voor 9mm kort), soort Hollowpoint), voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
hij op 10 juni 2015 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- een bakfiets (merk/type: [merknaam/pand] Family, kleur zwart, framenummer [nummer 1] ) en
- een bakfiets (merk/type: [merknaam/pand] Cargo, kleur wit, framenummer [nummer 2] ) en
- een bakfiets (merk/type: [merknaam/pand] Cargo, kleur zwart, framenummer [nummer 3] ) en
- een bakfiets (merk/type: [merknaam/pand] Family, kleur wit, framenummer [nummer 4] ) en
- een elektrische herenfiets (merk [merknaam 1] , framenummer onbekend) en
- een elektrisch fietsje (kenmerk klein voorwiel, merk onbekend, framenummer onbekend, prototype) en
- een herenfiets (merk [merknaam 2] ),
toebehorende aan fietsenwinkel [merknaam/pand] , waarbij verdachte en zijn mededader(s) die weg te nemen fietsen onder hun bereik hebben gebracht door middel braak.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat er in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding bestaat af te wijken van oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken onderling hebben afgesproken (de LOVS-richtlijnen) en daarmee van de eis van de officier van justitie. Er is sprake van een ommekeer in het leven van verdachte. Hij heeft een nuttige dagbesteding en hij heeft zijn verslaving onder controle. De ten laste gelegde feiten zijn oud en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing. De raadsman stelt voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest van verdachte, zodat hij niet meer terug de gevangenis in hoeft. Daarnaast zou aan hem een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en de maximale taakstraf van 240 uur kunnen worden opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft samen met anderen op de openbare weg meerdere wapens, bijpassende munitie en zogenoemde ‘hollowpoint’ patronen bij zich gehad en daarmee rondgelopen. Eén van de wapens was een automatisch vuurwapen, één wapen was geladen en uiteindelijk is er ook nog geschoten. De hollowpoint patronen zijn bedoeld om bij inslag nog meer schade aan te richten dan normale munitie. Verdachte heeft bemiddeld bij het tot stand komen van een wapendeal en heeft de wapens en de munitie afgeleverd gekregen bij hem thuis. Vervolgens heeft verdachte de wapens en de munitie van huis meegenomen en is hij aanwezig geweest bij de deal, die vroeg in de avond op een publieke plek plaatsvond. Kennelijk is de deal uit de hand gelopen en is meermaals met een wapen geschoten waarbij een nietsvermoedende voorbijganger in de vuurlinie terecht is gekomen. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact. Dat is in dit geval extra tot uitdrukking gekomen in de zeer gevaarlijke en angstige situatie die is ontstaan door het meermaals schieten, waarbij van geluk mag worden gesproken dat er geen (zwaar)gewonden of doden zijn gevallen. Verdachte en zijn medeverdachten hebben gehandeld in het kader van een criminele commerciële transactie, waarbij zij opzettelijk (zware) wapens en munitie in het verkeer hebben gebracht. Ook verdachte moet zich ervan bewust zijn geweest dat de wapens, die op deze manier worden verhandeld, hoogstwaarschijnlijk gebruikt zullen worden bij andere criminele activiteiten waarbij de kans op slachtoffers opnieuw groot is. De rechtbank zal dit alles in strafverzwarende zin meewegen.
Naast het voorhanden hebben van twee wapens en bijbehorende munitie heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan een bedrijfsinbraak met anderen bij [merknaam/pand] , waarbij meerdere (bak)fietsen zijn gestolen. Alhoewel dit feit van een andere orde is dan het wapenbezit, is ook dit feit kwalijk en ergerlijk. De fietsenwinkel heeft behoorlijke schade geleden; er zijn maar liefst zeven (bak)fietsen weggenomen die een flinke waarde vertegenwoordigen. Bovendien heeft verdachte, ondanks dat zijn DNA na de inbraak in de winkel is aangetroffen, geen enkele verantwoordelijkheid voor dit feit genomen.
Overschrijding van de redelijke termijn ten aanzien van feit 2
Een strafzaak moet in beginsel twee jaar nadat verdachte mag verwachten dat hij vervolgd zal gaan worden met een einduitspraak worden afgedaan. In dit geval is die redelijke termijn fors overschreden: verdachte is op 2 juli 2015 in verzekering gesteld (dan begint de redelijke termijn te lopen) en de einduitspraak is op 12 juni 2019. Naar vaste rechtspraak moet overschrijding van de redelijke termijn tot strafvermindering leiden, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak sprake is van bijzondere omstandigheden. Dat het zo lang heeft geduurd dat verdachte voor feit 2 is berecht is niet aan het Openbaar Ministerie of de rechtspraak te wijten. Er is destijds onderzoek gedaan naar de inbraak en bij gebrek aan bewijs voor de diefstal heeft het Openbaar Ministerie die vervolging geseponeerd. Het DNA van verdachte is pas in oktober 2018 in de databank is opgenomen waarna op 22 oktober 2018 een rapport is opgemaakt van de match van het DNA van verdachte met het DNA gevonden bij de inbraak. De zaak van verdachte is dus niet onnodig lang blijven liggen. De verdediging heeft ook geen verweer gevoerd op de overschrijding van de redelijke termijn en dus moet het er voor worden gehouden dat verdachte niet nodeloos lang in onzekerheid over zijn vervolging voor dit feit heeft verkeerd. Gezien het voorgaande zal de rechtbank volstaan met de constatering van de overschrijding van de redelijke termijn en daaraan geen strafvermindering conclusies verbinden.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Ook na de tenlastegelegde feiten, bij vonnis van 12 juli 2018, is verdachte nog veroordeeld.. Dit betekent dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank heeft destijds een gevangenisstraf van 7 weken aan verdachte opgelegd voor het overtreden van de Wet wapens en munitie en meerdere vermogensdelicten. Uit het door de raadsman overgelegde vonnis van 12 juli 2018 blijkt dat de rechtbank toen in de veronderstelling was dat verdachte een positieve wending aan zijn leven had gegeven en niet recent in aanraking was geweest met politie en/of justitie. De rechtbank is nu van oordeel dat als de rechtbank had geweten van de onderhavige feiten, gepleegd in een schorsingstoezicht, destijds een beduidend hogere gevangenisstraf zou zijn opgelegd.
De rechtbank ziet aanleiding aansluiting te zoeken bij de landelijke LOVS-oriëntatiepunten. Daarin wordt als uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden genoemd en voor het voorhanden hebben van een revolver wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden genoemd. Voor een inbraak in een bedrijfspand met recidive geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 weken.
De rechtbank is ten aanzien van feit 1 van oordeel dat gelet op de rol van verdachte, de aard van de wapens, het feit dat één van de wapens geladen was, de publieke plek en alle overige geschetste omstandigheden waaronder het feit is begaan aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd en acht een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden passend en geboden. Ten aanzien van feit 2 acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1

medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II en een vuurwapen van categorie III
en

medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
ten aanzien van feit 2

diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
17 (zeventien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. J. Huber en M.M. Helmers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.D. van der Heiden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juni 2019.
Bijlage
[..]