In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 19 juli 2019, gaat het om een vordering van [eiser] tegen de Stichting Hogeschool van Amsterdam (HvA) wegens een negatief bindend studieadvies dat hem in 2015 werd opgelegd. [eiser] had in zijn eerste studiejaar 56 studiepunten behaald en ontving een positief studieadvies. Echter, na zijn tweede jaar kreeg hij een negatief bindend studieadvies, waardoor hij zich niet kon herinschrijven voor het volgende studiejaar. Dit advies werd later door de HvA ingetrokken, maar [eiser] vorderde schadevergoeding voor de studievertraging die hij had opgelopen.
De kantonrechter oordeelde dat de HvA onrechtmatig had gehandeld door het negatieve advies te geven, wat resulteerde in een studievertraging van een jaar voor [eiser]. De rechter stelde vast dat er een causaal verband bestond tussen het onrechtmatige handelen van de HvA en de studievertraging van [eiser]. De schade werd begroot op € 19.800,- voor een jaar studievertraging, maar omdat [eiser] zelf ook een deel van de schade had kunnen beperken door een studieplan te volgen, werd de schadevergoeding verlaagd tot € 6.900,-. Daarnaast werd de HvA veroordeeld in de proceskosten van [eiser].
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van onderwijsinstellingen bij het geven van studieadviezen en de gevolgen van onrechtmatige beslissingen voor studenten. De rechter wees erop dat studenten niet onterecht benadeeld mogen worden door beslissingen die hun studievoortgang beïnvloeden.