ECLI:NL:RBAMS:2019:5237

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
13/845239-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake gewoontewitwassen met betrekking tot aanzienlijke geldbedragen en een horloge

Op 18 juli 2019 heeft de rechtbank Amsterdam een vonnis gewezen in de strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen. De verdachte, geboren in 1963 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van het medeplegen van (gewoonte)witwassen in de periode van 1 januari 2016 tot en met 7 maart 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in deze periode aanzienlijke contante geldbedragen, in totaal 1.385.620 euro, voorhanden heeft gehad, evenals een Breitling horloge. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting op 4 juli 2019, waar de officier van justitie zijn vordering heeft gepresenteerd.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen, maar sprak hem vrij van het witwassen van een jacht en een contant geldbedrag van 1.025 euro. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het jacht en dat het aangetroffen geldbedrag niet voldoende bewijs bood voor witwassen. De verdachte had geen verifieerbare verklaring voor de herkomst van de grote geldbedragen, wat leidde tot de conclusie dat deze vermoedelijk uit misdrijf afkomstig waren.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft het inbeslaggenomen horloge verbeurd verklaard. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verdachte de inbeslaggenomen euro's en de jaarrekening terugkrijgt, terwijl het jacht wordt bewaard voor de rechthebbende. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 33, 33a en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/845239-17
Datum uitspraak: 18 juli 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte ],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 juli 2019. Verdachte en zijn raadsman, mr. G.J. van Oosten, waren daarbij niet aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F. Bahadin.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 1 januari 2016 tot en met 7 maart 2018 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte)witwassen door onder andere 1.387.770 euro voorhanden te hebben gehad en dat contante geld (in delen) op rekeningen te storten en door een jacht, een Breitling horloge en 1.025 euro voorhanden te hebben gehad.
Als de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte dit feit alleen of samen met een ander heeft gepleegd, wordt verdachte verweten daaraan medeplichtig te zijn geweest (het subsidiair tenlastegelegde).
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van het primaire feit:
in de periode van 1 januari 2016 tot en met 7 maart 2018, in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, telkens geldbedragen van in totaal 1.385.620 euro, bestaande uit:
- een contant geldbedrag van 574.585,00 euro, gestort op rekeningnummer [nummer 1] ten name van [verdachte ] en
- een contant geldbedrag van 384.240,00 euro, gestort op rekeningnummer [nummer 2] op naam van [bedrijfsnaam] BV en
- een contant geldbedrag van 105.870 euro, gestort op rekeningnummer [nummer 2] op naam van [bedrijfsnaam] BV en
- een contant geldbedrag van 298.950 euro, gestort op rekeningnummer [nummer 3] op naam van [naam 2] en
- een contant geldbedrag van 21.975 euro, gestort op rekeningnummer [nummer 3] op naam van [naam 2] en
-een horloge van het merk Breitling, type Transocean Edition Limitee [nummer horloge]
voorhanden gehad terwijl hij telkens wist dat de bovenomschreven geldbedragen en een goed - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.

4.Het bewijs

Dit vonnis betreft een zogenaamd verkort vonnis. De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.
Nadere overweging
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het in de tenlastelegging genoemde jacht (te weten [naam jacht] HIN code/rompnummer [nummer 4] ) heeft witgewassen en spreekt hem daarvan vrij. Uit het procesdossier volgt dat van de bankrekening van [bedrijfsnaam] BV, waarvan verdachte op dat moment enig aandeelhouder en bestuurder was, op 27 december 2016 een bedrag van 170.000 euro is overgemaakt naar [persoon 1] met in de omschrijving ‘ [naam jacht] Contract no. [nummer 5] ’ en met als kenmerk ‘Aankoop onroerend goed Spanje’. Door middel van een rechtshulpverzoek aan de Spaanse autoriteiten is getracht [persoon 1] te horen als getuige over onder meer deze transactie en het eigendom van het jacht. Dat rechtshulpverzoek heeft tot op heden niet tot enig resultaat geleid. Het procesdossier bevat verder een door de officier van justitie uitgevaardigd bevel strekkende tot inbeslagneming van het jacht ter verbeurdverklaring. Voor het overige bevat het dossier geen informatie over het jacht en verdachtes betrokkenheid daarbij. Daardoor kan onvoldoende worden nagegaan of en in hoeverre verdachte het jacht heeft verworven, voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen in de zin van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht. Evenmin kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een zodanig verbergen of verhullen door verdachte dat witwassen van het jacht bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank spreekt ook vrij van witwassen van het contante geldbedrag van 1.025 euro. Dat geldbedrag is aangetroffen in een tasje op de eettafel in de woonkamer van de woning van verdachte en bestond uit coupures van 5, 20 en 50 euro. Gelet op de omvang van het bedrag, de plek waar het is aangetroffen en de coupures, is de rechtbank van oordeel dat de in dit verband aangedragen feiten en omstandigheden niet van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Op grond van de bewijsmiddelen in het dossier is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich ten aanzien van de andere geldbedragen en het horloge schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen. Zij overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft bekend dat het geld van hem is en dat hij degene is geweest die deze contante geldbedragen telkens op rekeningen heeft gestort. Hiermee staat dus vast dat verdachte deze geldbedragen voorhanden heeft gehad.
De rechtbank kan niet vaststellen dat het geld uit een specifiek misdrijf afkomstig is. Om toch tot een bewezenverklaring van witwassen te komen moet in dat geval sprake zijn van zodanige feiten en omstandigheden dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als die situatie zich voordoet mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de (legale) herkomst van het geld. Zo’n verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Wordt een dergelijke verklaring gegeven dan is het aan het Openbaar Ministerie om die verklaring en de door verdachte aangedragen herkomst van het geld nader te onderzoeken.
De rechtbank vindt, gezien de hoogte van de geldbedragen, het contant storten van die bedragen en de omstandigheid dat verdachte volgens de Belastingdienst al jarenlang niet over een substantieel legaal inkomen beschikt, dat zonder meer sprake is van een witwasvermoeden. Verdachte heeft zonder nadere onderbouwing verklaard dat hij in het verleden met allerlei activiteiten geld heeft verdiend. In Colombia zou verdachte grond hebben gekocht en daarop woningen hebben laten bouwen die hij daarna heeft doorverkocht. Daarnaast zou verdachte in smaragd hebben gehandeld en de daarmee verdiende gelden contant hebben meegenomen naar Europa en op meerdere plaatsen in kluizen (onder andere bij vriendinnen van wie hij de namen niet heeft willen geven) in Duitsland en België hebben bewaard. In de jaren ’90 zou verdachte zijn IT-bedrijf hebben verkocht en hier veel geld mee hebben verdiend. De naam van de koper van dit bedrijf heeft verdachte niet willen geven en de verkoopprijs evenmin.
Met deze uitleg heeft verdachte geen verklaring gegeven over de herkomst van het geld die min of meer verifieerbaar is. Verdachte heeft geweigerd gegevens te verstrekken die het mogelijk zouden hebben gemaakt om zijn verklaring te controleren. De rechtbank komt bij gebrek aan een andere verklaring tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat deze geldbedragen – middellijk of onmiddellijk – uit misdrijf afkomstig zijn. Dit geldt ook voor het horloge. Verdachte heeft weliswaar onderbouwd dat hij het horloge heeft gekocht, maar heeft anders dan door de hiervoor weergegeven verklaringen niet nader onderbouwd hoe hij aan het geld is gekomen waarmee het horloge is gekocht.
Gelet op de omvang en continuïteit van het witwassen oordeelt de rechtbank dat sprake is van gewoontewitwassen.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onderdeel medeplegen omdat uit het dossier niet blijkt dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het plegen van gewoontewitwassen moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft zich gedurende ongeveer twee jaar schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van ruim 1,3 miljoen euro. Witwassen is een ernstig feit dat in niet te onderschatten mate bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit. Het leidt er immers toe dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt, waarna het geld vrijelijk in de legale economie kan worden uitgegeven en ‘misdaad loont’. Door witwassen wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast en verdachte heeft daaraan een bijdrage geleverd.
Het strafblad van verdachte van 30 april 2019, waaruit blijkt dat hij in de afgelopen vijf jaar niet voor soortgelijke feiten is veroordeeld, beïnvloedt de strafoplegging niet.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf de oriëntatiepunten die de strafrechters in Nederland hebben afgesproken voor ‘fraude met betrekking tot een bedrag van € 1.000.000,- en hoger’ betrokken. Het uitgangspunt in die oriëntatiepunten is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van minimaal 24 maanden. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken. Daarbij heeft de rechtbank er ook rekening mee gehouden dat het gaat om gewoontewitwassen over een langere periode. Verdachte en zijn raadsman waren niet aanwezig bij de zitting. De rechtbank heeft daardoor geen andere informatie over het persoonlijk leven van verdachte gekregen dan reeds in het dossier aanwezig was, die van invloed zou kunnen zijn op het soort straf of de hoogte van de straf.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende goederen inbeslaggenomen.
1) Horloge Breitling
2) Geld Euro (20 x 50 EUR; 1 x 20 EUR; 1 x 5 EUR =) EURO 1.025,-
3) Boot, [naam jacht]
4) jaarrekening [bedrijfsnaam] 2015 (kopie)
Verbeurdverklaring
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven horloge, genoemd onder nummer 1 op de beslaglijst, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien dat horloge een voorwerp is met betrekking waartoe het feit is begaan.
Teruggave aan verdachte
De voorwerpen genoemd onder nummer 2 en 4 op de beslaglijst, dienen aan verdachte te worden teruggegeven nu dit geld en deze jaarrekening aan verdachte toebehoren en deze op generlei wijze in verband kunnen worden gebracht met het bewezenverklaarde.
Bewaren ten behoeve van de rechthebbende
Het voorwerp genoemd onder nummer 3 op de beslaglijst (het jacht) dient op grond van artikel 353 van het Wetboek van Strafvordering te worden bewaard voor de rechthebbende aangezien thans geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het primaire feit:
gewoontewitwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte ] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd: het horloge genoemd onder nummer 1 op de beslaglijst.
Gelast de teruggaveaan verdachte van: 1.025 euro en de jaarrekening genoemd onder respectievelijk nummer 2 en nummer 4 op de beslaglijst.
Gelast de bewaringten behoeve van de rechthebbende van: het jacht genoemd onder nummer 3 op de beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. J.M. Jongkind en M. Lambregts, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.S. Janse van Mantgem, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juli 2019.
[..]