Op 18 juli 2019 heeft de rechtbank Amsterdam een vonnis gewezen in de strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen. De verdachte, geboren in 1963 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van het medeplegen van (gewoonte)witwassen in de periode van 1 januari 2016 tot en met 7 maart 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in deze periode aanzienlijke contante geldbedragen, in totaal 1.385.620 euro, voorhanden heeft gehad, evenals een Breitling horloge. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting op 4 juli 2019, waar de officier van justitie zijn vordering heeft gepresenteerd.
De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen, maar sprak hem vrij van het witwassen van een jacht en een contant geldbedrag van 1.025 euro. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het jacht en dat het aangetroffen geldbedrag niet voldoende bewijs bood voor witwassen. De verdachte had geen verifieerbare verklaring voor de herkomst van de grote geldbedragen, wat leidde tot de conclusie dat deze vermoedelijk uit misdrijf afkomstig waren.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft het inbeslaggenomen horloge verbeurd verklaard. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verdachte de inbeslaggenomen euro's en de jaarrekening terugkrijgt, terwijl het jacht wordt bewaard voor de rechthebbende. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 33, 33a en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.