ECLI:NL:RBAMS:2019:5209

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
13/730067-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor mishandeling en veroordeling voor openlijke geweldpleging en vernieling in club te Amsterdam

Op 20 juni 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 september 2016 samen met anderen openlijke geweldpleging, mishandeling en vernieling zou hebben gepleegd in een club in Amsterdam. Tijdens de zitting op 6 juni 2019 heeft de officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, de vordering gedaan om de verdachte te veroordelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte deel uitmaakte van een groep die geweld heeft gepleegd tegen de portier en de bedrijfsleider van de club. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de mishandeling, omdat niet kon worden vastgesteld dat de geweldshandelingen pijn of letsel hadden veroorzaakt. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging en vernieling, omdat er camerabeelden waren die zijn betrokkenheid bij het geweld en de vernieling van goederen in de club aantoonde. De rechtbank legde een taakstraf van 80 uren op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de strafzaak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit was veroordeeld en dat er geen bewijs was voor letsel bij de slachtoffers, wat leidde tot de vrijspraak voor mishandeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/730067-16
Datum uitspraak: 20 juni 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 juni 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. W.J. de Graaf, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B. Yesilgöz, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – tenlastegelegd dat hij zich, samen met anderen,
op 12 september 2016 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, mishandeling en vernieling.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in een bijlage bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kan openlijke geweldpleging bewezen worden. Verdachte was onderdeel van een groep personen die naar club [naam club] is gekomen met het doel om daar geweld te plegen. De aanleiding ervan is mogelijk gelegen in het feit dat leden van motorclub [motorclub] op een eerder moment de toegang tot de club was ontzegd. Uit camerabeelden blijkt dat het geweld een gecoördineerde en intimiderende actie was. Verdachte heeft een significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld geleverd. Hij heeft onder meer de portier geslagen en een barkruk en een glas gegooid richting de bedrijfsleider. Van het onderdeel met betrekking tot het letsel dient verdachte te worden vrijgesproken. Dat dit heeft geresulteerd in enig pijn of letsel, blijkt onvoldoende uit het dossier. Verdachte zal daarom van dit onderdeel moeten worden vrijgesproken. Om diezelfde reden dient ook voor mishandeling vrijspraak te volgen. Vernieling kan wel worden bewezen. Op de camerabeelden is duidelijk te zien dat de groep waartoe verdachte behoorde met goederen gooit, onder meer met glazen en barkrukken. Verdachte is samen medeverantwoordelijk voor de daardoor ontstane schade.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat openlijke geweldpleging bewezen kan worden, maar dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onderdeel met betrekking tot pijn en letsel. Uit het dossier blijkt namelijk niet dat sprake was van pijn of letsel als gevolg van de geweldshandelingen. Ook voor mishandeling dient daarom vrijspraak te volgen. Vernieling kan ook niet worden bewezen, omdat niet vastgesteld kan worden dat goederen vernield of beschadigd zijn.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt veroordeeld voor openlijke geweldpleging en voor vernieling. Verdachte zal worden vrijgesproken van mishandeling. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dat oordeel is gekomen.
Inleiding
Op 12 september 2016 komt er een groep mannen, waaronder verdachte, aan bij club [naam club] in Amsterdam. Op de camerabeelden is te zien dat er een handgemeen plaatsvindt bij de ingang van de club, waarbij geweld tegen de portier, [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), wordt gebruikt. Vervolgens verplaatst de groep zich naar binnen, waar onder meer met glazen en barkrukken wordt gegooid. Daarnaast worden er geweldshandelingen gepleegd tegen de aanwezige bedrijfsleider, [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ).
Openlijke geweldpleging
Verdachte was onderdeel van de groep personen die in club [naam club] aanwezig was en geweld heeft gepleegd. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die in vereniging geweld pleegt. Om te komen tot een bewezenverklaring van het in vereniging plegen van geweld dient vast te komen staan dat verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. Uit de camerabeelden en de verklaring van verdachte op de zitting blijkt immers onder meer dat hij [slachtoffer 1] heeft geslagen en een barkruk en een glas in de richting van [slachtoffer 2] heeft gegooid. Nu op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de geweldshandelingen ook enig letsel of pijn tot gevolg hebben gehad, zal verdachte van dit onderdeel worden vrijgesproken. Ook zal verdachte worden vrijgesproken van het onderdeel bedreiging. Het dossier biedt hier geen bewijs voor.
Mishandeling (tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde)
Zoals hiervoor is overwogen kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat sprake was van pijn of letsel bij [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] als gevolg van het geweld dat tegen hen is gebruikt. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van mishandeling.
Vernieling (derde cumulatief/ alternatief ten laste gelegde)
Op de camerabeelden is te zien dat de groep mannen – onder meer – barkrukken en glazen door de club gooit. Ook verdachte heeft met een barkruk en een glas gegooid. Door de geweldshandelingen zijn glazen vernield. Dit is te zien op de camerabeelden en dit wordt ook door de ter plaatse gekomen verbalisanten beschreven. Dat betekent dat de rechtbank ook de vernieling wettig en overtuigend bewezen acht.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 12 september 2016 te Amsterdam met anderen, in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten club [naam club] (gevestigd [adres] ), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en goederen, welk geweld tegen personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , bestond uit
het met kracht trekken en duwen van die [slachtoffer 1]
en
uit het slaande bewegingen maken in de richting van het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
en
uit het slaan tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
en
uit het gooien van barkrukken en glazen en kaarsen in glazen in de richting van, die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
en
uit het vastpakken en vasthouden van de (linker)hand van die [slachtoffer 1] en het vastpakken van de hals van die [slachtoffer 1]
waarbij hij, verdachte, opzettelijk glazen heeft vernield en waarbij hij, verdachte, slaande bewegingen heeft gemaakt naar die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd, althans zijn lichaam heeft geslagen en een barkruk en een kaars in glas en een glas in de richting van die [slachtoffer 2] heeft gegooid;
en
op 12 september 2016 te Amsterdam (in club [naam club] ) tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk glazen, toebehorende aan club [naam club] en/of [persoon] , heeft vernield door in het bezoekersgedeelte van die club [naam club] met glazen en barkrukken te gooien.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Het bewijs

De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.

5.De strafbaarheid van het feit en van verdachte

Het bewezen geachte feit is een strafbaar feit en verdachte is hiervoor strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest. Er geldt een taakstrafverbod want op openlijk geweld tegen personen is een gevangenisstraf van zes jaar of meer gesteld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met aftrek van voorarrest, of een taakstraf overeenkomstig de LOVS-oriëntatiepunten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en vernieling in club [naam club] . Uitgaansgeweld veroorzaakt en versterkt gevoelens van onveiligheid bij de omstanders en in de samenleving. In club [naam club] is sprake geweest van een kortdurende maar heftige geweldsexplosie, waarbij is gegooid met onder meer barkrukken en glazen. Dat is voor de aldaar aanwezige personen beangstigend geweest en er is materiële schade door ontstaan.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Bovendien is hij na het onderhavige incident niet meer met politie en justitie in aanraking geweest. De rechtbank stelt voorts vast dat uitgaande van de datum van inverzekeringstelling van verdachte – 17 oktober 2016 – de redelijke termijn van twee jaar waarbinnen een strafzaak in de regel dient te zijn afgerond, met ruim acht maanden is overschreden. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie is gevorderd, niet passend. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de strafverzwarende omstandigheid dat het gepleegde geweld enig lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad en een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer is gemaakt, niet kan worden bewezen zodat om die reden het taakstrafverbod geen opgeld meer doet. De rechtbank heeft acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten. Voor openlijke geweldpleging geldt als uitgangspunt een taakstraf van 120 uren. De rechtbank vindt dit in beginsel een passende straf. Rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank deze straf met 40 uur verminderen en aan verdachte een taakstraf van 80 uren opleggen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 55, 141 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen en opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
80 (tachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
40 (veertig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van
2 (twee) urenper dag.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Jongkind, voorzitter,
mrs. A. Eichperger en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Harrewijn, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 juni 2019.
[...]