ECLI:NL:RBAMS:2019:5195

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
13/680163-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak betreffende afpersing en diefstal met geweld door meerderjarige verdachte

In deze jeugdzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 juli 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2001, die wordt beschuldigd van afpersing en diefstal met geweld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.H. van Keulen, aanwezig waren. De officier van justitie, mr. G. Dankers, heeft de vordering ingediend. De rechtbank heeft kennisgenomen van de verklaringen van de aangevers, [aangever 1] en [aangever 2], die beiden slachtoffer zijn geworden van de verdachte en zijn mededader. De tenlastelegging omvatte onder andere het dreigen met een mes en het afnemen van persoonlijke bezittingen van de slachtoffers op de openbare weg in Amsterdam op 3 en 4 september 2018.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor de beschuldigingen, waaronder de bedreiging met geweld en de diefstal van goederen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten en heeft de strafmaat bepaald op een jeugddetentie van 270 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 80 uur opgelegd. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden gesteld, waaronder het volgen van onderwijs en het meewerken aan hulpverlening. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [aangever 1] en [aangever 2], voor zowel materiële als immateriële schade.

De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die als first offender wordt beschouwd. De rechtbank heeft de adviezen van deskundigen overgenomen en benadrukt dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn om herhaling van delictgedrag te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/680163-18
Datum uitspraak: 19 juli 2019
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [BRP-adres] .
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 juli 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Dankers en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.H. van Keulen, naar voren hebben gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door mevrouw [medewerkster Raad voor de Kinderbescherming] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad ), mevrouw [medewerkster Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering] , namens het Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: LdH ) en de ouders van de benadeelde partij [aangever 1] naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 4 september 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op of aan de openbare weg, het Brettenpad, in elk geval op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een pet (merk Dsquared) en/of een broek (FC Barcelona) en/of een trui (FC Barcelona) en/of een paar schoenen (merk Dsquared) en/of een telefoon (Apple) en/of een of meer sleutels en/of een fles parfum (merk Bro), in elk geval van
enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [aangever 2] (met kracht) bij zijn kraag, in elk geval bij zijn kleding heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) (op korte afstand) een mes, in elk geval een puntig en/of scherp voorwerp, aan voornoemde [aangever 2] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of (vervolgens) voornoemd mes, in elk geval voornoemd puntig en/of scherp voorwerp, tegen de keel, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [aangever 2] heeft/hebben gehouden en/of gedrukt en/of (vervolgens)
- ( dreigend) tegen voornoemde [aangever 2] heeft/hebben gezegd zich te ontkleden en/of zijn wachtwoord van zijn telefoon af te geven, in elk geval woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of (vervolgens) (nadat voornoemde [aangever 2] zich had ontkleed en/of zijn wachtwoord had afgegeven)
- voornoemde [aangever 2] (met kracht) tegen zijn lichaam heeft/hebben geduwd (waardoor voornoemd [aangever 2] ten val is gekomen);
2.
hij op of omstreeks 3 september 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op of aan de openbare weg, het Brettenpad, in elk geval op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een horloge en/of twee, althans een of meer rugzakken en/of een paar oordopjes en/of een telefoon (Apple), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld
misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [aangever 1] (met kracht) bij zijn kraag, in elk geval bij zijn kleding heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) [aangever 1] heeft/hebben getrokken en/of gerukt (nadat voornoemde [aangever 1] trachtte weg te rennen) en/of (vervolgens)
- ( dreigend) tegen voornoemde [aangever 1] heeft/hebben gezegd: "geef gewoon alles wat je hebt, anders steek ik je dood, ik steek je tussen je ribben. Houd je bek dicht", in elk geval woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of (vervolgens)
- ( op korte afstand) een mes, in elk geval een puntig en/of scherp voorwerp, aan voornoemde [aangever 1] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of (vervolgens)
- ( op korte afstand) een kettingslot, in elk geval een soortgelijk voorwerp, aan voornoemde [aangever 1] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of (vervolgens) (daarbij) heeft/hebben gezegd: "nu ga je rustig doen en laat je ons gewoon alles pakken en/of geef gewoon alles, dan komt alles goed", in elk geval woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of (vervolgens) een of meer goederen uit de kleding van voornoemde [aangever 1] heeft/hebben weggenomen en/of (vervolgens) een horloge van de pols, in elk geval van het lichaam van voornoemde [aangever 1] heeft/hebben weggenomen en/of (vervolgens)
- ( dreigend) tegen voornoemde [aangever 1] heeft/hebben gezegd: "je gaat nu je telefoon ontlocken", in elk geval woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of (vervolgens)
- de kleding en/of het lichaam van voornoemde [aangever 1] heeft/hebben afgetast
en/of (vervolgens)
- ( dreigend) tegen voornoemde [aangever 1] heeft/hebben gezegd: "als je naar de politie gaat maken we je af. Je wordt doodgeschoten, dat regelen wij wel. We weten waar je woont en waar je naar school gaat", in elk geval woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
De rechtbank is, met de officier van justitie en anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat er bij feit 1 sprake is geweest van een bedreiging met een mes en bij feit 2 van een bedreiging met een mes en een kettingslot. Beide aangevers hebben – onafhankelijk van elkaar – in hun aangifte melding gemaakt van de aanwezigheid van een mes en aangever [aangever 1] heeft verklaard over het kettingslot. De rechtbank ziet in de andersluidende verklaring van verdachte geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van aangevers te twijfelen. Dit brengt met zich dat de rechtbank het onder feit 1 bewezenverklaarde medeplegen van afpersing onder bedreiging van een mes bewezen acht en het onder feit 2 bewezenverklaarde medeplegen van diefstal onder bedreiging van een mes en een kettingslot.
3.2.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 1:
op 4 september 2018 te Amsterdam op de openbare weg, het Brettenpad, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een pet (merk Dsquared), een broek (FC Barcelona), een trui (FC Barcelona), een paar schoenen (merk Dsquared), een telefoon (Apple), sleutels en een flesje parfum (merk Bro), toebehorende aan [aangever 2] , welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit dat verdachte en zijn mededader
  • [aangever 2] met kracht bij zijn kraag hebben vastgepakt en vastgehouden en vervolgens
  • op korte afstand een mes aan [aangever 2] hebben voorgehouden en vervolgens
  • voornoemd mes tegen de keel van [aangever 2] hebben gehouden en vervolgens
  • dreigend tegen [aangever 2] hebben gezegd zich te ontkleden en zijn wachtwoord van zijn telefoon af te geven en vervolgens
  • nadat [aangever 2] zich had ontkleed en zijn wachtwoord had afgegeven [aangever 2] hebben geduwd waardoor [aangever 2] ten val is gekomen.
Ten aanzien van feit 2:
op 3 september 2018 te Amsterdam op de openbare weg, het Brettenpad, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge, twee rugzakken, een paar oordopjes en een telefoon (Apple), toebehorende aan [aangever 1] , welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en een andere deelnemer aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat verdachte en zijn mededader
  • [aangever 1] met kracht bij zijn kraag hebben vastgepakt en vervolgens
  • [aangever 1] meermalen met kracht tegen zijn gezicht en hoofd en rug en lip hebben geslagen en vervolgens
  • aan het vest van [aangever 1] hebben getrokken nadat [aangever 1] trachtte weg te rennen en vervolgens
  • dreigend tegen [aangever 1] hebben gezegd: “geef gewoon alles wat je hebt, anders steek ik je dood, ik steek je tussen je ribben. Houd je bek dicht”, en vervolgens
  • op korte afstand een mes aan [aangever 1] hebben voorgehouden en vervolgens
  • een kettingslot aan [aangever 1] hebben getoond en daarbij hebben gezegd: “ nu ga je rustig doen en laat je ons gewoon alles pakken en geef gewoon alles, dan komt alles goed”, en vervolgens
  • goederen uit de kleding van [aangever 1] hebben weggenomen en een horloge van de pols van [aangever 1] hebben weggenomen en vervolgens
  • dreigend tegen [aangever 1] hebben gezegd: “je gaat nu je telefoon ontlocken” en vervolgens
  • het lichaam van [aangever 1] hebben afgetast en vervolgens
  • dreigend tegen [aangever 1] hebben gezegd: “als je naar de politie gaat maken we je af. Je wordt doodgeschoten, dat regelen wij wel. We weten waar je woont en waar je naar school gaat”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregel

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van negen maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarbij dienen als bijzondere voorwaarden te worden opgelegd dat verdachte naar school/stage gaat volgens het rooster, meewerkt aan een positieve vrijetijdsbesteding, meewerkt aan hulpverlening en behandeling zoals Inforsa, waarbij aan het Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering de opdracht gegeven dient te worden om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden. De bijzondere voorwaarden en het toezicht dienen dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf van 100 uur gevorderd. De vordering van de benadeelde partij [aangever 2] kan aan materiële schadevergoeding voor € 150,- en aan immateriële schadevergoeding tot € 1.000,- hoofdelijk worden toegewezen, met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 1] kan voor wat betreft de materiële schade worden toegewezen minus het bedrag voor de tas omdat niet duidelijk is om welke tas dit gaat. De immateriële schadevergoeding kan hoofdelijk toegewezen worden tot een bedrag van € 3.000,-, met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft verzocht om als een taakstraf wordt opgelegd rekening te houden met de twee maanden die verdachte in voorarrest heeft gezeten. De nadruk dient te liggen op de gedragsbeïnvloeding van verdachte en minder op het aantal te verrichten uren taakstraf.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de straffen en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging gekeken naar de oriëntatiepunten voor strafoplegging die de rechtbanken onderling hebben afgesproken, in dit geval de oriëntatiepunten voor de categorie jeugd. In deze zaak gaat het om een afpersing met geweld en bedreiging met geweld, en een diefstal met geweld en bedreiging met geweld, welke delicten allebei samen met iemand anders zijn gepleegd.
De oriëntatiepunten geven bij zowel medeplegen van een afpersing met geweld en bedreiging met geweld als bij diefstal met geweld en bedreiging met geweld als uitgangspunt een taakstraf vanaf 60 uur of vergelijkbare jeugddetentie. Voor elke strafverzwarende omstandigheid geldt daarbij in beginsel 60 uur extra taakstraf of 1 maand extra jeugddetentie. In dit geval gelden als strafverzwarende omstandigheden het toegepaste geweld, het letsel, het gebruik van een mes en/of kettingslot en de kwetsbaarheid van de slachtoffers.
Verdachte heeft samen met zijn mededader het eerste slachtoffer onder bedreiging van een mes gedwongen zich uit te kleden en zijn spullen af te geven. Bij het tweede slachtoffer hebben verdachte en zijn mededader door geweld en onder bedreiging met een kettingslot spullen weggenomen. Op zoek naar nog meer goederen hebben zij ook het lichaam van het slachtoffer afgetast. Verdachte heeft alleen oog gehad voor zijn eigen gewin en zich totaal niet bekommerd om het feit dat zijn handelwijze een grove inbreuk op de persoonlijke integriteit van de slachtoffers teweeg heeft gebracht temeer omdat het bijzonder vernederend moet zijn geweest dat het eerste slachtoffer, een jongen van 14 jaar, op de openbare weg is achtergelaten terwijl hij van al zijn kleding, inclusief zijn schoenen was beroofd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
van 13 juni 2019 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende rapporten, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
  • rapport van de Raad opgemaakt op 15 april 2019
  • Psychologisch Pro Justitia rapport opgemaakt door H.E.W. Koornstra, psycholoog, op 11 februari 2019.
De Raad acht een strak kader nodig, waarbinnen verdachte wordt begrensd en aangestuurd . De Raad heeft een deels voorwaardelijke jeugddetentie geadviseerd, met bijzondere voorwaarden en toezicht en begeleiding door LdH. De Raad acht het van belang dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard omdat verdachte het nut van de begeleiding niet echt ziet. Hij is vooral extern gemotiveerd om hieraan mee te werken. Daarnaast heeft de Raad een onvoorwaardelijke taakstraf geadviseerd.
De psycholoog heeft vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een norm overschrijdende gedragsstoornis met beperkte pro-sociale emoties. Verdachte is kennelijk emotioneel al zo afgestompt door verlatingen en teleurstellingen in zijn leven, dat hij zich niet meer druk kan maken om de emoties van anderen en anderen slechts instrumenteel inzet voor zijn eigen gewin. Er is ook sprake van een zich ontwikkelende (antisociale) persoonlijkheidsstoornis. De psycholoog heeft geadviseerd verdachte de feiten volledig toe te rekenen. Om een verdere verharding te voorkomen, heeft de psycholoog geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met strikte voorwaarden en waarbij het hebben van een dagbesteding centraal dient te staan.
De rechtbank neemt de adviezen van de deskundigen over en is van oordeel dat naast een onvoorwaardelijke taakstraf een deels voorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden is. De rechtbank zal ook bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, en de dadelijke uitvoerbaarheid in het belang van verdachte is.
Beslag
De in deze zaak onder verdachte in beslaggenomen oordopjes behoren verdachte toe en dienen aan verdachte te worden teruggegeven.
Benadeelde partij [aangever 2] en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [aangever 2] vordert € 859,99 aan materiële schadevergoeding en
€ 1.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
De verdediging heeft ten aanzien van de materiële schadevergoeding bepleit de posten ‘schoenen’ en ‘telefoon’ te matigen omdat is verzocht de nieuwwaarde te vergoeden terwijl deze goederen niet nieuw waren. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de immateriële schadevergoeding. Ook is gevraagd de vordering niet hoofdelijk toe te wijzen omdat bij misdrijven met meer daders degene die als eerste aansprakelijk wordt gesteld voor het vergoeden van de schade, de schade alleen zal moeten vergoeden omdat verhaal op mededaders in de praktijk niet lukt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de benadeelde partij door het onder feit 1 bewezenverklaarde materiële en immateriële schade heeft geleden. De verdediging heeft de immateriële schadevergoeding niet betwist. De rechtbank zal dit als verzocht toewijzen.
Ten aanzien van de materiële schadevergoeding heeft de rechtbank vastgesteld dat een aantal goederen aan de benadeelde partij zijn teruggegeven. Voor zover er nog sprake is van materiële schade vormt het bepalen van deze schade naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding. Ten aanzien van de gevraagde vergoeding voor de schoenen overweegt de rechtbank dat de vader van de benadeelde partij heeft verklaard dat de schoenen € 150,- hebben gekost. De rechtbank acht een vergoeding voor de schoenen toewijsbaar en zal dit schatten op een bedrag van € 150,-.
Het overige deel van de vordering wordt niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij kan dat deel bij de burgerlijk rechter aanbrengen.
Benadeelde partij [aangever 1] en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [aangever 1] vordert € 785,- aan materiële schadevergoeding en € 15.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
De verdediging heeft verzocht de vordering van de materiële schadevergoeding niet-ontvankelijk te verklaren omdat de gevraagde vergoedingen onduidelijk en onvoldoende onderbouwd zijn. De immateriële schadevergoeding dient gematigd te worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de benadeelde partij door het onder feit 2 bewezenverklaarde materiële en immateriële schade heeft geleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat alle goederen waarvoor een vergoeding is gevraagd door verdachte en zijn mededader zijn weggenomen. De rechtbank zal een materiële schadevergoeding toekennen. Omdat de opgevoerde schadeposten niet met stukken zijn onderbouwd waaruit de vervangingswaarde van de goederen kan worden afgeleid, zal de rechtbank de materiële schade schatten:
  • € 11,- voor de OV-chipkaart
  • € 25,- voor de earpads
  • € 50,- voor het vest
  • € 50,- voor de rugtas
  • €100,- voor het horloge
  • € 200,- voor de telefoon.
In totaal wordt de materiële schadevergoeding toegewezen voor een bedrag van € 436,-.
Ten aanzien van de immateriële schade acht de rechtbank een bedrag van € 3.000,- als vergoeding redelijk en zal dit bedrag toewijzen.
Het overige deel van de vordering wordt niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij kan dat deel bij de burgerlijk rechter aanbrengen.
Hoofdelijkheid
Verdachte heeft verklaard dat hij de strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd. Naar civielrechtelijke maatstaven zijn verdachte en zijn mededader aansprakelijk voor de schade, waarvan door de benadeelde partijen vergoeding wordt gevorderd. De rechtbank ziet in wat de raadsvrouw heeft aangevoerd geen aanleiding hiervan af te wijken en zal bepalen dat verdachte is gehouden de schade als voornoemd te betalen, behoudens voor zover deze vorderingen door een ander zijn betaald.
Verdachte wordt veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partijen wordt, als extra waarborg voor betaling aan hen, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 77za, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.2 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en een ander de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 270 (tweehonderdzeventig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
205 (tweehonderdvijf) dagen, van deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaar onder de
algemene voorwaardedat veroordeelde
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
en onder de
bijzondere voorwaardendat veroordeelde:
  • naar school en/of stage gaat volgens het rooster;
  • zijn medewerking verleent aan het verkrijgen van een positieve vrijetijdsbesteding;
  • zijn medewerking verleent aan de hulpverlening en een behandeling bij Inforsa.
Van
rechtswegegelden tevens de
voorwaardendat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Geeft opdracht aan het Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 80 (tachtig) uur. Beveelt dat, als verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- oordopjes.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 2] hoofdelijk toe tot een bedrag van
€ 150,- (honderdvijftig) euro aan materiële schade en een bedrag van € 1.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 september 2018 tot aan de dag van de voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [aangever 2] voornoemd het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2] , te betalen de som van € 150,- (honderdvijftig euro) aan materiële schade en een bedrag van € 1.000,- (duizend euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 september 2018 tot aan de dag van de voldoening. Behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Bepaalt dat als en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] hoofdelijk toe tot een bedrag van € 436,-(vierhonderdzesendertig euro) aan materiële schade en een bedrag van € 3.000,- (drieduizend euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 3 september 2018 tot aan de dag van de voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [aangever 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1] , te betalen de som van € 436,- (vierhonderdzesendertig euro) aan materiële schade en een bedrag van € 3.000,- (drieduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 3 september 2018 tot aan de dag van de voldoening. Behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Bepaalt dat als en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Huber, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. I.M. Nusselder en E.J. Verster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Pandelitschka, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juli 2019.