Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
de Raad, gevestigd te Amsterdam,
[de moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats] ,
de moeder,
de Raad en
de GI.
de moeder en
de pleegouders.
Het procesverloop
De datum van de beschikking is bepaald op heden.
De feiten
Het verzoek van de Raad
Het verweer van de moeder
- dat in de beschikking tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van 21 juli 2017 staat dat de moeder een positieve ontwikkeling doormaakte, dat onderzocht moest worden of zij op emotioneel vlak kon aansluiten bij [minderjarige] en of zij over pedagogische vaardigheden beschikt om [minderjarige] met zijn specifieke problematiek de structuur en duidelijkheid te bieden die hij nodig heeft;
- dat uit het onderzoek van september 2017 naar voren komt dat de moeder voor de veiligheid van [minderjarige] kan zorgen, haar opvoedvaardigheden voldoende zijn en dat het positief is dat zij een steunend netwerk heeft. Het advies is de omgangregeling uit te breiden met het perspectief dat [minderjarige] op termijn bij de moeder komt wonen.
- dat het perspectiefonderzoek vervolgens pas op 10 april 2018 is gestart;
- dat in de beschikking van 20 juli 2018 betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing staat dat de Raad vorig jaar (2017) de GI al heeft meegegeven om het opgroeiperspectief van [minderjarige] grondig te onderzoeken en eventueel een verzoek tot een verderstrekkende maatregel in te dienen. In deze beschikking staat ook dat de GI dit echter heeft verzuimd te doen en pas recent is gestart met dit onderzoek. In deze beschikking is ook het belang van de omgang tussen [minderjarige] en zijn moeder benadrukt;
- dat uit het perspectiefonderzoek van oktober 2018 naar voren komt dat de moeder aan zes van de zeven door de jeugdzorgmedewerker gestelde bodemeisen voldoet. Er is enige twijfel of een thuisplaatsing een succes zal worden, vooral of de moeder de zorg kan volhouden op termijn. Juist om dit aspect te kunnen beoordelen is het advies de bezoekregeling verder uit te breiden in de thuissituatie bij de moeder met behulp van opvoedhulp.
Het standpunt van de GI
Het standpunt van de pleegouders
De beoordeling
- dat zij kan aansluiten bij het spel van [minderjarige] ;
- dat zij na het bezoek kan vertellen wat er goed is gegaan en wat er minder goed is gegaan;
- dat zij een netwerk heeft dat haar intensief kan ondersteunen in het ouderschap;
- dat zij woonruimte heeft met minimaal twee kamers waar [minderjarige] een eigen bed/ruimte heeft;
- dat zij bekend is met de financiële zaken rondom de verzorging van een kind;
- dat zij structurele begeleiding en opvoedondersteuning heeft na terugplaatsing.
- het opgroeiperspectief van [minderjarige] wordt duidelijk;
- de omgang tussen de moeder en [minderjarige] wordt uitgebreid naar (minimaal) één keer per week;
- de moeder krijgt opvoedondersteuning, ook bij invulling van de omgang met [minderjarige] .
De beslissing
onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek tot een nader te bepalen zitting bij voorkeur met dezelfde zittingscombinatie vóór 29 januari 2020. De GI, de moeder en de pleegouders dienen de rechtbank uiterlijk twee weken voor deze zitting schriftelijk te informeren over de ontwikkelingen en worden hierbij opgeroepen dan te verschijnen.