ECLI:NL:RBAMS:2019:5179

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
C/13/19/237 F
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement van Expat Real Estate Fund Amsterdam I B.V. en de rol van participanten in de procedure

Op 9 mei 2019 is er een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Amsterdam door een groep van twaalf participanten, die gezamenlijk bekendstaan als de participanten, met het verzoek om de besloten vennootschap Expat Real Estate Fund Amsterdam I B.V. (EREFA I) failliet te verklaren. De participanten hebben bedragen tussen de € 25.000 en € 200.000 geïnvesteerd in EREFA I, dat zich richt op vastgoedbeheer. De participanten hebben geklaagd dat EREFA I haar verplichtingen niet nakomt, aangezien de halfjaarlijkse uitkeringen uitblijven en de ingelegde hoofdsommen niet worden terugbetaald. De rechtbank heeft op verschillende zittingen, waaronder op 25 juni, 2 juli en 16 juli 2019, de zaak behandeld.

Tijdens de zittingen heeft EREFA I betwist dat zij in een faillissementstoestand verkeert. EREFA I stelde dat de uitkeringen wel degelijk waren gedaan, maar dat deze door de SNS Bank werden vastgehouden in afwachting van een onderzoek. Echter, tijdens de zitting op 16 juli 2019 erkende de bestuurder van EREFA I dat hij een bewijsstuk had vervalst om zijn stelling te onderbouwen. Dit leidde tot twijfels over de financiële situatie van EREFA I en de mogelijkheid om aan haar verplichtingen te voldoen.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat EREFA I verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen, en heeft op 16 juli 2019 het faillissement van EREFA I uitgesproken. De rechtbank benoemde mr. K.M. van Hassel tot rechter-commissaris en mr. T. Steffens tot curator. De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de curator de opdracht gegeven om de aan de gefailleerde gerichte correspondentie te openen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
faillissementsnummer: C/13/19/237 F
Ter griffie van deze rechtbank is op 9 mei 2019 een verzoekschrift met rekestnummer C/13/666172 / FT RK 19/821 ingekomen van:

1.[verzoeker 1] , wonende te [woonplaats] ,

2.
[verzoeker 2], wonende te [woonplaats] ,
3.
[verzoeker 3], wonende te [woonplaats] ,
4.
[verzoeker 4], wonende te [woonplaats] ,
5.
[verzoeker 5], wonende te [woonplaats] ,
6.
[verzoeker 6], wonende te [woonplaats] ,
7.
[verzoeker 7], wonende te [woonplaats] ,
8.
[verzoeker 8], wonende te [woonplaats] ,
9.
[verzoeker 9], wonende te [woonplaats] ,
10.
[verzoeker 10], wonende te [woonplaats] ,
11.
[verzoeker 11], wonende te [woonplaats] ,
12.
[verzoeker 12], wonende te [woonplaats] ,
13.
Stichting Deelnemers Expat Real Estate Fund Amsterdam I, gevestigd te Haarlem,
advocaat mr. R.A.M. Schram,
- verzoekers 1 tot en met 12 hierna gezamenlijk ook te noemen: de participanten.
Het verzoek strekt tot faillietverklaring van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Expat Real Estate Fund Amsterdam I B.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 63532824,
vestigingsadres: [vestigingsadres] ,
advocaat aanvankelijk mr. H.J. Hagemans, thans mr. F.J.C. van Altena,
- hierna te noemen: EREFA I.
Het verzoekschrift is behandeld ter zitting van 25 juni 2019, 2 juli 2019 en 16 juli 2019.

1.Het rekest

1.1.
De participanten en de Stichting hebben verzocht EREFA I in staat van faillissement te verklaren. Verzoekers 1 tot en met 12 hebben voor bedragen, variërend van € 25.000,- tot € 200.000,-, deelgenomen in vastgoedfonds EREFA I, dat zich bezighoudt met de verwerving, verhuur en verkoop van vastgoed. Ingevolge de tussen partijen overeengekomen voorwaarden doet EREFA I een halfjaarlijkse uitkering aan participanten, bij uitblijven waarvan de ingelegde hoofdsommen direct opeisbaar worden. De halfjaarlijkse uitkeringen worden niet gedaan. Ondanks verzoeken daartoe van de zijde van de participanten worden de ingelegde gelden evenmin terugbetaald.
1.2.
Verzoekers concluderen dat EREFA I verkeert in de toestand, dat zij heeft opgehouden te betalen en verzoeken de rechtbank aldus te verklaren.

2.Het verweer

2.1.
Ter zitting van 25 juni 2019 heeft EREFA I verweer gevoerd. Zij betwist dat de halfjaarlijkse uitkering niet is gedaan. De desbetreffende betalingsbatch is afgeschreven van de SNS-rekening van EREFA I, en wordt – kennelijk in het kader van een onderzoek – vastgehouden door SNS Bank, voor participanten. Het onderzoek van SNS Bank is het gevolg van vragen, gesteld aan SNS Bank door de heer [naam 1] , die optreedt namens verzoekers. Verzoekers hebben de vertraging aan zichzelf te wijten. Gerekestreerde kan hier geen (verdere) invloed op uitoefenen.
2.2.
Ter zitting van 2 juli 2019 is namens EREFA I een print van een e-mailbericht van SNS Bank, gedateerd 1 juli 2019, overgelegd. Daarin verklaart mevrouw [naam 2] , werkzaam bij SNS Klantintegriteit, dat de voornoemde betalingsbatch door SNS Bank wordt vastgehouden, en zal worden vrijgegeven zodra een door SNS bank naar (onder andere) EREFA I ingesteld onderzoek is afgerond.
2.3.
EREFA I concludeert dat zij niet in de voor faillissement vereiste toestand van te hebben opgehouden met betalen verkeert.

3.De behandeling van 16 juli 2019

3.1.
De rechtbank heeft op 3 juli 2019 een e-mailbericht van mr. Schram ontvangen. Hij verzoekt de rechtbank tot een nadere aanhouding te besluiten, omdat hem is gebleken dat het namens EREFA I overgelegde bericht van mevrouw [naam 2] niet authentiek zou zijn. Tegenover mr. Schram heeft mevrouw [naam 2] verklaard dat de e-mail niet van haar afkomstig was. Op 8 juli 2019 heeft mr. Schram een en ander met bewijsstukken – te weten een schriftelijke verklaring van mevrouw [naam 2] – gestaafd.
3.2.
De rechtbank heeft daarop een nieuwe behandeling bepaald op 16 juli 2019. Ter zitting heeft de bestuurder van EREFA I, de heer [naam 3] , erkend dat de e-mail van mevrouw [naam 2] niet authentiek was. Hij heeft twee berichten samengevoegd en zo het bewijsstuk gefabriceerd. Hij heeft verklaard dat hij deze misstap onder druk heeft begaan. De in de e-mail weergegeven feiten – de betalingsbatch wordt door SNS bank tegengehouden in afwachting van de uitkomst van een onderzoek – zijn juist. Voorts heeft EREFA I inmiddels haar vastgoedportefeuille verkocht. [naam 3] heeft hiertoe op 15 juli 2019 een overeenkomst met [naam B.V.] gesloten. De levering zal rond 30 augustus 2019 waarschijnlijk plaatsvinden. Met de opbrengst kunnen de participanten worden voldaan.
3.3.
Verzoekers hebben ter zitting verklaard eraan te twijfelen dat daadwerkelijk een koopovereenkomst tot stand is gekomen. De in de overeenkomst vermelde koper -- [naam B.V.] – kent als bestuurder de heer [naam 4] , die blijkens het Kadaster zelf in zwaar financieel weer verkeert. Een drietal schuldeisers heeft voor elk meerdere tonnen beslag gelegd op zijn huis, dat bovendien voor € 700.000,- verhypothekeerd is. Verzoekers verwachten niet dat zijn vennootschap – die blijkens de KvK een eigen vermogen van
Slechts € 30.000,- heeft – tot nakoming in staat zal zijn. Ook is er geen boeteclausule opgenomen in de overeenkomst in geval de koop geen doorgang vindt. Mr. Schram heeft verklaard [naam 3] van een nieuwe vertragingstactiek te verdenken.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Op 2 juli 2019 heeft [naam 3] namens EREFA I een bewijsstuk overgelegd van SNS Bank, ter staving van haar stelling dat EREFA I niet in de toestand verkeert van te hebben opgehouden te betalen. De aan de participanten verschuldigde betalingen zijn wel gedaan, maar om – buiten de macht van EREFA I liggende – redenen door SNS Bank tegengehouden. Ter zitting van 16 juli 2019 heeft [naam 3] erkend dat hij dit bewijsstuk heeft vervalst, door tekst uit twee separate mailberichten samen te voegen tot één bericht. Hij heeft nagelaten deze e-mails over te leggen. Hij heeft voorts verklaard geen ander bewijsstuk te kunnen overleggen waaruit blijkt dat deze betalingsbatch van 30 maart 2019 ad € 50.284,97 wordt vastgehouden door SNS Bank. Het rekeningafschrift met betrekking tot de batch vermeldt slechts dat het bedrag is afgeschreven van de rekening van EREFA I. Waar het geld zich op dit moment bevindt is volkomen onduidelijk. Het enige dat op dit moment onbetwist vast staat is dat het bedrag niet door de participanten is ontvangen, zodat EREFA I in zoverre niet aan haar betalingsverplichtingen voldoet.
4.2.
Ter zitting van 16 juli 2019 heeft [naam 3] namens EREFA I een koopovereenkomst van 15 juli 2019 overgelegd. Hierbij zou de vastgoedportefeuille zijn verkocht aan [naam B.V.] voor een bedrag van € 4.400.000,-. Dit betreft een (nog) niet in de registers ingeschreven overeenkomst waarvoor geen zekerheid is gesteld, bijvoorbeeld in de vorm van een bankgarantie of een waarborgsom. De levering van het vastgoed zal blijkens de overeenkomst plaats hebben op 30 augustus 2019. Deze overeenkomst geeft geen reden tot een nadere aanhouding. Anders dan namens EREFA I is gesteld, staat geenszins vast dat op 30 augustus 2019 daadwerkelijk betaling door [naam B.V.] zal plaatshebben, zodat ook de (daarvan afhankelijke) betaling aan participanten ongewis blijft.
4.3.
Een en ander leidt ertoe dat EREFA I verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen.
4.4.
De rechtbank heeft acht geslagen op de artikelen 1, 2, 4, 6 en 14 van de Faillissementswet.
4.5.
De rechtbank is gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 van verordening (EU) 2015/848 van het Europees parlement en de raad van de Europese Unie bevoegd deze hoofdprocedure te openen, nu het centrum van de voornaamste belangen van EREFA I in Nederland ligt.

5.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart
EXPAT REAL ESTATE FUND AMSTERDAM I B.V.voornoemd in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. K.M. van Hassel, rechter in deze rechtbank,
en tot curator mr. T. Steffens, 1007 KB Amsterdam, Postbus 70091;
- geeft aan de curator last tot het openen van de aan gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. de Vos en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2019 te 12:00