Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal verdachte de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis opleggen. Zij overweegt daartoe als volgt.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de belaging van aangeefster. Ondanks dat aangeefster in augustus 2017 aan verdachte kenbaar maakte dat ze liever niet had dat hij contact met haar opnam, heeft verdachte haar enkele maanden later in een paar dagen tijd meermalen gebeld en sms-berichten gestuurd. Deze berichten waren grof, indringend en onaangenaam. Uit haar aangifte blijkt dat aangeefster angstig was door de berichten en het bellen en dat zij zich gehinderd voelde in haar privéleven.
De maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis
Om de door de officier van justitie gevorderde maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis in de zin van artikel 37 Sr op te kunnen leggen, moet worden voldaan aan de volgende vereisten:
In rubriek 5.3 van dit vonnis heeft de rechtbank al overwogen dat het bewezenverklaarde strafbare feit vanwege een ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet aan verdachte kan worden toegerekend.
Wat betreft het zogeheten gevaarscriterium blijkt uit de psychiatrische Pro Justitia-rapportage onder meer dat het recidiverisico in de huidige situatie en voor de korte termijn laag tot matig is, mede doordat verdachte op het moment van het opmaken van de rapportage geen cannabis gebruikt en de door de huisarts voorgeschreven medicatie inneemt. Het recidiverisico voor de middellange tot lange termijn is echter wel hoog. Zonder toezicht is het waarschijnlijk dat verdachte met de medicatie stopt en dat hij opnieuw cannabis gaat gebruiken. Deze omstandigheden zouden het recidiverisico verhogen. Uit de psychologische Pro Justitia-rapportage blijkt onder meer dat verdachte naar voren komt als een stalker met intimiteitswanen. In dit geval lopen derden meer risico om slachtoffer van geweld te worden dan het primaire slachtoffer zelf. Ondanks het gebruik van anti-psychotische medicatie en het stoppen met blowen, is er bij verdachte geen sprake van ziektebesef of ziekte-inzicht. Hij is weinig intrinsiek gemotiveerd voor behandeling. Het ontbreken van een zinvolle dagbesteding en een steunend sociaal netwerk worden als risicoverhogend gezien. Het recidiverisico zonder behandeling wordt dan ook ingeschat als matig tot hoog.
In het licht van het voorgaande baart het de rechtbank zorgen dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij zijn door de huisarts voorgeschreven medicatie niet meer inneemt en dat hij met Kerst weer heeft geblowd en dat hij dit fijn vond. Verdachte heeft verklaard dat er van een stoornis volgens hem geen sprake is. Hulp daarvoor is volgens hem dan ook niet nodig. Hij heeft geen contact meer met zijn moeder en lijkt sociale contacten af te houden. Dit is volgens de rechtbank een onwenselijke situatie met een verhoogd gevaar voor recidive.
Gelet op hetgeen uit de Pro Justitia-rapportages is gebleken is de rechtbank van oordeel dat er gevaar bestaat voor anderen, zodat aan het gevaarscriterium is voldaan.
Volgens de deskundigen moet de psychose van verdachte in remissie blijven om het recidiverisico te verminderen. Hiervoor is medicamenteuze behandeling van belang en moet verdachte intensief worden gevolgd en begeleid. Er zal aandacht moeten worden besteed aan dagbesteding, het sociale netwerk van verdachte en het gebruik van cannabis. Ook zal het ziekte-inzicht moeten worden verhoogd. Een dergelijke behandeling kan ambulant plaatsvinden, maar verdachte lijkt hiervoor niet gemotiveerd te zijn. De psychiater overweegt daarbij dat het nodig zal kunnen zijn om de behandeling vanuit een kliniek op te starten. De deskundigen komen dan ook tot het advies de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis op te leggen.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte in een stabiele setting kan worden behandeld voor zijn stoornis en dat kan worden bekeken welke medicatie voor hem het meest geschikt is. De maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis is daarvoor passend en gelet op de ernst van het feit en de situatie van verdachte ook proportioneel. De rechtbank zal aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis in de zin van artikel 37 Sr opleggen.
De door de officier van justitie gevorderde maatregel van artikel 38v Sr zal de rechtbank niet opleggen. Niet is gebleken dat verdachte na 5 maart 2018 opnieuw contact met aangeefster heeft gezocht. Hij lijkt er bovendien van doordrongen te zijn dat dit ook niet gewenst is. Voor zover nog gevreesd zou moeten worden dat dit in de toekomst zou veranderen, wordt dat gevaar ondervangen door de oplegging van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis. Een contactverbod in de zin van 38v Sr acht de rechtbank dan ook niet noodzakelijk.