ECLI:NL:RBAMS:2019:509

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2019
Publicatiedatum
28 januari 2019
Zaaknummer
13/684205-18 en 13/654176-16 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over overtreding van tijdelijk huisverbod met gevangenisstraf en vordering tot tenuitvoerlegging

Op 25 januari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 mei 2018 in [plaats] in strijd heeft gehandeld met een tijdelijk huisverbod. Dit huisverbod was op 8 mei 2018 opgelegd en gold voor de periode van 8 tot 18 mei 2018. De verdachte werd aangetroffen door de politie bij de woning waar hij niet mocht komen, terwijl hij onder invloed was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van het huisverbod en dat hij dit heeft overtreden door zich in de nabijheid van de woning op te houden en contact op te nemen met zijn moeder, die in het huisverbod was genoemd.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes dagen met aftrek van het voorarrest en een werkstraf van dertig uren geëist. De raadsman van de verdachte pleitte voor een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat, gezien de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische en verslavingsproblematiek, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet gerechtvaardigd was. De rechtbank legde een gevangenisstraf van acht dagen op, gelijk aan het voorarrest, en wees de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling af. De proeftijd werd met één jaar verlengd, zodat de verdachte de kans krijgt om zich te rehabiliteren met hulp van de betrokken instanties.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/684205-18 en 13/654176-16 (tul)
Datum uitspraak: 25 januari 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. K. van der Willigen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. F. Pool, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij op 11 mei 2018 in [plaats] heeft gehandeld in strijd met een tijdelijk huisverbod.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die achter dit vonnis is gevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte is door de politie bij de woning aangetroffen waar hij niet mocht komen en hij heeft verklaard dat het tijdelijk huisverbod aan hem was uitgereikt.
3.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft zich wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar aanleiding van de thuissituatie van verdachte is hem op 8 mei 2018 een tijdelijk huisverbod opgelegd voor de periode van 8 mei 2018 tot 18 mei 2018. Dit hield onder meer in dat hij de woning aan de [adres] in [plaats] niet mocht betreden, daarin aanwezig mocht zijn of zich daarbij op mocht houden. Ook mocht hij geen contact opnemen met zijn moeder en zijn zus. Op 11 mei 2018 omstreeks 03:15 uur kreeg de politie de melding te gaan naar het voornoemd adres. De verbalisanten troffen verdachte daar onder invloed aan. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij wist van het tijdelijk huisverbod en dat dit aan hem was uitgereikt, maar dat hij toch naar de woning van zijn moeder is gegaan om zijn medicatie op te halen. Hij heeft die dag hierover ook contact gezocht met zijn moeder.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft het aan hem opgelegd tijdelijk huisverbod overtreden.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 11 mei 2018 te [plaats] heeft gehandeld in strijd met een door of namens de burgemeester op 8 mei 2018 aan hem opgelegd tijdelijk huisverbod voor de periode van 8 mei 2018 tot 18 mei 2018, betreffende de woning gelegen aan de [adres] te [plaats] , door zich in de nabijheid van die woning op te houden en door contact op te nemen met een van de in dat huisverbod genoemde personen, te weten zijn moeder [persoon] .

4.Het bewijs

De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.

5.De strafbaarheid van het feit en van verdachte

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van zes dagen met aftrek van het voorarrest met daarbij een werkstraf van dertig uren gevorderd.
6.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft een voorwaardelijke straf bepleit met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden die strekken tot begeleiding door De Waag en eventueel toezicht door Reclassering Nederland.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft contact gezocht met zijn moeder en zich opgehouden bij de woning van zijn moeder, terwijl hij een huisverbod had. De burgemeester heeft dit huisverbod niet zonder reden opgelegd: mede door psychiatrische- en verslavingsproblematiek bij verdachte is er al jaren sprake van een conflictueuze situatie tussen hem en zijn moeder en zijn zus. Dit heeft onder meer geleid tot veroordelingen met betrekking tot huiselijk geweld en meerdere politiemutaties.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het beter met hem gaat. Hij heeft werk gevonden en woont weer bij zijn moeder. De situatie thuis is nu rustig. Ook is verdachte gestopt met het gebruiken van drugs, omdat hij naar eigen zeggen geen junkie meer wilde zijn.
Een dergelijk strafbaar feit rechtvaardigt niet zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Een werkstraf gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf is in het algemeen bij een
first offenderwellicht meer aangewezen, om dergelijk gedrag in de toekomst te voorkomen. Toch zal de rechtbank daartoe niet overgaan. Daarbij is redengevend dat de rechtbank het aannemelijk acht dat het inmiddels veel beter met verdachte gaat en hij bovendien al acht dagen in voorarrest heeft doorgebracht. Dit werd mede veroorzaakt door de instabiele psychische toestand waarin hij destijds verkeerde en het daaruit voortvloeiende herhalingsgevaar. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval met het opleggen van een straf die dit voorarrest te boven gaat, geen strafdoel meer wordt bereikt en dat hij door dit vastzitten genoeg is gestraft. Zij zal daarom enkel een gevangenisstraf conform het voorarrest opleggen.
7. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 15 mei 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/654176-16, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 21 september 2017 van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 48 dagen, niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
Hoewel uit de verdere inhoud van dit vonnis is gebleken dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging niet toewijzen. Aan dit voorwaardelijk strafgedeelte zijn als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij Reclassering Nederland en medewerking verlenen aan behandeling bij De Waag verbonden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in het verleden veel baat heeft gehad bij de hulpverlening door deze instanties. Hij is gemotiveerd om bij De Waag aan zichzelf te werken. De rechtbank wil verdachte daarin faciliteren en zal daarom de proeftijd met één jaar verlengen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 11 van de Wet tijdelijk huisverbod.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met een met toepassing van artikel 2 eerste lid van de Wet tijdelijk huisverbod gegeven huisverbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
8 (acht) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 13/654176-16 en verlengt de proeftijd met 1 (één) jaar.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.C.J. Hamming, voorzitter,
mrs. B. Vogel en M.F. Ferdinandusse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 januari 2019.
[...]