ECLI:NL:RBAMS:2019:5078
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van journalist wegens belediging in column over internettrollen
In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Amsterdam op 15 juli 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een journalist, die beschuldigd werd van belediging. De verdachte had op 18 maart 2018 op zijn internetsite een column gepubliceerd waarin hij zich uitliet over [slachtoffer]. De uitlatingen in de column waren scherp en provocerend, maar de politierechter oordeelde dat deze niet los konden worden gezien van de context waarin ze waren gedaan. De verdachte voerde aan dat zijn uitlatingen voortkwamen uit zijn journalistieke taak en dat hij bewust aandacht wilde vragen voor intimidatie door internettrollen. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat de uitlatingen niet als een journalistieke bijdrage aan het publieke debat konden worden gezien.
De politierechter overwoog dat artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens het recht op vrije meningsuiting waarborgt, en dat dit recht alleen onder strikte voorwaarden kan worden beperkt. De rechter concludeerde dat de uitlatingen van de verdachte, hoewel beledigend van aard, in de context van de column en de journalistieke vrijheid niet als onnodig grievend konden worden aangemerkt. De politierechter sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging, omdat de context van de uitlatingen het beledigende karakter wegnam en de verdachte niet onterecht was in zijn journalistieke uitingen.