ECLI:NL:RBAMS:2019:5066

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2019
Publicatiedatum
15 juli 2019
Zaaknummer
13/846036-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake professioneel vuurwerk en de opslag daarvan

Op 2 juli 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben en opslaan van professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik. De zaak kwam ter terechtzitting op 18 juni 2019, waar de officier van justitie, mr. H.H.M. Beune, de vordering indiende. De verdachte, geboren in 1989, had een aanzienlijke hoeveelheid professioneel vuurwerk opgeslagen in een loods in Zwanenburg, wat op 10 december 2018 door de politie werd aangetroffen. De tenlastelegging omvatte onder andere het medeplegen van het voorhanden hebben van ongeveer 1336 kilogram vuurwerk buiten een toegelaten opslaginrichting.

De rechtbank oordeelde dat het vuurwerk, dat onder andere Chinese rollen en signaalraketten omvatte, professioneel was, omdat het was aangetroffen bij particulieren en niet voldeed aan de eisen voor particulier gebruik. De verdachte had erkend het vuurwerk te hebben aangeschaft om het aan anderen ter beschikking te stellen. De rechtbank achtte de feiten bewezen en concludeerde dat er sprake was van eendaadse samenloop van overtredingen.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 365 dagen, waarvan 339 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een taakstraf van 240 uren opgelegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder schuldenproblematiek, en de aanbevelingen van de reclassering. De uitspraak benadrukte de gevaren van het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en de noodzaak van strenge regels voor opslag en gebruik.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/846036-18 (Promis)
Datum uitspraak: 2 juli 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP-adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 juni 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H.H.M. Beune, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.N. de Jonge, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. medeplegen van voorhanden hebben en opslaan van professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik;
2. medeplegen van (opzettelijk) voorhanden hebben van ongeveer 1336 kilogram vuurwerk buiten een voor de opslag van vuurwerk toegelaten inrichting.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide tenlastegelegde feiten.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Professioneel vuurwerk
Aan verdachte is onder 1 ten laste gelegd dat hij verschillende soorten professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad en heeft opgeslagen, terwijl dit vuurwerk bestemd was voor particulier gebruik. Wat als professioneel vuurwerk heeft te gelden volgt uit het Vuurwerkbesluit en de Tijdelijke regeling ex artikel 1.1.1, derde lid, Vuurwerkbesluit (hierna: Tijdelijke regeling). In deze regelgeving staat vermeld dat vuurwerk als professioneel wordt gekwalificeerd wanneer het veel gevaar oplevert en uitsluitend bestemd is voor gebruik door personen met gespecialiseerde kennis, en waarvan het geluidsniveau niet schadelijk is voor de menselijke gezondheid (categorie F4). Vuurwerk dat weinig of middelmatig gevaar oplevert (categorieën F2 en F3) en dat niet bij of krachtens het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik, is eveneens als professioneel aan te merken. Het is de verantwoordelijkheid van de fabrikant en/of de importeur om het vuurwerk (of het pyrotechnische artikel voor theatergebruik) in een bepaalde categorie onder te brengen op grond van toepassing, doel en gevaar, met inbegrip van hun geluidniveau. [1] Verder wordt onder professioneel vuurwerk mede verstaan vuurwerk dat niet behoort tot categorie F1, F2 of F3 en wel behoort tot vuurwerk bestemd voor particulier gebruik als bedoeld in artikel 1.2.2, zevende lid, Vuurwerkbesluit of vuurwerk waarvan de bestemming niet kan worden vastgesteld. [2]
De rechtbank stelt vast dat door de politie de volgende hoeveelheden vuurwerk zijn aangetroffen:
  • 240 kilogram Chinese rollen;
  • 130 kilogram nitraten;
  • 260 kilogram en 16 stuks flowerbeds;
  • 256 signaalraketten;
  • 1000 stuks knalvuurwerk.
Van voornoemd vuurwerk waren de Chinese rollen voorzien van een categorie-aanduiding, te weten categorie F4. Conform de hierboven genoemde regelgeving is reeds daarmee sprake van professioneel vuurwerk. Ten aanzien van het overige vuurwerk geldt dat het (door de fabrikant of de importeur) niet is ingedeeld in een categorie als bedoeld in de Tijdelijke regeling. Indien kan worden vastgesteld dat het vuurwerk bestemd was voor particulier gebruik, zou dit tot de conclusie leiden dat het overige vuurwerk eveneens als professioneel moet worden aangemerkt. Uit artikel 1.2.2, zevende lid, Vuurwerkbesluit volgt dat vuurwerk onder meer bestemd is voor particulier gebruik wanneer het wordt aangetroffen bij een particulier. De rechtbank stelt vast dat verdachte en de medeverdachten allen particulieren zijn en het vuurwerk in hun aanwezigheid is aangetroffen. Al het aangetroffen vuurwerk is daarmee professioneel van aard.
4.3.2.
Bekennende verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij de hoeveelheid vuurwerk heeft aangekocht om het aan particulieren ter beschikking te stellen. Hij heeft het vuurwerk vervolgens opgeslagen in een loods in Zwanenburg , waar het op 10 december 2018 door de politie is aangetroffen. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte, in samenhang bezien met het overige bewijs dat in bijlage II is opgenomen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals vermeld in rubriek 5.
4.3.3.
Samenloop
De rechtbank stelt vast dat hetgeen onder 1 en 2 bewezen wordt geacht betrekking heeft op dezelfde partij vuurwerk, die is aangetroffen in de opslagruimte in Zwanenburg . Daarmee is sprake van gelijktijdigheid van handelen. Verder komt de strekking van het te beschermen rechtsbelang van het onder 1 en 2 bewezen geachte overeen. De rechtbank acht dan ook artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing en concludeert tot eendaadse samenloop tussen de bewezen geachte feiten.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte

1

op 10 december 2018 te Zwanenburg (gemeente Haarlemmermeer), tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- 630 kilogram vuurwerk lijst II waarvan 240 kilogram Chinese rollen, 130 kilogram nitraten en 260 kilogram flowerbeds, en;
- 256 signaalraketten, en;
- 16 flowerbeds, en;
- 1000 stuks knalvuurwerk
heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad.
2
op 10 december 2018 te Zwanenburg (gemeente Haarlemmermeer), tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, 1336 kilogram vuurwerk buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4, 2.2.1, 3.2.1 of 3A.2.1 Vuurwerkbesluit waarvoor een omgevingsvergunning is verleend die betrekking heeft op de opslag van vuurwerk en artikel 2.2.1 Vuurwerkbesluit waarvoor een melding is gedaan krachtens artikel 2.2.4 Vuurwerkbesluit, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft gevorderd dat daarbij de bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
8.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat kan worden volstaan met oplegging van een taakstraf en (eventueel) een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daartoe heeft zij aangevoerd dat in vergelijkbare zaken niet is besloten tot oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf (die langer was dan het voorarrest). Verder heeft zij naar voren gebracht dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding zijn om geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen. Verdachte is niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld. Er is sprake van schuldenproblematiek, hetgeen heeft geresulteerd in onderbewindstelling. Het is van belang dat dit traject kan worden voortgezet. Het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zou dat doorkruizen en de financiële situatie verergeren.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft een aanzienlijke hoeveelheid professioneel vuurwerk voorhanden gehad en opgeslagen in een ruimte die daarvoor niet was ingericht. Het voorhanden hebben en de opslag van professioneel vuurwerk is extreem gevaarzettend. Voor het vervoer en de opslag van dergelijk vuurwerk gelden strenge regels en is gespecialiseerde kennis vereist. Afgezien van de brandgevaarlijkheid bij de opslag, brengt het tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk risico’s met zich, niet slechts voor degene die het vuurwerk tot ontbranding brengt, maar ook voor eventuele omstanders. Te denken valt aan gehoorbeschadiging, oogletsel, verminking van ledematen of erger. Verdachte is met deze risico’s veel te gemakzuchtig omgesprongen en heeft kennelijk niet of in onvoldoende mate stilgestaan bij de mogelijke – in potentie levensgevaarlijke – gevolgen van een ontijdige explosie.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel van het strafblad van verdachte van 30 april 2019. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld.
Bij de straftoemeting neemt de rechtbank verder in aanmerking een advies van Reclassering Nederland van 7 februari 2019, betreffende verdachte. De reclassering adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, verplichte medewerking aan schuldhulpverlening en verplichte medewerking aan het verkrijgen en behouden van een betaalde dagbesteding.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezen geachte feiten oplegging van een langdurige vrijheidsbenemende straf rechtvaardigen. Zij zal hem daarom veroordelen tot een gevangenisstraf van 365 dagen. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank aanleiding het onvoorwaardelijke deel daarvan te beperken tot de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht (26 dagen). Verdachte hoeft dus niet terug naar de gevangenis, maar heeft gedurende een proeftijd van twee jaren een forse voorwaardelijke straf boven zijn hoofd hangen. De rechtbank hoopt hem hiermee te weerhouden zich nogmaals aan (soortgelijke) strafbare feiten schuldig te maken. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd. Naast de deels voorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank oplegging van een taakstraf van de maximale duur (240 uren) passend en zal zij verdachte daartoe veroordelen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en op de artikelen 1.2.2 en 1.2.4 van het Vuurwerkbesluit.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde
eendaadse samenloop van medeplegen van overtredingen van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
365 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte van deze straf, groot
339 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich meldt bij Reclassering Nederland, locatie Amsterdam, op het [adres] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Veroordeelde werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zo lang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
2. medewerking verleent aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt dat hij moet meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
3. medewerking verleent aan het verkrijgen en het behouden van een betaalde dagbesteding.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
240 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. C.M. Berkhout en E.J. Weller, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Groot, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 juli 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[…]

Voetnoten

1.[…]
2.[…]