5.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.Ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, wordt telkens slechts gebezigd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank is van oordeel dat beiden feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Uit de aangiftes volgt dat op 5 augustus 2018 rond 01.30 uur ’s nachts twee jongens [naam café] , gelegen aan de Cruquiusweg in Amsterdam, zijn binnengekomen. Beide jongens hebben een donkere huidskleur en de jongen die als NN1 wordt omschreven is langer dan NN2. Aangever [naam aangever/benadeelde partij 1] verklaart nog dat hij denkt dat ze iets zwarts voor hun gezicht hadden. Ze roepen om geld en NN1 loopt gelijk met een groot mes op aangever [naam aangever/benadeelde partij 3] af, die achter de bar aan het werk is. NN1 houdt daarbij het mes dicht in de buurt van de nek van [naam aangever/benadeelde partij 3] . Onder dreiging van het mes en van geschreeuw maakt [naam aangever/benadeelde partij 3] de kassalade open, waarop NN1 de kassa begint leeg te graaien. NN2 is bij binnenkomst naar de andere kant van de bar gerend. Aangever [naam aangever/benadeelde partij 1] probeert met een barkruk zichzelf en de anderen te beschermen tegen NN2, maar glijdt uit en valt op de grond. NN2 slaat vervolgens met een tas met inhoud – [naam aangever/benadeelde partij 1] omschrijft dit als het “leek op stenen” – tussen de tien en twintig keer tegen zijn hoofd, gezicht en arm. Beide jongens rennen vervolgens naar buiten, stappen op een scooter en rijden weg met het geld uit de kassa. .Later blijkt dat een bedrag van
€ 604,63 is weggenomen.[naam aangever/benadeelde partij 1] heeft door de klappen met het voorwerp het zicht aan zijn linkeroog blijvend verloren en een schedelfractuur en meerdere facturen in zijn gezicht opgelopen. [naam aangever/benadeelde partij 1] verklaart later dat hij niet zeker weet of hij met een (verzwaarde) tas is geslagen, vanwege de ronde vorm van het letsel aan zijn oog.
In de medische verklaring van de oogarts [naam 1] , verbonden aan de VUMC oogheelkunde, van 8 augustus 2018 wordt het letsel van de heer [naam aangever/benadeelde partij 1] als volgt beschreven: ruptuur van het linkeroog, de scela (het oogwit) is bijna 270 graden rondom gescheurd met expulsie van de humane lens en overig intra-oculair weefsel o.a. delen van het regenboogvlies en vaatvlies
- schedelfractuur rechts
- meerdere aangezichts- en oogkasfracturen rechts
- meerdere huidwonden rondom rechter oog en rechter oor
- psychisch ‘letsel’ van trauma
De arts verklaart voorts dat geen genezing van het rechter oog mogelijk is, de visuele functie is geheel verloren, er is geen sprake van lichtperceptie. Het doel is het oog te behouden, maar mogelijk is in de toekomst verwijdering van het oog noodzakelijk (o.a. bij infectie en/of pijnlijk blind oog).
De rechtbank is ter terechtzitting gebleken dat het oog niet behouden kon blijven en is verwijderd.
Op de ochtend na de overval heeft de bewoonster van de [adres 2] in Amsterdam (vlakbij [naam café] ) contact opgenomen met de politie. Zij verklaart bij de politie, die direct ter plaatse is gekomen, dat zij omstreeks 02.00 uur die nacht van 5 augustus 2018 drie mannenstemmen voor haar raam hoorde en dat er geld geteld werd. Ook zag zij dat er een scooter voor haar raam was gezet en dat er bij de scooter een plastic tas met een hamer lag. De politie heeft die ochtend vlak naast de scooter en de tas met hamer ook wat kleding, handschoenen, een bivakmuts en sleutels gevonden. De scooter blijkt dan ergens tussen 20.00 uur ’s avonds op 4 augustus en 04.00 uur ’s nachts op 5 augustus gestolen te zijn ter hoogte van de [adres 3] .De sleutels komen uit de kassalade van [naam café] en op de hamer en de kleding wordt bloed van [naam aangever/benadeelde partij 1] aangetroffen.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de aangetroffen scooter op de Keizersgracht is gestolen, vervolgens door de twee daders is gebruikt om naar [naam café] te rijden om de overval te plegen en de twee daders daarna op de scooter zijn weggereden en deze kort daarna samen met de spullen die zij niet meer nodig hadden, welke spullen in verband konden worden gebracht met de overval, op de Marinierskade hebben achtergelaten. De rechtbank leidt uit de combinatie van de aangetroffen spullen (sleutels van [naam café] , hamer met het bloed van het slachtoffer erop, en de bivakmuts daarbij) eveneens af dat de bivakmuts is gebruikt bij de overval, hetgeen ook aansluit bij de aangifte van [naam aangever/benadeelde partij 1] . Op de bivakmuts is een DNA hoofd-mengprofiel aangetroffen van twee personen, waarbij dit mengprofiel ten minste één miljard keer waarschijnlijker is wanneer de hypothese waar is dat de bemonstering relatief veel DNA van verdachte en een willekeurige andere persoon bevat, dan wanneer de hypothese waar is dat de bemonstering relatief veel DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.De rechtbank concludeert dat verdachte op enig moment met de bivakmuts in contact is geweest.
Na onderzoek is gebleken dat de desbetreffende hamer op 4 augustus 2018 naar alle waarschijnlijkheid door medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (de neef van verdachte) bij de Big Bazar is gekocht.Naar aanleiding daarvan zijn taps op de telefoons van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en vervolgens ook verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] aangesloten. Uit de tapgesprekken van 10 augustus 2018 tussen verdachte en [medeverdachte 3] volgt dat verdachte met [medeverdachte 3] spreekt over een overval die verdachte met [medeverdachte 3] heeft gepleegd. [medeverdachte 3] zegt tegen verdachte: “
we staan op opsporing verzocht, je moet gewoon kijken opsporing verzocht (…) dan zie je ons. Gewoon bij cruquiuskade.”Verdachte zegt hierop:
“Is goed ik ga kijken. Dus wat staat er op ops.”[medeverdachte 3] : (…)
Dan zie je ons rijden met kappie eerst en dan gaan we naar binnen. (…) Je ziet bijna alles man (…)”Verdachte: “zeg ik zweer, ik ga nu kijken man (…) ziet het er leuk uit?” [medeverdachte 3] : “
Ja (…)Maar je zou nooit denken dat wij het zijn”. Daarna zegt [medeverdachte 3] dat hij een grapje maakt en dat er niets te zien is. Verdachte zegt vervolgens:
Je maakt me bijna.. gewoon blij.. soort van blij (…) Ik wil wel op tv gezien worden.” In een gesprek tussen [medeverdachte 3] en ene [naam 2] (eveneens op 10 augustus 2018) heeft [medeverdachte 3] het eerst over een mogelijke overval op de winkel waar [naam 2] werkt en zegt dan vervolgens dat hij samen met [verdachte] (verdachte heet [verdachte] ) iemand gaat “kieren” voor € 50.000,-. Vervolgens praat [medeverdachte 3] met iemand op de achtergrond en zegt hij daarna tegen [naam 2] : “Hoor je wat ie zegt? (..)
beroven, toch? Dan gaat ie hem slaan met een hamer op zijn hoofd”.
Op de website van AT5 zijn op 5 en 10 augustus 2018 berichten geplaatst over de overval op [naam café] . In de nacht van 11 op 12 augustus 2018 stuurt [medeverdachte 1] aan verdachte sms-berichten dat verdachte naar AT5 moet kijken, omdat zijn ‘werk’ er “nog een keer” op staat. Verdachte antwoordt aan [medeverdachte 1] dat de scooter is gevonden.
Uit het onderzoek naar het telefoongebruik van verdachte en zijn drie medeverdachten in de nacht van 4 op 5 augustus 2018 volgt dat de telefoons van verdachte en die van medeverdachte [medeverdachte 2] tussen 00.18 uur en 00.33 uur in de buurt van de [adres 4] en omstreeks het tijdstip van de overval in de buurt van de [adres 5] zijn gebruikt. Ook is de telefoon van verdachte (en die van medeverdachte [medeverdachte 1] ) gebruikt in de buurt van de Marinierskade op het tijdstip dat de bewoonster de drie mannenstemmen voor haar raam hoorde en de scooter met, onder meer, de hamer daar is achtergelaten. Het gebruik van de telefoon van verdachte past dus precies in het tijdspad waarbinnen en de locaties waar de scooter zou zijn gestolen, de overval is gepleegd en de scooter weer is achtergelaten.
De voornoemde feiten en omstandigheden wijzen naar het oordeel van de rechtbank op betrokkenheid van verdachte bij de overval en vragen derhalve om een verklaring van de zijde van verdachte. Verdachte heeft echter geen enkele verklaring willen geven. Niet voor de inhoud van de tapgesprekken en de sms-berichten, niet voor het telefoongebruik die nacht en ook niet voor het DNA-spoor dat op de bivakmuts die naast de hamer met daarop het DNA van [naam aangever/benadeelde partij 1] lag is aangetroffen. Het had op de weg van verdachte gelegen om uitleg te geven over de inhoud van de tap -en sms gesprekken en om uitleg te geven over de bivakmuts. Dat heeft hij echter niet gedaan. De rechtbank kan, alles in samenhang beschouwd, dan ook niet anders dan concluderen dan dat verdachte één van de twee daders van de overval is geweest. Op basis van de verklaringen van beide aangevers (die beiden hebben verklaard dat NN2 kleiner was dan NN1), de stukken waaruit volgt dat verdachte een stuk kleiner is dan medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] en de tapgesprekken concludeert de rechtbank verder dat verdachte NN2 is geweest en aldus de persoon is die [naam aangever/benadeelde partij 1] meerdere malen met een hamer op zijn hoofd heeft geslagen. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag waarbij zwaar lichamelijk letsel aan aangever is toegebracht.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde straatroof in vereniging wettig en overtuigend kan worden bewezen op grond van de aangifte, de getuigenverklaring, de tapgesprekken en de vondst van de laptop bij de medeverdachte [medeverdachte 3] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de aangifte en de getuigenverklaring volgt dat aangeefster [naam aangeefster/benadeelde partij 4] op 12 augustus 2018 op de Keizersbrug te Amsterdam door twee daders is beroofd van haar tas met daarin, onder meer, haar laptop. Aangeefster zat met haar vriendin, getuige [getuige] , op de brugleuning met haar tas aan haar linkerzijde. Zij zag en voelde dat een man aan haar tas trok waardoor zij onmiddellijk haar tas vastpakte. Vervolgens voelde aangeefster dat de man de tas met kracht uit haar handen trok. In de tas zaten een laptop Macbook Pro 13 inch en een regenjas van het merk Uniqlo. De dader gooide de tas vervolgens naar een tweede dader die op een andere fiets zat. De tweede dader weet op de fiets en met de tas te ontkomen. De eerste dader liet zijn fiets achter en wist rennend te ontkomen.
De straatroof vond plaats op het moment dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] onder de tap stonden. Uit de inhoud van de tapgesprekken van 12 augustus 2018 blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] de straatroof hebben gepleegd. Verdachte heeft kort vooreen gesprek waarin hij zegt dat hij ‘gewoon iemand gaat klappen, en dan die geld pakken’, en na de straatroof zegt hij tegen iemand ‘Ik heb net een Mac-book genakt toch’, [medeverdachte 3] vraagt na de straatroof over de telefoon aan een vrouw of ze zijn oplader niet wil vergeten want ‘we hebben net een mac-Book genakt (..) van iemand op straat’.
De laptop van aangeefster is tijdens een doorzoeking in het huis van medeverdachte [medeverdachte 3] aangetroffen.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij degene is geweest die de tas van aangeefster kreeg toegeworpen en ermee is weggefietst.
De rechtbank acht in het licht van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de straatroof te samen en in vereniging heeft gepleegd. Dat hij mogelijk niet degene is geweest die de tas heeft gepakt doet daaraan niets af nu er immers vooraf een plan is gemaakt en verdachte een cruciale bijdrage heeft geleverd aan het wegnemen van de laptop door daarmee weg te fietsen.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat de tenlastegelegde opzetheling wettig en overtuigend kan worden bewezen ten aanzien van drie van de vier brillen. Hij baseert zich daarbij op de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen betreffende de pseudokoop van de Tom Ford brillen en de onder verdachte in beslaggenomen Tom Ford brillen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak betoogd. Zij heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat op basis van het dossier niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de brillen die onder verdachte zijn aangetroffen afkomstig zijn uit de winkel van aangever.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de aangifte blijkt dat er op 17 mei 2018 tussen 23.45 uur en 24.00 uur twee brillen en vier zonnebrillen van het merk Tom Ford zijn weggenomen uit de brillenzaak van aangever [aangever] te Amsterdam. Op 31 mei 2018 zag aangever dat er op Marktplaats onder een account van een zogenaamde ‘ [naam 3] ’ een aantal Tom Ford brillen werden aangeboden. Dit account was pas vijf dagen actief. De aangeboden collectie brillen kwam precies overeen met de brillen die uit de winkel zijn gestolen.
Aangever herkende daarnaast de bril met het blauwe montuur ook aan het witte prijskaartje waar een uniek productnummer opstaat dat overeenkomt met een nummer uit de administratie. Hij herkende de zwarte correctie bril tevens aan de gebruikersschade.
Aangever beschrijft de weggenomen brillen als volgt:
- Tom Ford zonnebril type Ondria TF519 28Z
- Tom Ford zonnebril, bruin montuur met wat gebruikers sporen
- Tom Ford correctie bril, zwart montuur met dummie glas
- Tom Ford correctie bril dames, blauw montuur met dat witte kaartje
- Tom Ford zonnebril heren, bruin montuur, bruine glazen
- Tom Ford zonnebril, goudkleurig met spiegelglazen. Deze is wel weggenomen maar deze is niet op marktplaats aangeboden.
Er is op 6 juni 2018 door een pseudokoper van de politie afgesproken met ‘ [naam 3] ’ op station Sloterdijk om de blauwkleurige bril te kopen voor een bedrag van 180 euro. De pseudokoper herkende de bril als de bril die werd aangeboden via Marktplaats en zag dat de bril was voorzien van een klein wit stickertje op een van de pootjes. De pseudokoper is zogenaamd geld gaan pinnen en heeft het arrestatieteam met een gedetailleerd signalement van de verdachte en plaats van de verdachte opdracht tot aanhouding gegeven. ‘ [naam 3] ’ is vervolgens aangehouden en bleek te zijn: [verdachte] .
Onder verdachte zijn de volgende brillen in beslaggenomen:
- blauwe bril met zilveren poten van het merk Tom Ford met een wit label met nummer 02097/AL
- bruine zonnebril met gouden details van het merk Tom Ford
- een zwarte bril met gouden details van het merk Tom Ford.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de voornoemde bewijsmiddelen en in het licht van alle omstandigheden kan worden vastgesteld dat verdachte de brillen onder de naam ‘ [naam 3] ’ te koop heeft aangeboden en met de pseudo-koper een afspraak heeft gemaakt op het station. Voorts kan worden vastgesteld dat de drie brillen die onder verdachte zijn aangetroffen, gestolen brillen uit de winkel van aangever betreffen. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de verzameling aangeboden brillen op marktplaats precies dezelfde collectie Tom Ford brillen betreft, gelet op de samenstelling en kleur, als de brillen die uit de winkel zijn gestolen. De aangever herkent daarnaast ook een specifiek productnummer op een van de brillen en herkent de gebruikersschade van een bril. Daarbij komt dat de brillen vlak na de diefstal zijn aangeboden op Marktplaats op basis van een nieuw aangemaakt account.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte aanvankelijk heeft verteld dat hij de brillen heeft gevonden maar hier later niets meer over wilde verklaren en zelfs, tegen beter weten in, heeft ontkend dat hij onder de naam ‘ [naam 3] ’ heeft afgesproken en op het station met een koper zou hebben gesproken. De rechtbank vindt deze verklaring onbegrijpelijk gelet op de aanhouding van verdachte op het bewuste station. Zonder verdere uitleg van verdachte moet de rechtbank het doen met de uiterlijke verschijningsvorm en vindt de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan opzetheling van de drie onder hem in beslaggenomen brillen.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van de heling van de scooter en de wederspannigheid bij de aanhouding van verdachte op grond van de aangiftes, de processen-verbaal van bevindingen, de beelden van het tankstation en de letselverklaring van de verwonde verbalisant.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij heeft verzocht rekening te houden met het feit dat er handhandig is opgetreden tegen verdachte en dat hij zelfs werd geconfronteerd met een vuurwapen.
Het oordeel van de rechtbank
Er is op 21 juli 2018 aangifte gedaan van diefstal van een Piaggio scooter met kenteken [kenteken 2] .
Verbalisanten [naam verbalisant/agent] en [naam verbalisant] kregen op 23 juli 2018 rond 01.00 uur de melding te gaan naar het Shell tankstation in Purmerend alwaar een jongeman voor een auto was gesprongen en iets op de automobilist gericht hield.
Aldaar aangekomen zagen zij twee personen bij een scooter met kenteken [kenteken 2] staan. De jongens bleken te zijn verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 2] . Op vragen van de verbalisanten verklaarde medeverdachte [medeverdachte 2] dat zij moesten tanken, maar alleen contant geld hadden en daarom iemand wilde vragen om in ruil voor contant geld voor hen te pinnen. Uit onderzoek in het systeem bleek dat de scooter met kenteken [kenteken 2] als gestolen stond gesignaleerd sinds 22 juli 2018.Verbalisant [naam verbalisant/agent] heeft hierop de verdachten aangehouden. Hij wilde verdachte [verdachte] de transport boeien aanleggen ten einde hem te kunnen vervoeren, maar voelde dat verdachte zich weg draaide en zich hevig bleef bewegen in een andere richting. Verbalisant [naam verbalisant/agent] heeft meerdere malen tegen verdachte geschreeuwd dat hij moest gaan liggen en dat hij mee moest werken. Ten gevolge van het verzet belandden de verbalisant en verdachte op de grond. Verbalisant [naam verbalisant/agent] had zijn ene arm om de nek/keel van de verdachte en met zijn andere hand hield hij verdachte bij zijn haren vast. Op een gegeven moment zag verbalisant [naam verbalisant/agent] dat verdachte zijn mond naar zijn linkerhand bracht, en voelde hij een enorme pijnscheut in zijn linkerhand. Hij voelde dat verdachte met kracht beet en voelde dat hij bleef doorbijten. Verbalisant [naam verbalisant/agent] heeft verdachte een pijnprikkel kunnen geven en daardoor kon hij zijn hand terug trekken. Hij kon op dat moment zijn hand niet meer optimaal gebruiken en kon verdachte hierdoor niet meer op de grond houden. Ten gevolge hiervan kon verdachte opstaan en wegrennen.
De beelden van het tankstation bevestigen het verzet van verdachte en de worsteling die plaatsvond. Daaruit volgt niet dat [naam verbalisant/agent] geweld heeft gebruikt, anders dan om verdachte na verzet in bedwang te houden en te kunnen handboeien of zijn vuurwapen voor of tijdens de worsteling heeft getrokken. Pas op het moment dat verdachte al is weggerend trekt [naam verbalisant/agent] zijn vuurwapen, richt deze in de lucht en stopt deze vervolgens weer weg.
Uit de medische verklaring van de huisarts blijkt dat op de linkerhand van verbalisant [naam verbalisant/agent] vijf wondjes zichtbaar waren waarvan er twee dieper en bloederig waren. Tijdens de medische controle werd duidelijk dat verbalisant [naam verbalisant/agent] bij testen minder kracht in duim- wijs- en middelvinger had.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de scooter had geleend van iemand waarvan hij de naam niet wil noemen. Hij had wel gezien dat er iets niet klopte aangezien er geen contactslot meer in de scooter zat, maar is evengoed op de scooter gaan rijden omdat hij ergens een afspraak had.
De rechtbank is op grond van de voornoemde bewijsmiddelen, in samenhang bezien, van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling en wederspannigheid bij aanhouding. De wijze waarop verdachte zich tegen zijn aanhouding heeft verzet is zeer kwalijk. Dat verdachte in de houdgreep werd gehouden en uiteindelijk ook werd geconfronteerd met het dienstwapen van de agent is te wijten aan het eigen handelen van verdachte en maakt zijn gedrag –het bijten- niet verontschuldigbaar.