ECLI:NL:RBAMS:2019:5033

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2019
Publicatiedatum
12 juli 2019
Zaaknummer
C/13/636776 / HA ZA 17-1046
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke geschillen rondom de ontwikkeling van de Publieke Website en de Onderzoeksportal door de stichting Bosch Research and Conservation Project

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen de stichting Bosch Research and Conservation Project (BRCP) en een gedaagde, die betrokken was bij de ontwikkeling van een Publieke Website en Onderzoeksportal. BRCP vordert onder andere erkenning van auteursrechten op de Showcase Website, de Publieke Website en de Onderzoeksportal, en stelt dat de gedaagde wanprestatie heeft gepleegd door de oplevering van de Publieke Website te vertragen. De gedaagde voert verweer en vordert op zijn beurt erkenning van zijn auteursrechten op de curtain viewer en de gestitchte beelden, alsook schadevergoeding voor onrechtmatig handelen door BRCP. De rechtbank oordeelt dat BRCP rechthebbende is op de domeinnaam, maar dat de gedaagde als enige auteursrechthebbende moet worden aangemerkt voor de (bron)code en de gebruiksinterface van de curtain viewer. De rechtbank wijst de vorderingen van BRCP af met betrekking tot de auteursrechten op de Showcase Website en de Onderzoeksportal, en concludeert dat de gestitchte beelden gemeenschappelijke werken zijn. De rechtbank compenseert de proceskosten tussen partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/636776 / HA ZA 17-1046
Vonnis van 19 juni 2019
in de zaak van
de stichting
STICHTING BOSCH RESEARCH AND CONSERVATION PROJECT,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. W.J.G. Maas te Eindhoven,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. G.J. Bos te Amsterdam.
Partijen zullen hierna BRCP en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties van 5 oktober 2017,
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie, met producties,
  • de wijziging van eis in reconventie,
  • het tussenvonnis van 16 januari 2019, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
  • het proces-verbaal van comparitie van 3 april 2019, met de daarin genoemde stukken,
  • de opmerkingen van [gedaagde] en BRCP naar aanleiding van het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
BRCP is opgericht in 2010 als initiatief van Het Noordbrabants Museum, de Radboud Universiteit en de Stichting Bosch 500, met als doel de kennis van het werk van Jheronimus Bosch te verdiepen door middel van moderne technische hulpmiddelen. Het onderzoek zou onder meer dienen als wetenschappelijke onderbouwing en ter voorbereiding van de tentoonstelling “Jheronimus Bosch - Visioenen van een genie”, ter gelegenheid van het vijfhonderdste sterfjaar van Jheronimus Bosch, gehouden van 13 februari tot 8 mei 2016 in Het Noordbrabants Museum. Daarnaast zouden de onderzoeksresultaten ook voor het publiek toegankelijk worden gemaakt in boekvorm en digitaal. Het onderzoek en de daaruit voortvloeiende activiteiten en producten worden hierna ook ‘het project’ genoemd.
2.2.
Vanaf 2010 heeft een door BRCP samengesteld team onderzoek gedaan naar het werk en de werkwijze van Jheronimus Bosch. Het onderzoeksteam bestond initieel uit [kunsthistoricus 1] en [kunsthistoricus 2] (beiden kunsthistorici), [kunsthistoricus 3] (technisch kunsthistoricus), [naam fotograaf] (fotograaf) en [restaurator] (restaurator).
2.3.
Op enig moment in 2011 of 2012 werd [gedaagde] door BRCP bij het project betrokken en heeft hij zich bij het onderzoeksteam gevoegd. [gedaagde] , Amerikaanse kunstwetenschapper en informaticus, had kennis van en ervaring met zogenoemde stitching en registration technieken. Stitching houdt in dat van een schilderij honderden overlappende foto’s worden gemaakt die elk een klein deel van het schilderij beslaan en die vervolgens digitaal aan elkaar worden gehecht tot één naadloos geheel. Door middel van stitching wordt de indruk gewekt dat het schilderij in zeer hoge resolutie in één opname is gefotografeerd. Registration houdt in dat de gestitchte foto’s in verschillende soorten licht (infrarood, röntgen) over elkaar heen worden gelegd, waardoor de foto’s en daarmee de verschillende lagen van het schilderij goed met elkaar kunnen worden vergeleken. Door middel van de zogenaamde curtain viewer (een door [gedaagde] ontwikkelde digitale techniek) kunnen de verschillende soorten over elkaar gelegde foto’s als een ‘gordijn’ worden weggetrokken, waardoor de verschillende lagen van het schilderij zichtbaar worden.
2.4.
Fotograaf [naam fotograaf] heeft zijn auteursrechten op de door hem in het kader van het project gemaakte foto’s overgedragen aan BRCP bij akte van 20 januari 2012.
2.5.
[gedaagde] heeft op 16 mei 2013 de domeinnaam [URL] geregistreerd. Bij de contactgegevens van de domeinnaamhouder heeft hij zijn eigen naam en BRCP vermeld. De aan de domeinnaam gekoppelde websites draaien op een cloud server via het persoonlijke account van [gedaagde] .
2.6.
In mei 2013 heeft [gedaagde] op [URL] een door hem ontwikkelde website gepubliceerd waarop een aantal schilderijen van Bosch van een museum in Venetië kan worden bekeken met de door [gedaagde] ontwikkelde technieken en waarop informatie over het project en BRCP wordt gegeven (hierna: de Showcase Website).
2.7.
[gedaagde] heeft onder de subdomeinnaam dev. [URL] een alleen voor de teamleden toegankelijk gedeelte ingericht waarop zij researchrapporten en andere bestanden ten behoeve van het project kunnen opslaan en met elkaar delen (hierna: de Onderzoeksportal).
2.8.
In het kader van het project en de tentoonstelling zou een website tot stand komen waarop de schilderijen van Bosch door het publiek kunnen worden bekeken met gebruikmaking van de moderne digitale technieken, waaronder de curtain viewer (hierna: de Publieke Website). The Getty Foundation heeft op 28 oktober 2013 aan Het Noordbrabants Museum een subsidie van € 175.000,- verstrekt voor de ontwikkeling van een dergelijke “interactive web application related to panel paintings by Hieronymus Bosch”. Op 5 november 2013 heeft BRCP de verplichtingen van Het Noordbrabants Museum op grond van die subsidie overgenomen en daarmee de verantwoordelijkheid voor het maken van de Publieke Website.
2.9.
Op 28 oktober 2014 heeft [gedaagde] een overeenkomst met de Radboud Universiteit ondertekend. Op grond hiervan is aan [gedaagde] een bijzondere leeropdracht verleend tot onder meer het verrichten van onderzoek op het gebied van “visualizing art history” tot en met 31 december 2016. [gedaagde] heeft met BRCP een (ongedateerde) overeenkomst ondertekend op grond waarvan BRCP deze bijzondere leeropdracht zou financieren voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 voor een bedrag van € 30.000,- per jaar. Deze twee overeenkomsten worden hierna gezamenlijk aangeduid als de ‘Nijmegen Overeenkomst’.
2.10.
Aanvankelijk was BRCP voornemens een externe commerciële partij in te schakelen om de Publieke Website te ontwikkelen. Gaandeweg het project zijn BRCP en [gedaagde] in de loop van 2014 mondeling overeengekomen dat [gedaagde] deze taak op zich zou nemen.
2.11.
Op 3 februari 2016 heeft [gedaagde] onder meer het volgende gemaild naar de overige leden van het onderzoeksteam:
“(…) we ‘re about a month behind schedule in having complete edited texts ready to (…) feed the website. (…)
Could everyone please finish their edits on the online text document by 6:00 p.m. Amsterdam time tomorrow?”
2.12.
De Publieke Website was niet gereed voor lancering ten tijde van de tentoonstelling. Wel zijn toen de resultaten van het onderzoek gepresenteerd en is onder meer een tweedelig wetenschappelijk naslagwerk uitgebracht. In de gedrukte publicaties wordt verwezen naar [URL] , waarop destijds nog de Showcase Website stond gepubliceerd.
2.13.
In een e-mail van [gedaagde] aan de leden van het onderzoeksteam en het bestuur van BRCP van 11 maart 2016 staat onder meer het volgende:
“I agreed to take on the responsibility and massive additional time commitment as the main designer and developer of the site in exchange for the following:
(a) I would have
de factoauthority over how the money allocated to the website was spent;
(b) the website and the books would be given equal importance by the project, both in terms of (i) human resource allocation and (ii) credit;
(c) since I rely on the inputs of others, the responsibility for meeting any website deadlines would be shared among myself and all those providing necessary inputs; and
(d) I would solicit input and advice from the other team members and would incorporate their suggestions as appropriate, but that I would hold the ultimate authority over all aspects of the site.
(…)
4. At our most recent meeting (…), I indicated that in order to meet the project’s desired deadline for the site, I needed several things within 3 weeks of that meeting, including masked images, scaled and assembled tryptychs, a detailed description of any image problems (…), completed and translated web texts, per-artwork bibliographic citations, (…) That meeting was certainly not the first time that the necessity of these inputs was stated (…).
7. The books have been greatly delayed, and we can all share responsibility for this. Thus, there are two factors which delay the site. First, the site has been given lower priority than the books, meaning that needed resources for its completion are only freed once the books are finished (…) and second, the fact that the site came after the books meant that the ballooning schedule for the books caused a dramatic delay of the site.
(…) Many of the items from 4. *still* have not been delivered to me, and even the minimum possible inputs (web texts and bibliographic entries) were only delivered about a week before the opening. (…)”
2.14.
In een besluitenlijst van de bestuursvergadering van BRCP op 9 juni 2016 is onder meer het volgende opgenomen:

Report Meeting ‘Completion BRCP Website’, 9 June 2016, ’s-Hertogenbosch, 7 pm
(…)
 Due date: 2016. The exact date is dependant on the content of the list of website features.
 A total budget of 517.500 euros is available for website development, including 175.000 euros from the Getty. By July 2016 280.241 euros had geen spent, leaving 237.256 euros for development and maintenance for the years 2017-2027.
 The remainder of the budget after the launch of the website will be allocated to [gedaagde] via a fund at the [naam museum] . This money is designated for maintenance, further research and development of the BRCP website.”
2.15.
Bij e-mail van 24 juni 2016 heeft [kunsthistoricus 2] namens BRCP onder andere het volgende aan [gedaagde] geschreven:
“What is important now is that I (and in fact the committee you spoke with shortly before your appointment, but I’ll manage in my report) confirm that you realized as Radboud professor what was stipulated for. We agreed that this would be only reasearch (i.e. stitching the images and developing the infrastructure to do so, including the IR’s, IRR’s and X-rays and an infrastructure for the BRCP-team to work with the images).”
2.16.
In een rapportage aan The Getty Foundation van 22 juli 2016 heeft [kunsthistoricus 1] onder meer het volgende geschreven over de ontwikkeling van de Publieke Website:
“As you can see, all the important tools have been produced (...)
[gedaagde] conditioned his participation on the Bosch Online portion of his work with the BRP on his being given authority to undertake each of these types of work in order to explore and demonstrate best practices for the field. We extended this authority because we are confident that his unique contributions extend well beyond just image processing.”
De bijlage bij deze rapportage bevat een overzicht met een verantwoording van de bestedingen van de subsidie van The Getty Foundation tot juli 2016. Hierin staat dat een bedrag van € 160.000,- was besteed aan onder meer het verwerken van beelden en het ontwikkelen van de curtain viewer.
2.17.
[gedaagde] heeft op 31 december 2016, zonder dat BRCP of de andere teamleden daarvan op de hoogte waren, de Publieke Website gepubliceerd op [URL] . Daarop kunnen alle door het team onderzochte werken met onder meer de curtain viewer worden bekeken en staan begeleidende analyses en teksten over de werken van Bosch. Via een hyperlink op de Publieke Website kan ook de Showcase Website worden bezocht.
2.18.
Bij e-mail van 5 januari 2017 heeft The Getty Foundation het volgende geschreven aan [gedaagde] :
“Just a quick note to wish you a happy new year, and to congratulate you on having created such a beautiful site. It really looks very elegant and is amazingly rich in visual content. Everything is beautifully presented, and you have significantly raised the bar for the field!”
2.19.
Het bestuur van BRCP heeft op 28 januari 2017 onder meer het volgende aan [gedaagde] gemaild:
“It is with great pleasure and enthusiasm that we have taken notice of the renewed and greatly expanded BRCP website on [URL] . (…).
The following subjects we need to discuss and turn into a clear memorandum:
 Continuity of the website
 Ownership of the website (…)”
2.20.
Op 2 mei 2017 heeft het bestuur van BRCP in een brief aan The Getty Foundation onder meer het volgende geschreven:
“As you will be aware, [gedaagde] ’s innovative ideas and techniques played an important role in the research. The website
[URL]was developed by [gedaagde] as one of the members of the BRCP team […]
As has become apparent to us now, the cost summary provided could lead to the conclusion that [gedaagde] was paid for these activities separately and directly. Nothing could be further from the truth. The payments made directly to [gedaagde] by BRCP concern the fees for his activities as a professor of an endowed chair at Radboud University Nijmegen.”
2.21.
Na aanhoudende onenigheid tussen BRCP en [gedaagde] , heeft [gedaagde] bij e-mail van 26 juni 2017 medegedeeld uit het team te stappen en niet mee te werken aan een door BRCP voorgenomen vervolgproject.
2.22.
Bij vonnis van 12 september 2018 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank in kort geding [gedaagde] in conventie veroordeeld om BRCP in staat te stellen de Publieke Website en de Onderzoeksportal op nader door partijen overeen te komen wijze te bewerken en de domeinnaam [URL] uitsluitend op naam van BRCP te stellen. In reconventie is BRCP veroordeeld om de laatste in de Nijmegen Overeenkomst overeengekomen termijn van € 30.000,-, die zij nog niet had betaald, aan [gedaagde] te voldoen.
2.23.
Na voornoemd kortgedingvonnis heeft [gedaagde] de domeinnaam [URL] op naam van BRCP gezet en BRCP het bedrag van € 30.000,- aan [gedaagde] betaald. Ondanks verschillende pogingen daartoe hebben zij geen nadere afspraken kunnen maken met betrekking tot de Publieke Website.
2.24.
Op 29 november 2018, twee dagen voor de opening van de nieuwe tentoonstelling “Uit de stal van Bosch. Jheronimus Bosch en de Aanbidding der Koningen” in Het Noordbrabants Museum, heeft BRCP een website gelanceerd op de domeinnaam jheronimusbosch.org (hierna ook: de BRCP Website). De BRCP Website toont een aantal versies van het werk “Aanbidding der Koningen” van zowel Bosch als andere schilders en bevat een aantal door [gedaagde] gestitchte beelden en de curtain viewer. Hierover wordt onder meer het volgende vermeld:
“De afzonderlijke macro-opnamen worden gestitched, geregistreerd en toegankelijk gemaakt middels een set interactieve online viewers die voor het BRCP is ontwikkeld door [gedaagde] .
Op [URL] kan de fotografische documentatie van fase 1 worden gevonden.”
2.25.
Bij vonnis van 7 maart 2019 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank in een tweede kortgedingprocedure het door [gedaagde] verzochte verbod op het gebruik van de (mede) door [gedaagde] ontwikkelde beelden, gebruikersinterface en curtain viewer op de BRCP Website geweigerd. De tentoonstelling “Jheronimus Bosch en de Aanbidding der Koningen” sloot af op 10 maart 2019. De BRCP Website staat tot op heden in dezelfde vorm online.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
BRCP vordert, na wijziging van eis samengevat - bij vonnis, uitvoer bij voorraad:
1.
primair: een verklaring voor recht dat BRCP ex artikel 8 Auteurswet de auteursrechthebbende is op (de inhoud van) de Showcase Website,
subsidiair: een verklaring voor recht dat (de inhoud van) de Showcase Website een gemeenschappelijk werk is waarop BRCP en [gedaagde] gezamenlijk auteursrechthebbenden zijn,
2. een verklaring voor recht dat (de inhoud van) de Publieke Website een gemeenschappelijk werk is waarop BRCP en [gedaagde] gezamenlijk auteursrechthebbenden zijn,
3. een verklaring voor recht dat (de inhoud van) de Onderzoeksportal een gemeenschappelijk auteursrechtelijk beschermd werk is waarop BRCP en [gedaagde] gezamenlijk auteursrechthebbenden zijn,
4. een verklaring voor recht dat BRCP rechthebbende is op de domeinnaam [URL] ,
5. gelet op het feit dat sprake is van een gemeenschap zoals bedoeld hierboven onder 1, 2 en/of 3, [gedaagde] te bevelen om binnen 48 uur:
i. de broncode van de Publieke Website en/of een kopie van de Onderzoeksportal aan BRCP te verstrekken, en/of
ii. BRCP de benodigde informatie te verstrekken om zelfstandig de Publieke Website en/of de Onderzoeksportal te (blijven) beheren, en/of
iii. BRCP alle medewerking te verlenen aan BRCP om zelfstandig toegang tot en aanpassing van de Publieke Website dan wel de Onderzoeksportal mogelijk te houden,
6. veroordeling van [gedaagde] om te voldoen aan 5 op straffe van een dwangsom,
7. veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van de schade die BRCP lijdt en nog zal lijden als gevolg van zijn wanprestatie dan wel onrechtmatig handelen, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente,
8. veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.3.
[gedaagde] vordert, na wijziging van eis samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
een verklaring voor recht dat [gedaagde] heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit de Nijmegen Overeenkomst,
een verklaring voor recht dat de overeenkomst tussen BRCP en [gedaagde] wordt gevormd door de inhoud van de “Bosch Online Overeenkomst”,
een verklaring voor recht dat BRCP is tekortgeschoten in de nakoming van de Bosch Online Overeenkomst,
een verklaring voor recht dat [gedaagde] enig auteursrechthebbende is op de (bron)code van de curtain viewer,
een verklaring voor recht dat [gedaagde] enig auteursrechthebbende is op de door hem gestitchte beelden,
een verklaring voor recht dat [gedaagde] enig auteursrechthebbende is op de gebruiksinterface van de curtain viewer,
een verklaring voor recht dat BRCP onrechtmatig jegens [gedaagde] heeft gehandeld door onjuiste mededelingen te doen, besteding van het budget voor de Publieke Website te verzwijgen en niet te reageren op [gedaagde] e-mail,
veroordeling van BRCP tot vergoeding van de schade die [gedaagde] lijdt en zal lijden als gevolg van de ongerechtvaardigde verrijking, wanprestatie dan wel het onrechtmatig handelen door BRCP, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke handelsrente,
I. een verklaring voor recht dat de samenwerking tussen [gedaagde] en de teamleden dan wel BRCP niet hebben geleid tot een intellectuele schepping die is aan te merken als een gemeenschap in de zin van artikel 3:166 BW,
een verklaring voor recht dat [gedaagde] is gerechtigd (de gegevens op) de website(s) en/of de databases op [URL] aan te passen of te verwijderen, althans dat [gedaagde] daarvoor geen toestemming nodig heeft van BRCP,
veroordeling van BRCP om de domeinnaam [URL] uitsluitend op naam van [gedaagde] te stellen en ervoor te zorgen dat [gedaagde] daarover kan beschikken, op straffe van een dwangsom,
voorwaardelijk, indien de rechtbank oordeelt dat sprake is van een gemeenschap in de zin van artikel 3:166 BW waarvan [gedaagde] deelgenoot is:
a. primair: een verklaring voor recht dat de gemeenschap niet omvat enige auteursrechten die rusten op de (bron)code van de curtain viewer en/of de gebruiksinterface van de curtain viewer en/of de gestitchte beelden,
b. subsidiair: een verklaring voor recht dat BRCP alleen is gerechtigd om hetgeen is vervaardigd tijdens de samenwerking tot 1 november 2016 te gebruiken in verband met de onderzoeksresultaten van die samenwerking en niet in het kader van andere projecten of andere schilderijen,
c. een verklaring voor recht dat BRCP jegens [gedaagde] heeft gehandeld in strijd met de redelijkheid en billijkheid,
d. veroordeling van BRCP tot vergoeding van de schade die [gedaagde] lijdt en zal lijden als gevolg van de ongerechtvaardigde verrijking dan wel het handelen in strijd met de redelijkheid en billijkheid door BRCP, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke handelsrente,
veroordeling van BRCP in de proceskosten.
3.4.
BRCP voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Showcase Website
4.1.
BRCP vordert primair een verklaring voor recht dat zij exclusief auteursrechthebbende op grond van artikel 8 Auteurswet en subsidiair dat zij met [gedaagde] gezamenlijk auteursrechthebbende is op de Showcase Website.
4.2.
De rechtbank overweegt dat voor toepassing van artikel 8 Auteurswet is vereist dat een rechtspersoon een werk openbaar maakt als van haarzelf afkomstig zonder dat daarbij een natuurlijk persoon als maker wordt vermeld. In dit geval geldt dat niet BRCP, maar [gedaagde] de Showcase Website heeft gepubliceerd waarbij bovendien [gedaagde] als maker staat vermeld. Dit artikel mist daarom toepassing en kan niet leiden tot een exclusief auteursrecht van BRCP.
4.3.
Voorts staat, bij gebreke van een betwisting door BRCP, vast dat [gedaagde] de Showcase Website op eigen initiatief en zelfstandig heeft ontwikkeld zonder medewerking of wetenschap van BRCP. Nu niet is gesteld of gebleken dat BRCP enige creatieve bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van de Showcase Website waardoor zij als maker zou kwalificeren, kan alleen [gedaagde] als zodanig worden aangemerkt. BRCP heeft ook geen andere feiten aangevoerd op grond waarvan zij rechthebbende zou zijn. Van een gemeenschappelijk werk waarop BRCP en [gedaagde] gezamenlijk rechthebbenden zijn, is dus hoe dan ook geen sprake.
4.4.
Op grond van het voorgaande luidt de conclusie dat de door BRCP gevorderde verklaringen voor recht met betrekking tot de Showcase Website zullen worden afgewezen.
Publieke Website
4.5.
BRCP stelt voorts dat de Publieke Website een gemeenschappelijk werk is in de zin van artikel 26 Auteurswet die leidt tot een gemeenschap zoals bedoeld in artikel 3:166 lid 1 BW, waarvan zowel zij als [gedaagde] auteursrechthebbenden zijn. Hiertoe voert zij aan dat de Publieke Website een resultaat is van een samenwerking tussen de teamleden waaronder [gedaagde] , waarbij alle onderdelen van de teamleden zijn samengesmolten tot één geheel.
4.6.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Gemeenschappelijk auteursrecht in de zin van artikel 26 Auteurswet kan ontstaan door de creatie van een gezamenlijk werk. Daarvoor is niet doorslaggevend of uit een samenwerking een zelfstandig werk is ontstaan, maar of het werk het resultaat is van een zodanige samenwerking van de makers, dat ieders afzonderlijke bijdrage niet meer te scheiden is en buiten het verband van het geheel geen voorwerp van afzonderlijke beoordeling meer kan zijn (zie hiertoe Hoge Raad 25 maart 1949, ECLI:NL:HR:1949:134, [partijnamen] ).
4.7.
De Publieke Website is weliswaar het resultaat van gezamenlijke inspanningen maar de verschillende bijdragen zijn te onderscheiden. Hiervoor is van belang dat de Publieke Website verschillende onderdelen bevat die afzonderlijk kunnen worden waargenomen, zoals (ten minste) de teksten, de afbeeldingen, de lay-out en (de broncode van) de curtain viewer. Deze onderdelen zijn ook los van elkaar toe te passen en kunnen ook op zichzelf of in een andere context dan als onderdeel van de Publieke Website auteursrechtelijke betekenis hebben; zo kunnen bijvoorbeeld de teksten elders worden geplaatst terwijl enerzijds geldt dat zij ook dan voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking kunnen komen en anderzijds geldt dat de Publieke Website, ook zonder die teksten, behouden blijft als werk. De conclusie moet aldus luiden dat de Publieke Website niet een gemeenschappelijk werk is en dat deze vordering van BRCP moet worden afgewezen.
4.8.
Voor zover BRCP met de toevoeging van de woorden “(de inhoud van)” beoogt dat haar vordering zo moet worden gelezen dat deze ook ziet op de verschillende onderdelen van de Publieke Website en dat die onderdelen subsidiair afzonderlijk moeten worden beoordeeld, geldt dat de vordering daartoe onvoldoende specifiek is geformuleerd. De rechtbank merkt evenwel op dat sommige onderdelen afzonderlijk zullen worden beoordeeld in reconventie.
Onderzoeksportal
4.9.
BRCP stelt verder dat de Onderzoeksportal een gemeenschappelijk werk is dat auteursrechtelijk wordt beschermd en dat zij en [gedaagde] gezamenlijk rechthebbende zijn. Hierbij heeft BRCP benadrukt dat zij geen beroep doet op een sui generis-recht in de zin van het databankenrecht.
4.10.
Uit de toelichting van partijen en de in het geding gebrachte screenshots blijkt dat de Onderzoeksportal een digitale verzameling is van verschillende documenten die aldaar door de teamleden zijn opgeslagen, zoals researchrapporten, tekstdocumenten en afbeeldingen. De Onderzoeksportal heeft daarmee in feite het karakter van een databank. Als uitgangspunt geldt dat de auteursrechtelijke bescherming van een databank alleen betrekking kan hebben op de structuur van de databank zelf en onderscheiden moet worden van de - eventueel wel afzonderlijk door het auteursrecht beschermde - gegevens die daarin zijn opgenomen (zie hiertoe Hof van Justitie EU 1 maart 2012, C-604/10, ECLI:EU:C:2012:115).
4.11.
BRCP heeft niet gesteld en evenmin is gebleken dat bij de vorm of de structuur van de weergave van de gegevens in de Onderzoeksportal creatieve keuzes zijn gemaakt. De door BRCP in dit kader toegelichte tags in de afbeeldingen en de ‘movie maker’ kunnen daar niet aan bijdragen, nu uit die toelichting blijkt dat zij niet zien op de vormgeving van de databank maar zijn toegevoegd als praktische tools binnen die databank die eventueel wel afzonderlijk voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking kunnen komen. De Onderzoeksportal moet dan ook worden beschouwd als een functionele digitale opslagplaats, zonder dat bij de ordening daarvan originaliteit en creativiteit een rol hebben gespeeld. De conclusie luidt daarom dat de Onderzoeksportal niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt en dat de gevorderde verklaring voor recht moet worden afgewezen.
Domeinnaam [URL]
4.12.
BRCP vordert verder een verklaring voor recht dat zij rechthebbende is op de domeinnaam [URL] . [gedaagde] heeft de domeinnaam in 2013 geregistreerd en naar aanleiding van het eerste kortgedingvonnis aan BRCP overgedragen, zodat deze thans in eigendom is van BRCP.
4.13.
De rechtbank stelt voorop dat het recht op een domeinnaam, anders dan bijvoorbeeld intellectuele eigendomsrechten, niet wettelijk is geregeld. In de rechtspraak zijn uitgangspunten geformuleerd voor gevallen waarin - anders dan hier door BRCP - overdracht van een domeinnaam wordt gevorderd. Deze zullen in reconventie worden betrokken, bij de beoordeling van [gedaagde] vordering tot overdracht van de domeinnaam. Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank binnen het kader van de thans voorliggende vordering wel het volgende.
4.14.
Vast staat dat [gedaagde] ten tijde van de registratie van de domeinnaam lid was van het onderzoeksteam en dat hij zijn werkzaamheden voor het project al enige tijd had aangevangen. Bij de registratie kunnen bij de contactgegevens van de domeinnaamhouder (“registrant”) zowel een naam als een organisatie worden vermeld, waar [gedaagde] respectievelijk zijn eigen naam en de naam van BRCP heeft ingevuld. De domeinnaam is vervolgens gebruikt ten behoeve van het project, namelijk voor de publicatie van de Showcase Website gevolgd door de Publieke Website en voor de inrichting van de Onderzoeksportal in een subdomein. [gedaagde] heeft bovendien in deze procedure verklaard dat het gebruik van de domeinnaam ten behoeve van het project zal worden voortgezet. Hieruit volgt dat de registratie, ook als [gedaagde] deze zonder opdracht van BRCP uit eigen beweging heeft gedaan, door [gedaagde] is uitgevoerd in zijn hoedanigheid van teamlid van BRCP. Onder deze omstandigheden moet naar het oordeel van de rechtbank BRCP worden gezien als de rechthebbende op de domeinnaam. De gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen.
Verstrekking gegevens
4.15.
BRCP vordert onder 5 onder meer afgifte van de inloggegevens van de Publieke Website, “gelet op het feit dat sprake is van een gemeenschap zoals bedoeld hierboven onder 1, 2 en/of 3”. Het uitgangspunt van deze vordering is dus dat de Showcase Website, de Publieke Website en/of de Onderzoeksportal als gemeenschappelijke werken worden gekwalificeerd. Aangezien de hiertoe strekkende vorderingen onder 1 tot en met 3 zijn afgewezen, zal deze vordering eveneens moeten worden afgewezen. Dit geldt ook voor de onder 6 gevorderde daaraan gekoppelde dwangsom.
Schadevergoeding
4.16.
BRCP stelt dat zij schade lijdt en nog zal lijden doordat [gedaagde] de Publieke Website niet tijdig en niet compleet heeft opgeleverd. Dit leidt volgens BRCP enerzijds tot reputatieschade doordat in de gedrukte publicaties wordt verwezen naar de onvoltooide Publieke Website en anderzijds tot kosten die BRCP noodgedwongen maakt voor de inschakeling van een andere technicus om de Publieke Website te voltooien. Daarnaast stelt BRCP schade te lijden als gevolg van [gedaagde] weigering de (inlog)gegevens van de Publieke Website en de Onderzoeksportal aan haar te verstrekken. BRCP baseert haar vordering tot schadevergoeding primair op wanprestatie en subsidiair op onrechtmatige daad.
Niet-tijdige en onvolledige oplevering Publieke Website
4.17.
Met betrekking tot de primair gestelde wanprestatie overweegt de rechtbank dat de overeenkomst tussen partijen aanvankelijk alleen zag op het verrichten van onderzoek ten behoeve van het project, zoals vastgesteld in de Nijmegen Overeenkomst (zie onder 2.9). Tussen partijen is niet (meer) in geschil dat [gedaagde] zijn verplichtingen uit deze aanvankelijke overeenkomst heeft vervuld. Voorts staat vast dat partijen in de loop van 2014 in aanvulling op de Nijmegen Overeenkomst zijn overeengekomen dat [gedaagde] de Publieke Website zou ontwikkelen. In geschil is thans of [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van deze extra taak.
4.18.
Daarvoor is het volgende van belang. Bij het overeenkomen van de extra taak in 2014 zijn geen schriftelijke afspraken gemaakt en geen concrete opleverpunten overeengekomen. Voor zover al kan worden aangenomen dat sprake is van voldoende bepaalde verbintenissen, staat in ieder geval vast dat beide partijen als doelstelling hadden dat de Publieke Website gereed zou zijn vóór de opening van de tentoonstelling op 13 februari 2016. Na een aantal verschuivingen van de deadline is de Publieke Website uiteindelijk op 31 december 2016 gepubliceerd en dus nadat de tentoonstelling was geëindigd. Anders dan BRCP stelt, kan deze gang van zaken niet, althans niet uitsluitend, [gedaagde] worden verweten. Zoals door [gedaagde] gesteld en door BRCP niet betwist, was [gedaagde] voor het (tijdig en volledig) verwezenlijken van de Publieke Website mede afhankelijk van de (tijdige en volledige) input van de overige teamleden. Daaruit volgt dat voor het bereiken van de doelstelling, lancering vóór 13 februari 2016, de inzet was vereist van niet alleen [gedaagde] maar van het gehele team. [gedaagde] heeft toegelicht dat de geplande voortgang al in 2015 in het gedrang kwam doordat de werkzaamheden voor de boekpublicaties, de presentatie en de tentoonstelling veel tijd van het team opslokten waardoor minder tijd aan de Publieke Website kon worden besteed. Uit de in het geding gebrachte stukken blijkt dat [gedaagde] (in ieder geval) schriftelijk meerdere keren aandacht heeft gevraagd van het onderzoeksteam en het bestuur van BRCP voor de opgelopen vertraging en om de nodige input heeft gevraagd (zie onder 2.11 en 2.13). Volgens een besluitenlijst van juni 2016 heeft het bestuur van BRCP de deadline uiteindelijk gezet op (een moment in) 2016 zonder een exacte datum te noemen (zie onder 2.14). Hieruit kan worden afgeleid dat de vertragingen en (de door BRCP gestelde) onvolledige uitvoering het resultaat waren van een samenspel van overbelasting van het onder de verantwoordelijkheid van (het bestuur van) BRCP opererende team, inclusief [gedaagde] , en de kennelijke onderschatting van de omvang van de werkzaamheden voor niet alleen de Publieke Website maar ook de andere onderdelen van het project door zowel [gedaagde] als BRCP. In zo’n situatie waarin partijen zonder duidelijke afspraken van start zijn gegaan en meerdere factoren een rol spelen, is dan de vraag wat BRCP precies van [gedaagde] had mogen verwachten en of zij alle verantwoordelijkheid en risico bij [gedaagde] kan leggen, of dat zij, als opdrachtgever en bewaker van het project, (ook) zichzelf rekenschap moet geven van de weinig professionele aanpak. Dit geldt te meer nu [gedaagde] niet als nieuwe externe partij door BRCP is ingeschakeld, maar als een reeds betrokken teamlid in overleg een extra taak op zich heeft genomen. Bovendien staat vast dat BRCP daarvoor aan [gedaagde] geen aanvullende vergoeding of andere compensatie heeft toegekend, en daarmee overigens de (significante) kosten die zij zou hebben gemaakt bij inschakeling van een externe partij heeft vermeden, terwijl [gedaagde] wel doorlopend de server- en onderhoudskosten van de Publieke Website heeft gedragen en nog steeds draagt. Ook staat vast dat [gedaagde] ook na de lancering nog onderhoudswerkzaamheden heeft verricht om de Publieke Website draaiende te houden. Tot slot wordt meegewogen dat de Publieke Website door BRCP en The Getty Foundation positief is ontvangen en BRCP erkent dat [gedaagde] daaraan een waardevolle bijdrage heeft geleverd. Gelet op deze omstandigheden kan de rechtbank de stelling van BRCP dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen ten aanzien van de oplevering van de Publieke Website niet volgen. Evenmin kan dit, tegen de achtergrond zoals geschetst, leiden tot een onrechtmatige daad jegens BRCP.
Weigering verstrekking gegevens
4.19.
Met betrekking tot de stelling van BRCP dat [gedaagde] tekortschiet door te weigeren BRCP de inlogcodes van de Publieke Website en de Onderzoeksportal af te staan zodat zij die zelfstandig kan wijzigen, overweegt de rechtbank als volgt. Voorop staat dat, bij gebrek aan schriftelijke afspraken daartoe en gelet op de betwisting van [gedaagde] dat een dergelijke afspraak is overeengekomen, niet is gebleken dat partijen zijn overeengekomen dat op [gedaagde] een dergelijke plicht rust. Partijen hebben indertijd nagelaten duidelijke afspraken te maken en ook in deze procedure dansen partijen om de vraag heen hoe nu de verhouding tussen [gedaagde] en BRCP ten aanzien van de Publieke Website moet worden geduid. Dit heeft bijvoorbeeld ten aanzien van onderhavige vordering tot gevolg dat niet is gesteld op grond van welke verplichting BRCP de inlogcodes zou moeten verkrijgen. Zonder nadere motivering, die dus ontbreekt, kan niet worden ingezien waarom [gedaagde] gehouden zou zijn om BRCP in staat te stellen eenzijdig aanpassingen te maken, zonder dat hij daarbij op enige manier wordt betrokken.
4.20.
Wel kan van [gedaagde] worden verwacht, wat er verder ook zij van de tussen partijen geldende afspraken, dat hij op verzoek van BRCP medewerking verleent aan aanpassing van de Publieke Website en de Onderzoeksportal, zolang daarbij recht wordt gedaan aan de belangen en (auteurs- en persoonlijkheids)rechten van zowel BRCP als [gedaagde] . Deze verplichting vloeit voort uit de aard van het project, dat tot doel heeft de wetenschap te dienen en de bevindingen van het team, waar [gedaagde] deel van uitmaakte, zo goed en volledig mogelijk met het brede publiek te delen. Verder is hierbij relevant dat [gedaagde] , op zijn uitdrukkelijke eigen verzoek, heeft meegewerkt aan het project als wetenschapper, verbonden aan de Radboud Universiteit, en niet als commerciële partij. Uit de stellingen van partijen en de in het geding gebrachte stukken blijkt dat zij al veelvuldig hebben gecorrespondeerd over het aanpassen van de Publieke Website, voor en met name na het eerste kortgedingvonnis. Dat zij daarover geen overeenstemming hebben kunnen bereiken, kan naar het blijkt niet aan één partij worden toegeschreven. Daarbij merkt de rechtbank op dat onvoldoende is gebleken dat [gedaagde] , zoals BRCP lijkt te beweren, iedere medewerking weigert of willens en wetens het project frustreert.
4.21.
Gelet op het voorgaande is niet vast komen te staan dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen of dat hij onrechtmatig jegens BRCP heeft gehandeld. De hiertoe strekkende vordering zal daarom worden afgewezen.
in reconventie
Nijmegen Overeenkomst
4.22.
[gedaagde] vordert onder A een verklaring voor recht dat hij heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit de Nijmegen Overeenkomst. Zoals in conventie al is overwogen, is tussen partijen niet in geschil dat [gedaagde] zijn aanvankelijke verplichtingen onder de Nijmegen Overeenkomst - die zien op het doen van onderzoek ten behoeve van het project - heeft vervuld. Dat partijen later zijn overeengekomen dat [gedaagde] als extra taak de Publieke Website zou ontwikkelen, doet daar niet aan af. De gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen.
Bosch Online Overeenkomst
4.23.
[gedaagde] vordert onder B een verklaring voor recht dat de overeenkomst tussen BRCP en [gedaagde] wordt vormgegeven door de ‘Bosch Online Overeenkomst’. Hiermee doelt [gedaagde] op de door hem geschetste afspraak dat [gedaagde] de Publieke Website zou bouwen onder de voorwaarden die worden genoemd in zijn e-mail van 11 maart 2016 (zie onder 2.13). [gedaagde] stelt dat deze voorwaarden al (mondeling) in 2014 waren overeengekomen en dat deze in zijn e-mail slechts werden herhaald. Gelet op de gemotiveerde betwisting door BRCP, heeft [gedaagde] deze stelling onvoldoende onderbouwd. Uit het feit dat BRCP niet (afwijzend dan wel bevestigend) op zijn e-mail heeft gereageerd, kan immers niet worden afgeleid dat BRCP met de daarin gestelde voorwaarden heeft ingestemd. Evenmin kan aan de omstandigheid dat partijen handelingen hebben verricht die ook in de e-mail staan, de conclusie worden verbonden dat zij overeenstemming hebben bereikt ten aanzien van alle door [gedaagde] gestelde afspraken. Aldus is niet gebleken dat sprake is van een aanbod en aanvaarding van die voorwaarden zodat de door [gedaagde] gedefinieerde Bosch Online Overeenkomst niet tot stand is gekomen. De vordering zal daarom worden afgewezen.
4.24.
De door [gedaagde] onder C gevorderde verklaring voor recht, die ziet op tekortkoming in de nakoming van de Bosch Online Overeenkomst door BRCP, zal gelet op hetgeen hiervoor is overwogen eveneens worden afgewezen.
Auteursrecht curtain viewer
4.25.
[gedaagde] vordert onder D en onder F een verklaring voor recht dat hij de enige auteursrechthebbende is op de (bron)code en de gebruiksinterface van de curtain viewer. Gelet op de samenhang tussen deze onderdelen, zullen deze hierna gezamenlijk worden beoordeeld.
4.26.
BRCP betwist dat de (bron)code en gebruiksinterface auteursrechtelijk beschermde werken zijn en verwijst daarvoor ten eerste naar het open source-karakter van de software. Hierover overweegt de rechtbank dat, anders dan BRCP stelt, voor het debat tussen partijen niet relevant is dat de curtain viewer is gebaseerd op open source software, nu door de verdere ontwikkeling daarvan door [gedaagde] een nieuw, zelfstandig werk tot stand is gebracht. De stelling dat [gedaagde] de broncode van de curtain viewer zelf ook als open source software heeft vrijgegeven, kan BRCP evenmin baten; dat [gedaagde] de software kosteloos - terwijl er wel andere licentievoorwaarden kunnen gelden - beschikbaar stelt, neemt immers niet weg dat er sprake is van een werk in de zin van artikel 10, lid 1, sub 12 Auteurswet dat auteursrechtelijk wordt beschermd. Ten aanzien van de gebruiksinterface wordt verder nog overwogen dat de curtain viewer een voldoende oorspronkelijk karakter kent. Daartoe is van belang dat, anders dan BRCP stelt, de keuzes die [gedaagde] bij het schrijven van de broncode en het ontwerp van de interface heeft gemaakt niet louter zien op technische functionaliteiten maar ook esthetische waarde hebben. De keuze voor het weglaten of onzichtbaar maken van bedieningselementen zorgt bijvoorbeeld voor een minimalistisch uiterlijk en is van creatieve aard. Dat de bedieningselementen een technische functie hebben, namelijk het besturen van de curtain viewer, neemt niet weg dat deze op een creatieve wijze tot uitdrukking worden gebracht die anders is dan bij andere viewers. Nu niet in geschil is dat uitsluitend [gedaagde] moet worden aangemerkt als de maker van de (bron)code en de gebruiksinterface, zullen de gevorderde verklaringen voor recht worden toegewezen.
Auteursrecht gestitchte beelden
4.27.
Ten aanzien van de gestitchte beelden vordert [gedaagde] onder E een verklaring voor recht dat het auteursrecht hierop bij hem rust. Deze vordering moet worden afgewezen. Ten aanzien van deze beelden staat vast dat de onderliggende foto’s door teamlid [naam fotograaf] zijn gemaakt aan de hand van een door BRCP opgesteld protocol. BRCP heeft voldoende aangetoond dat [naam fotograaf] , binnen de in het protocol vastgestelde kaders, creatieve keuzes heeft gemaakt met betrekking tot in ieder geval de belichting, gebruik van filters en de hoek van fotografie. Gelet op de overdracht van [naam fotograaf] aan BRCP, geldt dat de auteursrechten op die foto’s berusten bij BRCP. Voorts geldt dat die foto’s door [gedaagde] zijn verwerkt tot de gestitchte beelden waar de voorliggende vordering op ziet. Hierbij heeft [gedaagde] , zoals hij genoegzaam heeft onderbouwd, niet enkel een techniek toegepast maar creatieve keuzes gemaakt bij onder meer de afwerking of verwijdering van de randen van de schilderijen en de toepassing van blendingtechnieken en kleurcurves. Onder verwijzing naar het onder 4.6 geschetste kader, overweegt de rechtbank dat de gestitchte beelden niet kunnen worden gescheiden van de onderliggende foto’s. De creatieve bijdragen van BRCP en [gedaagde] kunnen immers, als zij eenmaal zijn samengevoegd in de gestitchte beelden, niet meer afzonderlijk van elkaar worden beoordeeld. De rechtbank concludeert daarom dat de gestitchte beelden gemeenschappelijke werken zijn waarop BRCP en [gedaagde] gezamenlijk auteursrechthebbenden zijn. De gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagde] enig auteursrechthebbende is, wordt daarom afgewezen.
Onrechtmatig handelen
4.28.
[gedaagde] vordert onder G een verklaring voor recht dat BRCP onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Dit onrechtmatig handelen bestaat volgens [gedaagde] allereerst uit het doen van onjuiste negatieve uitlatingen aan The Getty Foundation. Naar de rechtbank begrijpt, meent [gedaagde] dat daarmee de suggestie werd gewekt dat [gedaagde] weigerde de Publieke Website op te leveren terwijl hij daarvoor vanuit de subsidie van The Getty Foundation werd betaald. Hierdoor zou [gedaagde] reputatieschade hebben geleden en projecten zijn misgelopen. De rechtbank overweegt dat voor zover er een onjuiste suggestie zou zijn gewekt bij The Getty Foundation, deze met de e-mail van 2 mei 2017 (zie onder 2.20) door BRCP is rechtgezet. Dat er overige onjuiste mededelingen zijn gedaan die zijn reputatie hebben geschonden of waardoor projecten zijn misgelopen, kan gelet op de betwisting van BRCP zonder nadere onderbouwing niet worden vastgesteld. Dit geldt eveneens voor [gedaagde] stelling dat er onjuiste uitlatingen zouden zijn gedaan aan het [naam museum] , zodat ook dit niet kan leiden tot onrechtmatig handelen door BRCP.
4.29.
Voorts stelt [gedaagde] dat BRCP onrechtmatig heeft gehandeld door voor hem te verzwijgen dat zij een aanzienlijk deel van het voor de Publieke Website bestemde budget heeft besteed. Dit verwijt treft geen doel, nu niet kan worden ingezien op grond waarvan BRCP verplicht is om haar financiële uitgaven te melden aan [gedaagde] of anderszins daarvoor verantwoording aan hem moet afleggen. De e-mail van [gedaagde] van 11 maart 2016 is daartoe in ieder geval onvoldoende, nu uit deze eenzijdige handeling niet een dergelijke verplichting van BRCP kan voortvloeien.
4.30.
Tot slot heeft BRCP volgens [gedaagde] onrechtmatig gehandeld door niet te reageren op zijn e-mail van 11 maart 2016, waardoor bij hem de indruk werd gewekt dat BRCP de daarin opgesomde punten zou nakomen. Ook hiervoor geldt dat uit het zwijgen niet kan worden afgeleid dat BRCP met de inhoud heeft ingestemd, waardoor [gedaagde] er niet zonder meer op mocht vertrouwen dat BRCP zich hieraan gebonden achtte. De gevorderde verklaring voor recht dat BRCP onrechtmatig jegens [gedaagde] heeft gehandeld, wordt dus afgewezen.
Schadevergoeding
4.31.
[gedaagde] vordert vergoeding van de schade die hij heeft geleden en nog steeds lijdt als gevolg van i. de ongerechtvaardigde verrijking van BRCP in de zin van artikel 6:212 BW, ii. de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst tussen [gedaagde] en BRCP, dan wel iii. het onrechtmatig handelen van BRCP.
4.32.
De ongerechtvaardigde verrijking bestaat volgens [gedaagde] uit het beschikken over de door [gedaagde] ontwikkelde Publieke Website, zonder dat zij hem daarvoor heeft betaald. Uit hetgeen in conventie ten aanzien van de inlogcodes is overwogen volgt echter dat BRCP niet zelfstandig kan beschikken over de Publieke Website. Deze vordering mist dus feitelijke grondslag. Verder heeft te gelden dat van een ongerechtvaardigde verrijking pas sprake is als de vermogensverschuiving noch op een rechtshandeling berust, noch op grond van de wet door de verkrijger mag worden behouden. In dit geval vloeit de gestelde verrijking van BRCP voort uit de afspraak tussen partijen dat [gedaagde] de Publieke Website zou ontwikkelen, en dus op een rechtshandeling die daartoe strekt. Van een ongerechtvaardigde verrijking is dus geen sprake.
4.33.
De volgende stelling van [gedaagde] dat het uitblijven van vergoeding tekortkoming in de nakoming oplevert omdat die wel door BRCP is toegezegd, kan evenmin worden gevolgd. Hiertoe overweegt de rechtbank dat [gedaagde] , in het licht van de betwisting door BRCP, onvoldoende heeft gesteld ter onderbouwing dat een dergelijke vergoeding aan [gedaagde] door partijen is overeengekomen. Dat BRCP in haar begrotingen een budget voor de Publieke Website heeft geoormerkt en dat voor [gedaagde] niet duidelijk is dat en waaraan dit budget zou zijn gespendeerd, doet er niet aan af dat tussen partijen nu eenmaal géén concrete afspraken zijn gemaakt over aanvullende compensatie van [gedaagde] . De verwijzing van [gedaagde] naar een e-mail waarin teamlid [kunsthistoricus 1] schrijft “
I want to emphasize that I want you to get paid and you will” kan niet tot een andere conclusie leiden, nu in deze correspondentie niet wordt gesproken over vergoeding voor werk aan de Publieke Website. Aangezien deze e-mail is verzonden op 24 januari 2014, ligt voor de hand dat de door [kunsthistoricus 1] genoemde vergoeding ziet op de op 28 oktober 2014 in de Nijmegen Overeenkomst vastgelegde vergoeding van € 90.000,-. Daarbij is teamlid [kunsthistoricus 1] niet gelijk te stellen met BRCP. [gedaagde] beroep op een overeengekomen compensatie voor de Publieke Website mist aldus feitelijke grondslag. Voor zover [gedaagde] meent dat BRCP (ook) is tekortgeschoten in de nakoming van de door hem gedefinieerde Bosch Online Overeenkomst, wordt verwezen naar hetgeen onder 4.23 en 4.24 is overwogen.
4.34.
De derde grondslag van [gedaagde] , onrechtmatig handelen door BRCP, kan evenmin leiden tot toewijzing van schadevergoeding, gelet op hetgeen onder 4.28 tot en met 4.30 is overwogen.
4.35.
Het voorgaande laat onverlet dat [gedaagde] met het ontwikkelen van de Publieke Website een zeer aanzienlijke hoeveelheid extra werk heeft verricht, naast het onderzoekswerk dat aanvankelijk was overeengekomen en waarvoor de vergoeding van
€ 90.000,- was afgesproken. In dat kader geldt dat de stelling van BRCP dat het bedrag van € 90.000,- ook een vergoeding voor zijn werk aan de Publieke Website omvat, niet kan worden gevolgd, nu in de Nijmegen Overeenkomst helder is vastgelegd dat dit bedrag enkel ziet op het (aan de bijzondere leerstoel verbonden) onderzoekswerk. Gebleken is echter dat [gedaagde] , gezien zijn wens om de website te beschouwen als een onafhankelijke wetenschappelijke publicatie, de overeenkomst ten aanzien van de Publieke Website niet wenst te beschouwen als (ook) een overeenkomst van opdracht. Evenmin zijn door hem vorderingen gebracht die de rechtbank anderszins in staat stellen om een redelijk loon voor zijn inspanningen vast te stellen. Nu de begroting en toekenning van een redelijke vergoeding daarmee buiten het bereik van deze procedure valt, spreekt de rechtbank de hoop uit dat partijen, om recht te doen aan de ontstane situatie, met elkaar nader overleggen over een passende oplossing.
Gemeenschap
4.36.
[gedaagde] vordert onder I een verklaring voor recht dat de samenwerking binnen het project niet is uitgemond in een intellectuele schepping die is aan te merken als een gemeenschap als bedoeld in artikel 3:166 BW. Deze vordering kan niet worden toegewezen, nu ten aanzien van de gestitchte beelden is overwogen dat deze als gezamenlijke werken kwalificeren en daarmee een gemeenschap vormen in de zin van artikel 3:166 BW.
Wijziging pagina’s
4.37.
[gedaagde] vordert verder een verklaring voor recht dat hij gerechtigd is tot wijziging (waaronder aanpassing, aanvulling, bewerking, onderhoud en verwijdering) van de pagina’s gekoppeld aan de domeinnaam [URL] , dan wel dat hij hiervoor geen toestemming nodig heeft van BRCP.
4.38.
Voor zover [gedaagde] met zijn vordering primair beoogt dat hij als enige, dus met uitsluiting van BRCP, gerechtigd is tot aanpassing, wordt deze afgewezen. De samenwerking tussen partijen kende in ieder geval als uitgangspunt de werken van Bosch breed toegankelijk te maken en te houden voor het publiek en de wetenschap. De bijdrage van [gedaagde] is van groot belang hierbij geweest. Dit laat onverlet dat BRCP, althans achterliggende partijen, georganiseerd heeft dat de schilderijen die de essentie van de website vormen, beschikbaar zijn gesteld, een team van onderzoekers heeft samengesteld en gelden heeft verkregen. Voor de kennelijk bij [gedaagde] postgevatte gedachte dat de Publieke Website en de Onderzoeksportal zijn exclusieve domein zijn, is geen grondslag te vinden in het dossier. Hieruit volgt reeds dat de subsidiaire vordering die ziet op wijziging zonder toestemming van BRCP eveneens wordt afgewezen.
4.39.
Met betrekking tot de (niet auteursrechtelijk beschermde) Onderzoeksportal geldt dat deze niet toegankelijk is voor het publiek, maar enkel voor het onderzoeksteam en fungeert als databank ten behoeve van het project. Naar de rechtbank begrijpt, zijn de teamleden vanaf de inrichting van de Onderzoeksportal in staat geweest om zelf bestanden te uploaden en alle daarin opgeslagen bestanden te raadplegen. Gelet op deze aard en functie van de Onderzoeksportal dienen de leden dit gebruik desgewenst te kunnen voortzetten. De primair gevorderde verklaring voor recht, dat alleen [gedaagde] gerechtigd is tot wijziging, wordt daarom afgewezen. Dit geldt ook voor de subsidiaire vordering, nu [gedaagde] niet zonder toestemming van BRCP (de inhoud van) de Onderzoeksportal moet kunnen verwijderen.
4.40.
De rechtbank merkt nog op dat tijdens de comparitie BRCP heeft gesteld niet over de inhoud van de Onderzoeksportal te beschikken, althans niet over de daarin opgeslagen bronmaterialen van hoge kwaliteit, terwijl [gedaagde] verklaarde alle inhoud al eerder naar de teamleden te hebben gezonden. Wat hiervan feitelijk ook zij, maakt de rechtbank uit die discussie op dat [gedaagde] , terecht, geen bezwaar heeft tegen de beschikking van BRCP over deze bestanden. Hoewel dit punt buiten de vorderingen in deze procedure valt, geeft de rechtbank in overweging dat wordt bewerkstelligd dat BRCP hierover kan beschikken, dan wel via toezending door [gedaagde] dan wel via toegang tot de Onderzoeksportal zodat de teamleden de bestanden zelf kunnen downloaden.
Domeinnaam
4.41.
[gedaagde] vordert voorts overdracht van de domeinnaam [URL] . Zoals in conventie al gememoreerd, is er geen wettelijke regeling die ziet op het recht op een domeinnaam. In de rechtspraak is het uitgangspunt geformuleerd dat overdracht van een domeinnaam alleen kan worden afgedwongen als daartoe rechtens een plicht bestaat, bijvoorbeeld op grond van een overeenkomst, of als de domeinnaam inbreuk maakt op een (intellectueel eigendoms)recht (zie hiertoe Hoge Raad 11 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3554 en Hoge Raad 30 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2221). Bij gebrek aan een contractuele of wettelijke plicht tot overdracht en gelet op de omstandigheden die onder 4.14 zijn genoemd die hebben geleid tot de conclusie dat BRCP rechthebbende is op de domeinnaam, wordt deze vordering van [gedaagde] afgewezen.
Voorwaardelijke vorderingen
4.42.
Onder M heeft [gedaagde] voorwaardelijke vorderingen ingesteld voor zover geoordeeld zou worden dat er sprake is van een gemeenschap. Nu is vastgesteld dat alleen de gestitchte beelden gezamenlijke werken zijn, is er alleen sprake van een gemeenschap ten aanzien van die beelden. Deze voorwaardelijke vorderingen zullen daarom worden beoordeeld voor zover zij betrekking hebben op die beelden of voor zover zij anderszins relevant zijn.
Gemeenschap
4.43.
[gedaagde] vordert primair een verklaring voor recht dat de gemeenschap niet omvat enige auteursrechten die rusten op de (bron)code van de curtain viewer, de gebruiksinterface van de curtain viewer, en/of de gestitchte beelden. Deze vordering zal worden toegewezen met betrekking tot de (bron)code van de curtain viewer en de gebruiksinterface van de curtain viewer, en worden afgewezen met betrekking tot de gestitchte beelden.
Gebruik
4.44.
Subsidiair vordert [gedaagde] een verklaring voor recht dat BRCP alleen is gerechtigd om hetgeen dat tijdens de samenwerking is vervaardigd te gebruiken in het kader van het project en niet in het kader van andere (vervolg)projecten of schilderijen. Met betrekking tot de binnen de gemeenschap vallende gestitchte beelden geldt dat uit de gemeenschap in de zin van artikel 3:166 BW en het gemeenschappelijk auteursrecht in de zin van artikel 26 Auteurswet volgt dat voor exploitatie in beginsel de instemming van alle rechthebbenden is vereist. Naar de rechtbank begrijpt en zoals in de vordering ligt besloten, heeft [gedaagde] niet ingestemd met het gebruik van de gestitchte beelden buiten de context van het project, te weten op de BRCP Website. Tegen die feitelijke achtergrond zal de vordering worden toegewezen.
Strijd met de redelijkheid en billijkheid
4.45.
[gedaagde] vordert voorts een verklaring voor recht dat BRCP jegens [gedaagde] heeft gehandeld in strijd met de eisen van de redelijkheid en billijkheid die deelgenoten jegens elkaar in acht dienen te nemen op grond van artikel 3:166 lid 3 BW door (voor zover voor de vordering relevant) de gestitchte beelden op de BRCP Website te gebruiken zonder zijn toestemming. Gelet op hetgeen hiervoor omtrent het instemmingsvereiste is overwogen, zal de vordering in dat kader worden toegewezen.
Schadevergoeding
4.46.
De hier door [gedaagde] gevorderde schadevergoeding baseert hij op ongerechtvaardigde verrijking van BRCP als gevolg van het ontstaan van een gemeenschap. Hij stelt dat BRCP is verrijkt door te kunnen beschikken over (voor zover voor de beoordeling relevant) de gestitchte beelden, terwijl [gedaagde] wordt verarmd door niet exclusief te kunnen beschikken over de auteurs- en persoonlijkheidsrechten daarop. Zoals hiervoor overwogen, is inherent aan een gemeenschap dat geen van de deelgenoten exclusief kan beschikken over hetgeen in die gemeenschap valt. Voor zover al van een verrijking en een daar tegenover staande verarming kan worden gesproken, is deze hoe dan ook niet ongerechtvaardigd te noemen. Het beroep op ongerechtvaardigde verrijking kan dus niet slagen en de gevorderde schadevergoeding zal worden afgewezen.
proceskosten in conventie en reconventie
4.47.
Uit het voorgaande volgt dat partijen over en weer deels in het (on)gelijk zijn gesteld. Gelet op de omstandigheden van deze zaak ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat BRCP rechthebbende is op de domeinnaam [URL] ,
in reconventie
5.2.
verklaart voor recht dat [gedaagde] heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit de Nijmegen Overeenkomst, bestaande uit het verrichten van onderzoekswerk ten behoeve van het project,
5.3.
verklaart voor recht dat [gedaagde] enig auteursrechthebbende is op de (bron)code van de curtain viewer,
5.4.
verklaart voor recht dat [gedaagde] enig auteursrechthebbende is op de gebruiksinterface van de curtain viewer,
5.5.
verklaart voor recht dat de gemeenschap tussen [gedaagde] en de teamleden dan wel BRCP niet omvat de auteursrechten op de (bron)code van de curtain viewer en de gebruiksinterface van de curtain viewer,
5.6.
verklaart voor recht dat BRCP gerechtigd is de gestitchte beelden die vallen in de gemeenschap alleen te gebruiken in het kader van het project,
5.7.
verklaart voor recht dat BRCP heeft gehandeld in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid door de gestitchte beelden die vallen in de gemeenschap te plaatsen op de BRCP Website zonder daartoe toestemming van [gedaagde] te hebben verkregen,
in conventie en reconventie
5.8.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kost draagt,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T. Beuving, rechter, bijgestaan door mr. M.A. Kloppenburg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2019.