3.3Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde
Anders dan de officier van justitie en met de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat het in zaak A onder 3 ten laste gelegde feit niet bewezen is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Beoordelingskader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van witwassen niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf en dat verdachte hier wetenschap van had, al dan niet in de zin van voorwaardelijk opzet. Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien die situatie zich voordoet, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dat voorwerp. Deze verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Het ligt dan op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, mogelijke alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Witwasvermoeden
Allereerst zal dus moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 1] , de woning van de moeder van verdachte, zijn een scooter van het merk Piaggio Vespa en contante geldbedragen van € 2.250,00 en € 330,00 aangetroffen. Ook zijn er een grote hoeveelheid merkkleding, merkschoenen, merkzonnebrillen en een merktoilettas aangetroffen.
De rechtbank acht ten aanzien van de scooter van het merk Piaggio Vespa geen witwasvermoeden aanwezig. Op zichzelf levert het voorhanden hebben van zo’n scooter geen vermoeden van witwassen op. Bovendien heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij de scooter met schade heeft gekocht. Voor het geld dat is aangetroffen in de woning aan de [adres 1] is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de hoogte en de samenstelling daarvan, ook geen aanleiding bestaat voor een dergelijk witwasvermoeden, mede gelet op de verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris van 5 oktober 2018 en zijn verklaring ter zitting dat hij destijds een uitkering ontving en beperkte lasten had. Hij heeft zowel bij de rechter-commissaris als op zitting verklaard dat het geldbedrag van € 330,00 van hem was. Bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat het overige geldbedrag bestond uit zijn spaargeld van € 1.000,00 en geld van zijn vriendin bestaande uit € 1.250,00. Ten slotte geldt ook geen witwasvermoeden ten aanzien van de aangetroffen merkkleding, merkschoenen, merk-zonnebrillen en de merktoilettas, omdat vaststaat dat verdachte in de woning aan de [adres 1] met meer personen verbleef en er onvoldoende bewijs is dat de goederen aan hem toebehoren. De rechtbank weegt daarin mee dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij samen met zijn moeder, broers en zusje verbleef op de [adres 1] en dat zich daar spullen van allerlei personen bevonden, waaronder spullen van zijn broer en zijn vriendin. De rechtbank is verder van oordeel dat uit het dossier onvoldoende de echtheid en de waarde van deze goederen blijkt, zodat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de goederen niet zou kunnen betalen. Omdat van de goederen die in de woning aan de [adres 1] zijn aangetroffen niet is gebleken van een witwasvermoeden, zal verdachte van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
Vrijspraak van het in zaak B ten laste gelegde
Met de officier van justitie en met de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat ook het in zaak B ten laste gelegde feit niet bewezen is, omdat te weinig bewijs aanwezig is om vast te kunnen stellen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen. Dat uit het rapport dactyloscopisch onderzoek van 9 november 2018 blijkt dat twee deskundigen grote overeenkomsten tussen het spoor dat afkomstig is van de roze plastic zak waarin de drugs zijn aangetroffen en dat van de linkerduim van verdachte constateerden, betekent niet zonder meer dat verdachte wetenschap had van de drugs. Dat geldt vooral omdat zijn broer, Douglas Atkinson, heeft bekend dat de verdovende middelen van hem zijn.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde
Met de officier van justitie en anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich tezamen met anderen aan de in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft schuldig gemaakt.
Van de twee geweldsincidenten van 19 augustus 2018 bevinden zich bewegende camerabeelden en afbeeldingen (stills) van die camerabeelden in het dossier op grond waarvan herkenning van verdachte door verbalisanten heeft plaatsgevonden.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte een van de drie personen is die op de camerabeelden van de parkeergarage Rietlandpark te Amsterdam te zien zijn. De rechtbank heeft de volgende elementen in haar beoordeling betrokken. In de eerste plaats heeft de rechtbank, aan de hand van het bekijken van de bewegende beelden en de stills daarvan in het dossier, beoordeeld of de beelden voldoende duidelijk en helder zijn om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren, en of er voldoende gezichtskenmerken te zien zijn om een herkenning mogelijk te maken. Daarmee nauw in verband staat een tweede beoordelingselement, namelijk hoe goed de herkenner de verdachte kent. Hoe beter men de verdachte (visueel) kent, des te minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Daarbij geldt dat de visuele kennis waardevoller is als deze is ontstaan uit ontmoetingen in levenden lijve dan wanneer deze van een foto of andere beelden afkomstig is. Tevens zijn de aard, frequentie en het tijdsverloop sinds de ontmoeting(en) van belang. Een derde beoordelingselement is het aantal in aanmerking komende herkenningen die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan. Hoe meer dat er zijn, hoe hoger de bewijskracht. Ten slotte heeft de rechtbank bezien of er feiten en omstandigheden zijn die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar zouden (kunnen) maken. In het geval dat er andere bewijsmiddelen dan herkenningen in het dossier aanwezig zijn die de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde kunnen ondersteunen, zijn deze – uiteraard – in de beoordeling betrokken.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de camerabeelden, die door de rechtbank zijn bekeken, van drie personen die de parkeergarage betraden en het na enige tijd weer verlaten van voldoende kwaliteit om enkel daarop herkenningen te baseren. Hoewel maar een deel van het gezicht van de manspersoon die door de verbalisanten wordt herkend als verdachte, op de camerabeelden is te zien (de rechtbank wijst onder meer op de middelste man op de still op dossierpagina 45 respectievelijk 51 en 56), zijn de gezichtskenmerken die op enkele momenten in beeld komen naar het oordeel van de rechtbank voldoende om een herkenning op te kunnen baseren. Nu elk van de verbalisanten het eigen proces-verbaal op de eigen ambtsbelofte heeft opgemaakt en zij allen verklaren dat hun geen informatie over de identiteit van de persoon op de beelden was verstrekt, is sprake van drie afzonderlijke herkenningen. De rechtbank acht de herkenningen overtuigend. Zij betrekt hierbij dat de verbalisanten voorafgaand aan hun afzonderlijke herkenningen met verdachte bekend waren. Verbalisant [verbalisant 1] heeft verdachte eveneens op 31 augustus 2018 herkend en heeft verklaard dat hij geruime tijd werkzaam is in Zeeburg en tijdens zijn dagelijkse werkzaamheden verdachte meerdere malen per week tegenkomt. Op 25 augustus 2018 heeft de verbalisant verdachte nog gezien en gecontroleerd. Verbalisant [verbalisant 2] heeft verdachte eveneens op 31 augustus 2018 herkend en heeft verklaard dat zij verdachte een langere periode kent, omdat zij al tien jaar in Amsterdam Oost werkt als politieagent. Zij heeft regelmatig contact gehad met verdachte en heeft als laatst contact met verdachte gehad in juli 2018. Ook verbalisant [verbalisant 3] heeft verdachte herkend, op 27 augustus 2018. Verbalisant [verbalisant 3] heeft verklaard dat hij ook al jaren werkzaam is in het gebied waarin verdachte woonachtig is en dat hij verdachte veelvuldig is tegengekomen tijdens zijn dagelijkse werkzaamheden. Van feiten of omstandigheden die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar maken is niet gebleken. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de herkenningen van de verbalisanten.
De rechtbank acht de trainingsbroek van de persoon op de beelden ook van belang voor de herkenning, omdat in de buddyseat van de scooter van verdachte een zwartkleurige joggingbroek van het merk Nike is aangetroffen, die grote gelijkenissen vertoont met de broek op de camerabeelden. Hoewel de rechtbank zich realiseert dat er (veel) meer personen met dergelijke broeken rondlopen, draagt deze omstandigheid wel bij aan de overtuiging.
De rechtbank weegt in haar oordeel ook mee dat verdachte heeft verklaard bij zijn vriend [getuige] te zijn geweest op 19 augustus 2018, maar dat dit niet wordt ondersteund door de bewijsmiddelen in het dossier. De verklaring van verdachte dat hij bij [getuige] was op
19 augustus 2018 wordt juist tegengesproken door de resultaten van de netwerkmeting.
Gelet op het voorgaande merkt de rechtbank verdachte dan ook aan als één van de daders van de geweldsincidenten in de parkeergarage Rietlandpark.
De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen reden om, zoals door de raadsman is verzocht, opdracht te geven tot het laten verrichten van een gezichtsvergelijkend onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut.