ECLI:NL:RBAMS:2019:4968

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
13/680161-18 (A) + 13/746001-19 (B) + 13/746018-18 (TUL) +
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Pogingen tot diefstal met geweld en witwassen door een 27-jarige man in Amsterdam

Op 10 juli 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 27-jarige man, die op 19 augustus 2018 samen met anderen twee pogingen tot diefstal met geweld heeft gepleegd in Amsterdam-Oost. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De man werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot diefstal, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen meerdere slachtoffers werd gebruikt. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de geweldsincidenten, onder andere door camerabeelden en herkenningen door verbalisanten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlasteleggingen van witwassen en een andere poging tot diefstal, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze feiten. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn achtergrond en de positieve veranderingen in zijn leven, en besloot tot een deels voorwaardelijke straf om hem een kans te geven op rehabilitatie. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/680161-18 (A) + 13/746001-19 (B) + 13/746018-18 (TUL) +
13/680262-17 (TUL) (Promis)
Datum uitspraak: 10 juli 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] ,
verblijvende op het adres
[verblijfadres] , [verblijfplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 juni 2019.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.J.M. Vreekamp, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. N. Velthorst, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van hetgeen door de raadsvrouw van de benadeelde partij [benadeelde partij] , mr. M. Rotgans, naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – in
zaak Aten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
1.het medeplegen van een poging tot diefstal in Amsterdam op 19 augustus 2018, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
en/of
het medeplegen van een poging tot afpersing in Amsterdam op 19 augustus 2018 van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] door hun met geweld en/of bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van horloges;
2.het medeplegen van een poging tot diefstal in Amsterdam op 19 augustus 2018, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij] en/of een tot op heden onbekend gebleven persoon
en/of
het medeplegen van een poging tot afpersing in Amsterdam op 19 augustus 2018 van [benadeelde partij] en/of een tot op heden onbekend gebleven persoon door hun met geweld en/of bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van horloges;
3.het witwassen van voorwerpen in Amsterdam op 2 oktober 2018;
Aan verdachte is – kort gezegd – in
zaak Bten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
1.het opzettelijk aanwezig hebben van in totaal ongeveer 5,24 gram MDMA en/of 29 tabletten MDMA en/of 6,07 gram cocaïne, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of cocaïne in Amsterdam op 2 oktober 2018.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van het in zaak B ten laste gelegde wordt vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.
De officier van justitie acht het in zaak A onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen.
Ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat er een behoorlijk geldbedrag en dure goederen in de slaapkamer van verdachte zijn aangetroffen. Verder heeft de officier van justitie aangevoerd dat drugs zijn aangetroffen in de woning waarin verdachte verbleef, verdachte een uitkering ontving en amper vermogen had. Verdachte heeft hierover geen verklaring afgelegd.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken wegens gebrek aan overtuigend bewijs. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de camerabeelden onduidelijk zijn en geen uitgangspunt bieden voor een deugdelijke herkenning. Verder komt de neus van verdachte niet overeen met de neus van de persoon op de camerabeelden. Ook is verdachte in eerdere strafzaken ten onrechte aangemerkt als verdachte en, ondanks herkenningen door meerdere verbalisanten, vrijgesproken. Verder komen de signalementen van de daders niet overeen met het signalement van verdachte. Ten slotte lijkt het er op dat verdachte een alibi heeft, gelet op de verklaring die getuige [getuige] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd.
Voor het geval de rechtbank wel voldoende bewijs ziet voor een bewezenverklaring van het in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde, heeft de raadsman verzocht opdracht te geven tot het laten verrichten van een gezichtsvergelijkend onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut, zodat elke mogelijke twijfel wordt weggenomen.
Ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende bewijs is voor een vermoeden van witwassen en van verdachte dus geen verklaring mag worden verlangd. Ondanks dat verdachte er niet toe verplicht was, heeft hij bij de politie en bij de rechter-commissaris een concrete, min of meer verifieerbare en niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd. Hierop is echter geen dan wel onvoldoende onderzoek door het Openbaar Ministerie gevolgd.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het in zaak B ten laste gelegde, omdat er onvoldoende bewijs is dat de drugs zich in de machtssfeer van verdachte hebben bevonden.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde
Anders dan de officier van justitie en met de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat het in zaak A onder 3 ten laste gelegde feit niet bewezen is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Beoordelingskader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van witwassen niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf en dat verdachte hier wetenschap van had, al dan niet in de zin van voorwaardelijk opzet. Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien die situatie zich voordoet, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dat voorwerp. Deze verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Het ligt dan op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, mogelijke alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Witwasvermoeden
Allereerst zal dus moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 1] , de woning van de moeder van verdachte, zijn een scooter van het merk Piaggio Vespa en contante geldbedragen van € 2.250,00 en € 330,00 aangetroffen. Ook zijn er een grote hoeveelheid merkkleding, merkschoenen, merkzonnebrillen en een merktoilettas aangetroffen.
De rechtbank acht ten aanzien van de scooter van het merk Piaggio Vespa geen witwasvermoeden aanwezig. Op zichzelf levert het voorhanden hebben van zo’n scooter geen vermoeden van witwassen op. Bovendien heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij de scooter met schade heeft gekocht. Voor het geld dat is aangetroffen in de woning aan de [adres 1] is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de hoogte en de samenstelling daarvan, ook geen aanleiding bestaat voor een dergelijk witwasvermoeden, mede gelet op de verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris van 5 oktober 2018 en zijn verklaring ter zitting dat hij destijds een uitkering ontving en beperkte lasten had. Hij heeft zowel bij de rechter-commissaris als op zitting verklaard dat het geldbedrag van € 330,00 van hem was. Bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat het overige geldbedrag bestond uit zijn spaargeld van € 1.000,00 en geld van zijn vriendin bestaande uit € 1.250,00. Ten slotte geldt ook geen witwasvermoeden ten aanzien van de aangetroffen merkkleding, merkschoenen, merk-zonnebrillen en de merktoilettas, omdat vaststaat dat verdachte in de woning aan de [adres 1] met meer personen verbleef en er onvoldoende bewijs is dat de goederen aan hem toebehoren. De rechtbank weegt daarin mee dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij samen met zijn moeder, broers en zusje verbleef op de [adres 1] en dat zich daar spullen van allerlei personen bevonden, waaronder spullen van zijn broer en zijn vriendin. De rechtbank is verder van oordeel dat uit het dossier onvoldoende de echtheid en de waarde van deze goederen blijkt, zodat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de goederen niet zou kunnen betalen. Omdat van de goederen die in de woning aan de [adres 1] zijn aangetroffen niet is gebleken van een witwasvermoeden, zal verdachte van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
Vrijspraak van het in zaak B ten laste gelegde
Met de officier van justitie en met de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat ook het in zaak B ten laste gelegde feit niet bewezen is, omdat te weinig bewijs aanwezig is om vast te kunnen stellen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen. Dat uit het rapport dactyloscopisch onderzoek van 9 november 2018 blijkt dat twee deskundigen grote overeenkomsten tussen het spoor dat afkomstig is van de roze plastic zak waarin de drugs zijn aangetroffen en dat van de linkerduim van verdachte constateerden, betekent niet zonder meer dat verdachte wetenschap had van de drugs. Dat geldt vooral omdat zijn broer, Douglas Atkinson, heeft bekend dat de verdovende middelen van hem zijn.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde
Met de officier van justitie en anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich tezamen met anderen aan de in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft schuldig gemaakt.
Van de twee geweldsincidenten van 19 augustus 2018 bevinden zich bewegende camerabeelden en afbeeldingen (stills) van die camerabeelden in het dossier op grond waarvan herkenning van verdachte door verbalisanten heeft plaatsgevonden.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte een van de drie personen is die op de camerabeelden van de parkeergarage Rietlandpark te Amsterdam te zien zijn. De rechtbank heeft de volgende elementen in haar beoordeling betrokken. In de eerste plaats heeft de rechtbank, aan de hand van het bekijken van de bewegende beelden en de stills daarvan in het dossier, beoordeeld of de beelden voldoende duidelijk en helder zijn om een gezichtsherkenning op te kunnen baseren, en of er voldoende gezichtskenmerken te zien zijn om een herkenning mogelijk te maken. Daarmee nauw in verband staat een tweede beoordelingselement, namelijk hoe goed de herkenner de verdachte kent. Hoe beter men de verdachte (visueel) kent, des te minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Daarbij geldt dat de visuele kennis waardevoller is als deze is ontstaan uit ontmoetingen in levenden lijve dan wanneer deze van een foto of andere beelden afkomstig is. Tevens zijn de aard, frequentie en het tijdsverloop sinds de ontmoeting(en) van belang. Een derde beoordelingselement is het aantal in aanmerking komende herkenningen die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan. Hoe meer dat er zijn, hoe hoger de bewijskracht. Ten slotte heeft de rechtbank bezien of er feiten en omstandigheden zijn die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar zouden (kunnen) maken. In het geval dat er andere bewijsmiddelen dan herkenningen in het dossier aanwezig zijn die de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde kunnen ondersteunen, zijn deze – uiteraard – in de beoordeling betrokken.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de camerabeelden, die door de rechtbank zijn bekeken, van drie personen die de parkeergarage betraden en het na enige tijd weer verlaten van voldoende kwaliteit om enkel daarop herkenningen te baseren. Hoewel maar een deel van het gezicht van de manspersoon die door de verbalisanten wordt herkend als verdachte, op de camerabeelden is te zien (de rechtbank wijst onder meer op de middelste man op de still op dossierpagina 45 respectievelijk 51 en 56), zijn de gezichtskenmerken die op enkele momenten in beeld komen naar het oordeel van de rechtbank voldoende om een herkenning op te kunnen baseren. Nu elk van de verbalisanten het eigen proces-verbaal op de eigen ambtsbelofte heeft opgemaakt en zij allen verklaren dat hun geen informatie over de identiteit van de persoon op de beelden was verstrekt, is sprake van drie afzonderlijke herkenningen. De rechtbank acht de herkenningen overtuigend. Zij betrekt hierbij dat de verbalisanten voorafgaand aan hun afzonderlijke herkenningen met verdachte bekend waren. Verbalisant [verbalisant 1] heeft verdachte eveneens op 31 augustus 2018 herkend en heeft verklaard dat hij geruime tijd werkzaam is in Zeeburg en tijdens zijn dagelijkse werkzaamheden verdachte meerdere malen per week tegenkomt. Op 25 augustus 2018 heeft de verbalisant verdachte nog gezien en gecontroleerd. Verbalisant [verbalisant 2] heeft verdachte eveneens op 31 augustus 2018 herkend en heeft verklaard dat zij verdachte een langere periode kent, omdat zij al tien jaar in Amsterdam Oost werkt als politieagent. Zij heeft regelmatig contact gehad met verdachte en heeft als laatst contact met verdachte gehad in juli 2018. Ook verbalisant [verbalisant 3] heeft verdachte herkend, op 27 augustus 2018. Verbalisant [verbalisant 3] heeft verklaard dat hij ook al jaren werkzaam is in het gebied waarin verdachte woonachtig is en dat hij verdachte veelvuldig is tegengekomen tijdens zijn dagelijkse werkzaamheden. Van feiten of omstandigheden die een herkenning mogelijk zouden kunnen falsificeren of onbetrouwbaar maken is niet gebleken. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de herkenningen van de verbalisanten.
De rechtbank acht de trainingsbroek van de persoon op de beelden ook van belang voor de herkenning, omdat in de buddyseat van de scooter van verdachte een zwartkleurige joggingbroek van het merk Nike is aangetroffen, die grote gelijkenissen vertoont met de broek op de camerabeelden. Hoewel de rechtbank zich realiseert dat er (veel) meer personen met dergelijke broeken rondlopen, draagt deze omstandigheid wel bij aan de overtuiging.
De rechtbank weegt in haar oordeel ook mee dat verdachte heeft verklaard bij zijn vriend [getuige] te zijn geweest op 19 augustus 2018, maar dat dit niet wordt ondersteund door de bewijsmiddelen in het dossier. De verklaring van verdachte dat hij bij [getuige] was op
19 augustus 2018 wordt juist tegengesproken door de resultaten van de netwerkmeting.
Gelet op het voorgaande merkt de rechtbank verdachte dan ook aan als één van de daders van de geweldsincidenten in de parkeergarage Rietlandpark.
De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen reden om, zoals door de raadsman is verzocht, opdracht te geven tot het laten verrichten van een gezichtsvergelijkend onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde:
op 19 augustus 2018 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen horloges, toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met zijn mededaders:
 voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] met gezichtsbedekkende kleding een parkeergarage in is gevolgd waarna hij, verdachte en/of zijn mededaders
 vervolgens dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben gericht en
 dreigend een stroomstootwapen aan voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben getoond en het stroomstootwapen hebben af laten gaan en
 de polsen van voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben gecontroleerd (kennelijk op zoek naar de weg te nemen horloges) en
 voornoemde [slachtoffer 4] tegen de heup, hebben getrapt;
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde:
op 19 augustus 2018 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen horloges, toebehorende aan [benadeelde partij] en een tot op heden onbekend gebleven persoon, daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde partij] en de onbekend gebleven persoon, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met zijn mededaders, met gezichtsbedekkende kleding naar voornoemde [benadeelde partij] en de onbekend gebleven persoon is toegegaan waarna hij, verdachte en zijn mededaders:
 vervolgens dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [benadeelde partij] en de onbekend gebleven persoon hebben gericht en
 dreigend een stroomstootwapen aan voornoemde [benadeelde partij] en de onbekend gebleven persoon hebben getoond en
 het stroomstootwapen tegen de been van voornoemde [benadeelde partij] hebben geduwd en vervolgens een elektrische stroomstoot aan voornoemde [benadeelde partij] hebben toegebracht en
 vervolgens voornoemde [benadeelde partij] heeft geduwd, waardoor hij ten val is gekomen en
 de polsen en/of de zakken van voornoemde [benadeelde partij] en de onbekend gebleven persoon hebben gecontroleerd (kennelijk op zoek naar de weg te nemen horloges) en
 tegen voornoemde [benadeelde partij] en de onbekend gebleven persoon hebben gezegd: "ga niet naar de politie, wij zijn slechte jongens uit de wijk, we hebben jullie kenteken en ga geen aangifte doen", althans woorden van die aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht, indien de rechtbank tot een veroordeling komt, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte komt uit een moeilijk gezin, maar er lijkt een positieve verandering plaats te vinden, nu verdachte zijn afspraken nakomt, naar De Waag gaat, een woonplek heeft en op vrijwillige basis de COVA-training volgt. De raadsman heeft verzocht aan verdachte geen langere gevangenisstraf op te leggen dan de tijd hij in voorarrest heeft doorgebracht. Verder heeft hij verzocht om een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich op 19 augustus 2018 samen met anderen schuldig gemaakt aan twee pogingen tot diefstal met geweld. Daarbij is gebruik gemaakt van een vuurwapen, dat op de slachtoffers is gericht. Ook hadden zij een taser bij zich, die ze bij één slachtoffer ook daadwerkelijk hebben gebruikt. Sommige slachtoffers moesten op de grond gaan zitten waarbij zij onder bedreiging werden gefouilleerd. Dat is zowel vernederend als beangstigend. Verdachte was kennelijk uit op dure horloges en heeft geen rekening gehouden met de uitwerking van zijn handelen op de slachtoffers. Het is algemeen bekend dat gebeurtenissen als hiervoor omschreven voor de slachtoffers bijzonder traumatiserend kunnen zijn, hetgeen tot langdurige psychische schade kan lijden. Uit de camerabeelden en de verklaringen blijkt ook dat enkele slachtoffers verstijfd van angst waren. Tot slot geldt dat dergelijke misdrijven niet alleen nadelige gevolgen hebben voor de slachtoffers, maar dat deze ook bijdragen aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Wat de persoon van verdachte en zijn persoonlijk omstandigheden betreft heeft de rechtbank allereerst gelet op een uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 3 juni 2019, waaruit blijkt dat verdachte vanaf 2012 meermalen is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten. Verdachte liep ten tijde van het plegen van de in zaak A onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde feiten in twee proeftijden en kwam recentelijk uit detentie. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden om wederom strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 20 december 2018, opgemaakt door A. Belhadj. Uit het rapport blijkt – kort gezegd – onder meer het volgende. Er is sprake van een delictpatroon. Verdachte woont bij zijn moeder in Amsterdam-Oost, een buurt die risicoverhogend is voor verdachte. Hij heeft geen dagbesteding en hij heeft sinds zijn preventieve hechtenis ook geen uitkering meer, waardoor de schulden die hij had weer zijn opgelopen. Verdachte heeft bij de reclassering aangegeven een behandeling bij De Waag te willen volgen om te voorkomen dat hij opnieuw met politie en justitie in aanraking komt.
De reclassering adviseert, in geval van een veroordeling, een stevig plan van aanpak, waar elektronische controle onderdeel van uitmaakt. Het reclasseringsrapport is op de terechtzitting toegelicht door D. Gerritsen, de huidige toezichthouder van verdachte. Gerritsen heeft verklaard dat het vorengenoemde reclasseringsrapport achterhaald is en dat er veel is veranderd in de afgelopen periode. Verdachte gaat op dit moment naar De Waag, volgt de COVA training en heeft gezegd dat hij zijn leven wil opbouwen. Omdat sprake is van een positieve ontwikkeling, zou een laatste kans moeten krijgen. De reclassering adviseert daarom een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een behandelverplichting bij de Waag of een soortgelijke zorgverlener, de verplichting tot het meewerken aan een traject voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, waarbij verdachte zich dient te houden aan het dagprogramma van de instelling en de verplichting tot het meewerken aan een locatiegebod, waarbij verdachte zich onder elektronisch toezicht zal laten stellen.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies en neemt het advies van de reclassering over.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging, is het oriëntatiepunt in geval van recidive een gevangenisstraf van acht maanden. De rechtbank houdt er in strafverminderende zin rekening mee dat het in dit geval gaat om pogingen. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat het gaat om
meerpogingen, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Alles overziend en afwegend ziet de rechtbank aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd en een hogere gevangenisstraf op te leggen dan gevorderd. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden.
De rechtbank acht het ter voorkoming van recidive van belang dat verdachte in de toekomst wordt ondersteund door de reclassering en dat hij wordt behandeld voor de bij hem aanwezige problematiek, zoals geadviseerd door de reclassering. Om deze hulpverlening mogelijk te maken, zal de rechtbank een gedeelte van de op te leggen straf, te weten zes maanden, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank zal daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd.
De rechtbank wijst verdachte erop dat hem hiermee (weer) een kans wordt geboden, maar dat hij er rekening mee moet houden dat dit zijn laatste kans is.
Daarnaast strekt het voorwaardelijke deel van de vrijheidsstraf ertoe verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

8.Benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert als gevolg van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde € 1.670,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft ook gevorderd dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor de schade.
De vordering is betwist.
De benadeelde partij heeft gesteld dat hij ten gevolge van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde geestelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat de gedraging van verdachte naar haar aard weliswaar geschikt is om dat gevolg teweeg te brengen, maar dat deze naar ervaringsregels niet van dien aard is dat zij het vermoeden wettigt dat deze heeft geleid tot het intreden van het gevolg. De benadeelde partij heeft overigens, naar het oordeel van de rechtbank, onvoldoende concrete en objectieve gegevens aangevoerd waaruit blijkt dat ten gevolge van het strafbare feit een psychische beschadiging is ontstaan. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere onderbouwing of bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.Beslag

De officier van justitie heeft gevorderd alle inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd te verklaren, nu de voorwerpen zijn witgewassen.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte te gelasten.
De rechtbank zal ten aanzien van de geldbedragen van € 330,00 (5638715) en een deel van het geldbedrag van € 2.250,00, te weten € 1000,00 (5638720) en de scooter merk Piaggio Vespa (5273708) de teruggave aan verdachte gelasten. Ten aanzien van het overige deel van het geldbedrag, te weten € 1.250,00 (5638720) en de andere goederen, waaronder merkkleding, merkschoenen, merkzonnebrillen en de merktoilettas, zal de rechtbank de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.

10.Vorderingen tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 8 oktober 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/746018-18, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van
2 augustus 2018 van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte onder meer is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, met bevel dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ook bevindt zich bij de stukken de op 8 oktober 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/680262-17, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van
23 februari 2018 van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 4 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevinden zich bij de stukken geschriften waaruit blijkt dat de mededelingen als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post zijn toegezonden.
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen toe te wijzen.
De raadsman heeft primair verzocht de proeftijden van de vorderingen met één jaar te verlengen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vorderingen toe te wijzen en om te zetten tot een taakstraf.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijden aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf onder parketnummer 13/746018-18 en het voorwaardelijke strafdeel onder parketnummer
13/680262-17 te gelasten.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 55, 57, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder 3 en het in zaak B ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde
poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde
poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden,van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde moet zich na oproep bij de reclassering op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam melden. Hierna moet hij zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Veroordeelde moet ook meewerken aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken.
Ambulante behandeling
Veroordeelde is verplicht om zich te laten behandelen door de Waag of soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start wanneer veroordeelde uit detentie is. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde dient zich te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde dient mee te werken aan een traject voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Indien er verblijf is geregeld, dient veroordeelde daar de gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, te verblijven. Veroordeelde dient zich te houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Locatiegebod
Veroordeelde is gedurende 6 maanden op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers) werk of behandeling is dat twee uur. In de weekenden heeft veroordeelde een aaneengesloten blok van vier uur per dag vrij te besteden. Het huidige verblijfadres is [adres 1] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Veroordeelde werkt mee aan elektronische controle op dit locatiegebod.
Elektronisch toezicht
Veroordeelde zal zich onder elektronisch toezicht stellen ter nakoming van de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarde. De aansluiting van het elektronische controlemiddel kan plaatsvinden vanaf de derde werkdag nadat de reclassering is geïnformeerd over de ingangsdatum. De aansluiting zal plaatsvinden op het opgegeven verblijfadres [adres 1] .
Geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaartde benadeelde partij [benadeelde partij]
niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Gelast de bewaringten behoeve van de
rechthebbendevan:
  • 2 Geld Euro € 1.250,00 (5638720)
  • 4 1.00 STK Stropdas Kl: Zwart DOLCE & GABBINA (5639296)
  • 5 1.00 STK Vest Kl: Wit/ Groen LA COSTE (5639297)
  • 6 1.00 STK Broek Kl: Blauw LACOSTE (5639299)
  • 7 1.00 STK Jas K1: Zwart SANDRO (5639301)
  • 8 1.00 STK Vest K1: Wit LACOSTE (5639303)
  • 9 1.00 STK Broek K1: Zwart LACOSTE (5639304)
  • 10 1.00 STK Jas DOLCE & GABBANA (5639305) Vogeltjesstof
  • 11 1.00 STK Broek Kl: Zwart LACOSTE (5639306)
  • 12 1.00 STK Vest LACOSTE (5639308)
  • 13 1.00 STK Jas Kl: Zwart DOLCE & GABBANA (5639309)
  • 14 1.00 STK Shirt K1: Zwart VERSACE (5639310)
  • 15 1.00 STK Jas Kl: Zwart WOOLRICH (5639314)
  • 16 1.00 STK Broek K1: Zwart DOLCE & GABBANA (5639317)
  • 17 1.00 STK Shirt K1: Zwart LACOSTE (5639320)
  • 18 1.00 STK Shirt K1: Zwart VERSACE (5639322)
  • 19 1.00 STK Jas K1: Zwart MONCLER (5639323)
  • 20 1.00 STK Shirt K1: Zwart PHILIPP PLEIN (5639336)
  • 21 1.00 STK Shirt K1: Zwart VERSACE (563337)
  • 22 1.00 STK Broek LACOSTE (5639339)
  • 23 1.00 STK Shirt K1: Zwart GIVENCHY (5639340)
  • 24 1.00 STK Shirt BURBERRY (5639341)
  • 25 1.00 STK Vest (5639342) staan engelen op de stof gedrukt
  • 26 1.00 STK Overhemd JUST CAVALLI (5639346)
  • 27 1.00 STK Trui BJORN BORG (5639348)
  • 28 1.00 STK Shirt MONCLER (5639350) gestreept
  • 29 1.00 STIC Broek K1: Blauw LACOSTE (5639351)
  • 30 1.00 STK Shirt Kl: Zwart LOUIS VUITTON (5639354)
  • 31 1.00 STK Broek PIERRE BALMAIN Jeans (5639355) met gaten
  • 32 1.00 STK Broek DSQUARED Jeans (5639357)
  • 33 1.00 STK Broek DSQUARED Jeans (5639358)
  • 34 1.00 STK Trui K1:Roze KENZO (5639360)
  • 35 1.00 STK Shirt JUST CAVALLI (5639361)
  • 36 1.00 STK Shirt K1: GrijsZwart VERSACE (5639362)
  • 37 1.00 STK Jas SANDRO (5639363)
  • 38 1.00 STK Riem K1: Zwart (5639366)
  • 39 2.00 STK Schoenen K1: Zwart NIKE (5639307)
  • 40 2.00 STK Schoenen K1: Zwart VALENTINO GARAV (5639311) maat 39
  • 41 1.00 STK Schoenen K1: Zwart LOUBOUTIN (5639313) met strasssteentjes
  • 42 2.00 STK Kleding Kl: Zwart VERSACE Slippers (5639316)
  • 43 2.00 STK Schoenen K1: Zwart LOUBOUTIN (5639319) maat 39,5
  • 44 2.00 STK Schoenen K1: Zwart LOUIS VUITTON (5639321) maat 38,5
  • 45 1.00 STK Toilettas K1: Zwart LOUIS VUITTON (5639365)
  • 46 1.00 STK Schoenen Kl: Beige VERSACE (5638745)
  • 47 2.00 STK Schoenen FILLING PIECES (5638749)
  • 48 1.00 STK Schoenen K1: Zwart VALENTINO Garavani (5638754)
  • 49 1.00 STK Schoenen K1: Zwart LOUBOUTIN Rantus (5638755)
  • 50 1.00 STK Schoenen K1: Grijs LOUBOUTIN Rantus (5638759)
  • 51 1.00 STK Bril K1: Zwart VERSACE (5638905)
  • 52 1.00 STK Horloge CARTIER (5638774)
  • 53 1.00 STK Sieraad ROLEX OYSTER (5638792)
  • 54 1.00 STK Horloge AUDEMARS PIGUET (5638806)
  • 55 1.00 STK Sieraad AUDEMARS PIGUET (5638816)
  • 56 1.00 STK Doos ROLEX (5638818)
  • 57 1.00 STK Sieraad ROLEX OYSTER (5638855)
  • 58 1.00 STK Sieraad ROLEX (5638871)
  • 59 1.00 STK Munt HENDRIK V NASSA (5638895)
  • 60 1.00 STK Munt KONINGIN JULIAN (5638897)
  • 61 1.00 STK Doos CARTIER (5638898)
  • 62 1.00 DVS Bon DIV. ADM. PAPIERN (5638746)
Gelast de teruggaveaan
[verdachte]van:
  • 1 Geld Euro € 330,00 (5638715)
  • 2 Geld Euro € 1.000,00 (5638720)
  • 3 1.00 STK Bromfiets VESPA piaggio (5273708).
Gelastde tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Amsterdam van
2 augustus 2018 met parketnummer 13/746018-18, zijnde een gevangenisstraf voor
2 (twee) maanden.
Gelastde tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Amsterdam van 23 februari 2018 met parketnummer 13/680262-17, zijnde een gevangenisstraf voor
4 (vier) maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. C.A. van Dijk en M.C.M. Hamer, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. C.T. St Rose en F.P. Holthuis, griffiers
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juli 2019.
Griffier mr. F.P. Holthuis is buiten staat De jongste rechter is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen. dit vonnis mede te ondertekenen.