ECLI:NL:RBAMS:2019:4962

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2019
Publicatiedatum
10 juli 2019
Zaaknummer
7399373 / CV EXPL 18-27525
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid schoonmaakbedrijf voor boete opgelegd aan hotel wegens illegale arbeid

In deze zaak vorderde IJburg Hotel B.V. schadevergoeding van NSS Groep B.V. en een andere gedaagde, die betrokken waren bij het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden in het hotel. De aanleiding voor de vordering was een boete van € 12.000 die aan IJburg Hotel was opgelegd door de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, omdat een werknemer zonder de juiste vergunningen in het hotel had gewerkt. IJburg Hotel had de boete betaald en stelde de gedaagden aansprakelijk voor de schade die zij hierdoor hadden geleden. De kantonrechter oordeelde dat er geen overeenkomst bestond tussen IJburg Hotel en de eerste gedaagde, waardoor deze niet aansprakelijk kon worden gesteld voor de boete. De vorderingen tegen NSS werden toegewezen, omdat NSS niet was verschenen en de kantonrechter oordeelde dat NSS aansprakelijk was voor de schade die IJburg Hotel had geleden. De kantonrechter veroordeelde NSS tot betaling van € 8.000 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente, en ook tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De vorderingen tegen de eerste gedaagde werden afgewezen, omdat niet was aangetoond dat er een overeenkomst was gesloten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: 7399373 / CV EXPL 18-27525
Uitspraak: 5 juli 2019
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IJBURG HOTEL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde mr. F.C. Schirmeister,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1],
gevestigd te [plaats] ,
gedaagde,
gemachtigde mr. J.A. Trimbach,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NSS GROEP B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna IJburg Hotel en [gedaagde 1] c.s. (in meervoud) worden genoemd. Gedaagden zullen afzonderlijk [gedaagde 1] en NSS worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de gelijkluidende dagvaardingen van 26 en 28 november 2018 met producties,
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde 1] met producties,
  • het tegen NSS verleende verstek,
  • het tussenvonnis van 5 februari 2019, waarbij een bijeenkomst van partijen is bevolen,
  • de op 9 mei 2019 gehouden bijeenkomst van partijen, waarvan de zittingsaantekeningen en de ter zitting overgelegde stukken van IJburg Hotel zich in het dossier bevinden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 1] heeft aan IJburg Hotel een offerte d.d. 7 oktober 2016 uitgebracht met betrekking tot het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden, welke werkzaamheden onder meer bestonden uit het schoonmaken van hotelkamers tegen een kamerprijs van € 8,00.
2.2.
NSS heeft met betrekking tot door haar verrichte schoonmaakwerkzaamheden voor IJburg Hotel gedurende de periode van 10 november 2016 tot en met 28 februari 2017 in totaal een bedrag van € 47.677,65 inclusief BTW (verspreid over vier facturen) aan IJburg Hotel in rekening gebracht. Daarbij hanteerde zij een kamerprijs van € 7,50. IJburg Hotel heeft alle vier facturen voldaan.
2.3.
In het kader van de Wet arbeid vreemdelingen heeft de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: Inspectie SZW) op 13 januari 2017 een onderzoek ingesteld naar de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ), op die dag werkzaam als schoonmaker in het IJburg Hotel onder de naam [naam 2] . [naam 1] droeg tijdens zijn werkzaamheden bedrijfskleding van NSS.
2.4.
Naar aanleiding van het hiervoor genoemde onderzoek is door de Inspectie SZW een boeterapport d.d. 25 april 2018 (hierna: het boeterapport) vastgesteld, waarin onder andere verklaringen van [naam 1] en de heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ), bestuurder van IJburg Hotel, zijn opgenomen. De verklaring van [naam 3] is, voor zover hier relevant, als volgt in het boeterapport verwerkt:
“(…) Wij deden destijds zaken met de NSS groep. (…) Binnen een paar maanden na de controle zijn wij gestopt met dit bedrijf.
(…)
Opmerking rapporteur [naam 4] aan overtreder:
Welke afspraken heeft u gemaakt met het schoonmaakbedrijf NSS groep.
“Wij maken afspraken op basis van het aantal kamers wat schoongemaakt moet worden.” (…)”
2.5.
Bij beschikking van 1 augustus 2018 (hierna: de beschikking) is aan IJburg Hotel een boete van € 12.000 opgelegd wegens het feit dat [naam 1] zonder tewerkstellingsvergunning of gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid werkzaamheden heeft verricht in het IJburg Hotel. In de beschikking staat, voor zover hier relevant, onder meer het volgende vermeld:
“(…) Daarbij komt dat uit uw verklaring blijkt dat u zaken deed met NSS Groep B.V. en niet is gebleken dat u een contract had met [gedaagde 1] (…)”
2.6.
IJburg Hotel heeft tegen de beschikking bezwaar aangetekend. Wel heeft zij op 15 september 2018 de aan haar opgelegde boete volledig betaald.
2.7.
Bij brief van 25 september 2018 heeft IJburg Hotel [gedaagde 1] en NSS aansprakelijk gesteld voor de schade die zij heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het boeterapport. Tevens heeft zij in deze brief [gedaagde 1] en NSS gesommeerd om binnen vijf dagen over te gaan tot betaling van de schade, op dat moment bestaande uit het aan haar opgelegde boetebedrag. [gedaagde 1] en NSS hebben aan deze sommatie niet voldaan.
2.8.
Naar aanleiding van het door IJburg Hotel aangetekende bezwaar tegen de beschikking is de bestuurlijke boete bij beslissing van 29 november 2018 gematigd tot een bedrag van € 8.000.

3.Het geschil

3.1.
IJburg Hotel vordert – samengevat – dat [gedaagde 1] c.s. bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis ieder voor zich en hoofdelijk zullen worden veroordeeld tot betaling aan haar van € 8.000, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) daarover vanaf 16 september 2018, en daarnaast te vermeerderen met € 3.254,39 aan buitengerechtelijke kosten. Tevens vordert IJburg Hotel een verklaring voor recht dat [gedaagde 1] c.s. ieder voor zich en hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade van IJburg Hotel, nader op te maken bij staat, die zij heeft geleden of nog zal lijden als gevolg van het besluit tot openbaarmaking van de inspectiegegevens. Verder vordert IJburg Hotel dat [gedaagde 1] c.s. zullen worden veroordeeld in de proceskosten, waaronder de nakosten.
3.2.
IJburg Hotel legt aan haar vordering – kort weergegeven – ten grondslag dat [gedaagde 1] c.s. uit hoofde van een met IJburg Hotel gesloten overeenkomst gehouden waren om enkel legale schoonmakers in het IJburg Hotel te laten werken. Nu [gedaagde 1] c.s. niet aan deze verplichting hebben voldaan, zijn zij volgens IJburg Hotel tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, althans hebben zij jegens IJburg Hotel onrechtmatig gehandeld. [gedaagde 1] c.s. zijn daarom gehouden om de schade die IJburg Hotel dientengevolge lijdt te vergoeden.
3.3.
NSS is in deze procedure niet verschenen. [gedaagde 1] voert verweer en betwist dat zij met IJburg Hotel een overeenkomst is aangegaan. Zij stelt zich derhalve op het standpunt dat IJburg Hotel de aan haar opgelegde boete niet kan verhalen op [gedaagde 1] . Op de verdere stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

Vorderingen jegens [gedaagde 1]
4.1.
Met betrekking tot de vorderingen jegens [gedaagde 1] is de kantonrechter van oordeel dat niet is gebleken dat tussen IJburg Hotel en [gedaagde 1] een overeenkomst bestond op basis waarvan [gedaagde 1] schoonmaakwerkzaamheden verrichtte voor IJburg Hotel. Dat betekent dat [gedaagde 1] niet gehouden is om het aan IJburg Hotel opgelegde boetebedrag te vergoeden. De vorderingen worden daarom afgewezen. Aan deze beslissing liggen de volgende overwegingen ten grondslag.
4.2.
Op grond van artikel 6:217 lid 1 BW komt een overeenkomst tot stand door een aanbod en een aanvaarding daarvan. Zoals [gedaagde 1] terecht heeft aangevoerd kan uit het enkele feit dat zij een offerte aan IJburg Hotel heeft uitgebracht, niet worden afgeleid dat daarmee tussen IJburg Hotel en [gedaagde 1] een overeenkomst tot stand is gekomen. Niet is gebleken dat IJburg Hotel deze offerte op enigerlei wijze daadwerkelijk heeft aanvaard, nu de in het geding gebrachte offerte niet door IJburg Hotel is ondertekend en evenmin uit de aangevoerde omstandigheden volgt dat [gedaagde 1] tegen de geoffreerde kamerprijs van € 8,00 voor IJburg Hotel schoonwerkzaamheden heeft verricht. Integendeel, blijkens de door IJburg Hotel overgelegde facturen betaalde zij aan NSS een vergoeding voor verrichte schoonmaakwerkzaamheden, waarbij NSS een kamerprijs van € 7,50 hanteerde.
4.3.
Daarnaast heeft [gedaagde 1] eveneens terecht opgemerkt dat [naam 3] zélf in zijn verklaring op 30 juni 2017 tegenover de Inspectie SZW geen melding heeft gemaakt van enige rechtsverhouding die zou bestaan tussen IJburg Hotel en [gedaagde 1] . Wel verklaarde [naam 3] tegenover de arbeidsinspecteurs dat hij “destijds zaken met de NSS groep” deed. Het feit dat [gedaagde 1] in zijn verklaring nergens wordt genoemd, doet vermoeden dat van een overeenkomst met [gedaagde 1] geen sprake was. Dat de Inspectie SZW dezelfde conclusie trok, blijkt uit het opgemaakte boeterapport waarin zij vaststelde dat IJburg Hotel zaken deed met NSS en dat niet is gebleken dat IJburg Hotel een schoonmaakcontract had gesloten met [gedaagde 1] . Ook het feit dat [naam 1] tijdens zijn werkzaamheden bedrijfskleding van NSS droeg, ondersteunt deze conclusie.
4.4.
Daar komt bij dat IJburg Hotel in de onderhavige procedure heeft gesteld dat zij met [gedaagde 1] een
schriftelijkeovereenkomst had gesloten, maar deze stelling heeft zij – met uitzondering van de reeds besproken offerte – niet met nadere stukken onderbouwd. Het had op de weg van IJburg Hotel gelegen om, in het geval van een overeenkomst die schriftelijk door partijen was vastgelegd, een kopie daarvan in het geding te brengen. Naar het oordeel van de kantonrechter ziet [gedaagde 1] het ontbreken daarvan terecht als een bevestiging van haar standpunt dat tussen IJburg Hotel en [gedaagde 1] nooit een overeenkomst tot stand is gekomen.
4.5.
Nu niet is gebleken dat tussen IJburg Hotel en [gedaagde 1] een overeenkomst bestond, hoeft de grondslag van IJburg Hotel dat [gedaagde 1] onrechtmatig heeft gehandeld omdat zij bij de uitvoering van de tussen hen gesloten overeenkomst gebruik heeft gemaakt van een partij die kennelijk met illegalen werkte, geen bespreking. Evenmin bestaat bij deze uitkomst een belang voor [gedaagde 1] bij het nemen van een akte inzake de aanvullende stukken die IJburg Hotel ter zitting heeft overgelegd.
4.6.
Gelet op het voorgaande zal IJburg Hotel als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [gedaagde 1] worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde 1] worden begroot op € 720,00 (2 × tarief € 360,00 aan salaris gemachtigde). De gevorderde wettelijke rente over dat bedrag en de nakosten zullen worden toegewezen zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Vorderingen jegens NSS
4.7.
De vorderingen jegens NSS komen de kantonrechter onrechtmatig noch ongegrond voor en kunnen daarom op het verleende verstek worden toegewezen zoals hierna onder 5 is vermeld. Daarbij wordt opgemerkt dat het toegewezen bedrag van € 8.000 aan schadevergoeding niet zal worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke handelsrente, nu geen sprake is van niet-nakoming van een verbintenis tot betaling van een geldsom die voortvloeit uit een handelsovereenkomst. In plaats daarvan zal de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het genoemde bedrag worden toegewezen.
4.8.
NSS zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van IJburg Hotel worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van IJburg Hotel worden begroot op:
- explootkosten € 81,00
- griffierecht 476,00
- salaris gemachtigde
720,00(2 × tarief € 360,00)
Totaal € 1.277,00
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal als niet weersproken worden toegewezen. De nakosten worden toegewezen zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
4.9.
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in de vorderingen jegens [gedaagde 1]
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt IJburg Hotel in de proceskosten van [gedaagde 1] , aan de zijde van [gedaagde 1] tot op heden begroot op € 720,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt IJburg Hotel in de na dit vonnis ontstane kosten, te begroten op een bedrag van € 120,00, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en IJburg Hotel niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan,
in de vorderingen jegens NSS
5.4.
veroordeelt NSS om aan IJburg Hotel te betalen een bedrag van € 8.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 16 september 2018 tot aan het moment van voldoening,
5.5.
verklaart voor recht dat NSS aansprakelijk is voor de schade die IJburg Hotel heeft geleden en nog te lijden heeft als gevolg van het besluit van 1 augustus 2018 om inspectiegegevens openbaar te maken, deze schade nader op te maken bij staat en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het schadebedrag,
5.6.
veroordeelt NSS om aan IJburg Hotel te betalen een bedrag van € 3.254,39 aan buitengerechtelijke kosten,
5.7.
veroordeelt NSS in de proceskosten van IJburg Hotel, aan de zijde van IJburg Hotel tot op heden begroot op € 1.277,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.8.
veroordeelt NSS in de na dit vonnis ontstane kosten, te begroten op een bedrag van € 120,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening en met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en NSS niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de vorderingen tegen [gedaagde 1] en NSS
5.10.
verklaart de betalingsveroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, kantonrechter, bijgestaan door mr. M. Wiltjer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juli 2019.
De griffier De kantonrechter