ECLI:NL:RBAMS:2019:4954

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2019
Publicatiedatum
10 juli 2019
Zaaknummer
13-108905-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door negeren van rood verkeerslicht

Op 10 juli 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 april 2016 betrokken was bij een verkeersongeval te Amstelveen. De verdachte, een beginnend bestuurder, reed met zijn personenauto over de Oranjebaan en negeerde een rood verkeerslicht. Hierdoor kwam hij in botsing met een bromfietser, die als gevolg van de aanrijding zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een gecompliceerde beenbreuk en een schedelbasisfractuur. Tijdens de zitting op 26 juni 2019 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. P. Velleman, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. J.G. Kabalt, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn bekendheid met de kruising, niet is gestopt voor het rode verkeerslicht en niet voldoende heeft gelet op ander verkeer. De rechtbank oordeelde dat het ongeval aan de schuld van de verdachte te wijten was, en dat zijn rijgedrag als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend werd beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 3.000,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die in Italië woont en werkt als profvoetballer, en zijn eerdere verkeersdelicten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-108905-18
Datum uitspraak: 10 juli 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
wonende te [land] op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 juni 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. Velleman en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.G. Kabalt naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat,
primair,
hij op of omstreeks 17 april 2016 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee
rijdende over de Oranjebaan, zich zodanig, te weten zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig
en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, genaamd [slachtoffer] , zwaar
lichamelijk letsel letsel, te weten een gecompliceerde beenbreuk, een schedelbasisfractuur en/of een verschoven nekwervel werd toegebracht, in elk geval zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Oranjebaan, komende uit de richting van Ouderkerk aan de Amstel, en gaande in de richting van de Marathonlaan,
- terwijl verdachte ter plaatse (zeer) bekend was en/of
- terwijl verdachte beginnend bestuurder was,
verdachte is niet gestopt althans niet blijven stilstaan voor een in zijn richting gekeerd en/of voor zijn verkeer gelend en al (ongeveer) 20 seconden rood uitstralend verkeerslicht,
verdachte is (vervolgens) rechts afgeslagen in de richting van de Marathonlaan,
verdachte heeft zich bij het afslaan niet, althans niet tijdig en/of voldoende, vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, blijven vergewissen dat de kruising van de Oranjebaan met de Marathonlaan vrij was van enig (kruisend) verkeer,
verdachte heeft (vervolgens) in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een rechtdoorgaande verkeersdeelnemer, te weten de bestuurder van een snorfiets, [slachtoffer] , geen voorrang verleend,
verdachte is (vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer] aangereden en en/of aangebotst, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, in elk geval zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Subsidiair,
hij op of omstreeks 17 april 2016 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee
rijdende over de Oranjebaan, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Oranjebaan, komende uit de richting van Ouderkerk aan de Amstel, en gaande in de richting van de Marathonlaan,
- terwijl verdachte ter plaatse (zeer) bekend was en/of
- terwijl verdachte beginnend bestuurder was,
verdachte is niet gestopt althans niet blijven stilstaan voor een in zijn richting gekeerd en/of voor zijn verkeer gelend en al (ongeveer) 20 seconden rood uitstralend verkeerslicht,
verdachte is (vervolgens) rechts afgeslagen in de richting van de Marathonlaan,
verdachte heeft zich bij het afslaan niet, althans niet tijdig en/of voldoende, vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, blijven vergewissen dat de kruising van de Oranjebaan met de Marathonlaan vrij was van enig (kruisend) verkeer,
verdachte heeft (vervolgens) in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een rechtdoorgaande verkeersdeelnemer, te weten de bestuurder van een snorfiets, [slachtoffer] , geen voorrang verleend,
verdachte is (vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer] aangereden en en/of aangebotst.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
Op 17 april 2016 te Amstelveen heeft op de kruising van de Oranjebaan met de Marathonlaan een verkeersongeval plaatsgevonden. Het betrof een aanrijding tussen een naar rechts afslaande personenauto en een recht doorgaande bromfiets. Verdachte was de bestuurder van de personenauto, een Mercedes. Het slachtoffer was de bestuurder van de bromfiets. Hij reed op het vrijgelegen fiets- bromfietspad, dat parallel aan de Oranjebaan lag. Verdachte reed op de rijbaan van de Oranjebaan en sloeg rechtsaf de Marathonlaan op. Verdachte is op voornoemde kruising niet blijven stilstaan voor een voor hem geldend en al ongeveer 20 seconden rood uitstralend verkeerslicht. Het slachtoffer naderde op dat moment de kruising en negeerde ook het voor hem geldende rode verkeerslicht. Hij is tegen de rechterzijkant van de auto van verdachte aangereden en heeft als gevolg van dit ongeval (zwaar) lichamelijk letsel opgelopen.
Een getuige van dit verkeersongeval heeft gezien dat de bestuurder van de Mercedes voor de kruising stond te wachten voor het rode stoplicht op de rijbaan voor rechts afslaand verkeer. Nadat een lijnbus de Mercedes op de speciale busbaan aan diens rechterzijde was gepasseerd, ging de Mercedes vol gas naar rechts, terwijl het verkeerslicht voor rechtsaf nog op rood stond.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij is gestopt voor het rode verkeerslicht. Hij is pas gaan rijden nadat het verkeerslicht groen was. Verdachte was die dag een beetje opgefokt en heeft harder gereden dan normaal. Hij heeft geen lijnbus gezien en hij heeft ook de bromfiets niet gezien. Ter zitting heeft verdachte in aanvulling hierop verklaard dat hij niet heeft stilgestaan voor het rode verkeerslicht. Toen hij kwam aanrijden en zag dat het verkeerslicht rood was, heeft hij zijn snelheid verminderd en zijn auto met een snelheid van ongeveer 20 tot 25 km/u laten uitrollen tot het verkeerslicht groen werd. Daarop is hij rechts afgeslagen.
Het slachtoffer kon vanwege het letsel niet navertellen hoe de aanrijding is gebeurd.
De rechtbank dient te beoordelen of dit verkeersongeval met als gevolg (zwaar) lichamelijk letsel voor het slachtoffer [slachtoffer] , aan de schuld – in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 – van verdachte te wijten is.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat bewezen kan worden dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, in die zin dat sprake is van zeer onvoorzichtig rijgedrag.
Uit de stukken kan worden afgeleid dat verdachte is gestopt voor het rode verkeerslicht. Hij stond op de rijbaan naar rechts. De lijnbus die vervolgens op de busbaan rechts van verdachte kwam aanrijden kreeg voorrang op deze kruising. Dat verdachte deze lijnbus niet heeft gezien, valt gelet op de verklaring van getuige [getuige 1] en het proces-verbaal van onderzoek verkeersregelinstallatie niet goed te verklaren. Verdachte was opgefokt. Hij is, nadat de lijnbus voorbij was gereden en terwijl het verkeerslicht nog op rood stond, in zijn Mercedes rechtsaf geslagen. Hij heeft daarbij niet gelet op ander kruisend verkeer en heeft met alle gevolgen van dien geen voorrang verleend aan het slachtoffer.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht, onder verwijzing naar zijn pleitaantekeningen, dat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging is dat in onvoldoende mate is komen vast te staan dat verdachte door rood is gereden. Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse (proces-verbaal VOA) kan niet voor het bewijs worden gebruikt, omdat blijkens het dossier voor dit onderzoek een proces-verbaal is gebruikt dat zag op een ander kruispunt. Voor zover de rechtbank het proces-verbaal VOA wel voor het bewijs gebruikt dat verdachte door rood is gereden, doet de raadsman het voorwaardelijk verzoek om nader onderzoek te laten verrichten en een nieuw rapport te laten opstellen.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit en betrekt in haar overwegingen het (bewijs)verweer van de verdediging. [1]
Op 17 april 2016 heeft op de kruising van de Oranjebaan met de Marathonlaan te Amstelveen een ongeval plaatsgevonden tussen een naar rechts afslaande personenauto en een bromfietser.
Verdachte was de bestuurder van deze personenauto. Hij reed op de Oranjebaan, komende uit de richting van Ouderkerk aan de Amstel en gaande in de richting van de Marathonlaan. Het slachtoffer [slachtoffer] was de bestuurder van de bromfiets. Hij reed in dezelfde richting over het vrijliggende (brom)fietspad. [2]
De rijbaan van de Oranjebaan bestond ter plaatse uit een rijstrook voor linksaf, een rijstrook voor rechtdoor en een rijstrook voor rechtsaf. Rechts van deze rijstroken was een busbaan en rechts van de rijbaan was een vrijgelegen fiets-bromfietspad. Het verkeer op genoemde kruising werd geregeld door een verkeersregelinstallatie. [3]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zag dat het verkeerslicht voor zijn rijrichting rood licht uitstraalde toen hij in zijn Mercedes personenauto kwam aanrijden, dat hij daarop zijn snelheid heeft verminderd en zijn auto met een snelheid van ongeveer 20 tot 25 km/u heeft laten uitrollen tot het verkeerslicht groen werd. Hij is vervolgens rechtsaf geslagen en heeft de bromfiets niet gezien. Verdachte was die dag – naar eigen zeggen – een beetje opgefokt en heeft harder gereden dan normaal. Hij kent de kruising goed en hij weet dat als het verkeerslicht voor rechtsaf op groen staat, dat het verkeerslicht voor het vrijgelegen (brom)fietspad dan op rood staat. [4]
Getuige [getuige 1] reed achter de Mercedes van verdachte. De Mercedes was hem daarvoor al opgevallen, omdat hij hard en agressief reed. Bij de kruising waar het ongeluk met de scooter is gebeurd wilde de Mercedes naar rechts en was het verkeerslicht rood. De getuige reed op de rijbaan voor rechtdoor. Achter hen kwam een bus aanrijden. Die bus reed op de meest rechtste baan en had voorrang. Het systeem op de kruising is zo dat wanneer een bus komt aanrijden, alle andere lichten op rood gaan, zodat de bus door kan rijden. Zowel voor rechtdoor als voor rechtsaf, was het stoplicht rood. De getuige stond (bijna) stil voor het stoplicht en naast hem stond de Mercedes. Net nadat de bus linksaf de kruising was opgereden, stond de Mercedes nog voor rood. Nadat de bus was gepasseerd, ging de Mercedes vol gas de bocht in [5] , terwijl het verkeerslicht voor rechtsaf op rood stond. [6]
De verklaring van [getuige 1] wordt ondersteund door de bevindingen van opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] in het proces-verbaal van onderzoek verkeersregelinstallatie [7] en het proces-verbaal van bevindingen van 15 januari 2019 [8] . Uit de analyse van de logbestanden is onder meer het volgende gebleken:
  • De bus passeerde omstreeks 14:38:27:8 de stopstreep op rijstrook 48;
  • Het voor verdachte geldende verkeerslicht op rijstrook 7 stond al 20,1 seconden op rood toen hij om 14:38:30:7 uur de stopstreep passeerde en daarmee de koplus (071) deactiveerde. Het einde van de detectie vond plaats om 14:38:34:5 uur;
  • De bestuurder van de bromfiets reed om 14:38:36:9 uur door rood op rijstrook 24, terwijl het voor hem geldende verkeerslicht al 1,4 seconde op rood stond;
  • Het verkeersongeval heeft omstreeks 14:38:36 uur plaatsgevonden;
  • Het verkeerslicht voor het ten opzichte van verdachte van links komende verkeer op rijstrook 11 (zoals getuige [getuige 2] die kwam uit de richting van de A9, afslag Ouderkerk aan de Amstel, en ging in de richting van de Oranjebaan, richting Amstelveen) straalde groen licht uit vanaf 14:38:36:4 uur;
  • Uit de logging bleek dat richting 11 groen licht uitstraalde ten tijde van de aanrijding. Richting 11, 7, en 24 zijn conflicterend aan elkaar en hebben nooit gelijktijdig groen licht.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij na het naar rechts afslaan het slachtoffer op de bromfiets niet heeft gezien. Het slachtoffer heeft het rood uitstralende verkeerslicht van het (brom)fietspad genegeerd. Toen hij de kruising op reed, maakte juist verdachte op dat moment de bocht naar rechts. Het slachtoffer is tegen het rechtervoorportier van de personenauto van verdachte aangereden en kwam ten val. [9] Uit de medisch adviezen van 15 mei 2017 en 16 maart 2018 [10] is onder meer gebleken dat hij van 17 tot 21 april 2016 was opgenomen op de afdeling Chirurgie van het VUMC in verband met een gecompliceerde bovenbeenfractuur links en een schedelbasisfractuur en dat hij op 17 april 2016 en 24 november 2017 is geopereerd aan de bovenbeenfractuur.
3.5.
Welk juridisch verwijt treft verdachte?
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals primair is ten laste gelegd, komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die is begaan. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte bekend is met het betreffende kruispunt. Hij weet dat als hij op de Oranjebaan rijdt en rechtsaf gaat naar de Marathonweg, het kruisende verkeer op het (brom)fietspad rood licht heeft. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op de bewuste dag, ruim drie jaar geleden, opgefokt was, dat hij harder dan normaal reed en dat hij, kort voordat hij bij het verkeerslicht op de kruising was aangekomen ‘even aan het racen was geweest met een andere auto’. Dit past bij de beschrijving van het agressieve rijgedrag van verdachte zoals de getuige [getuige 1] die in zijn verklaring heeft gegeven.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op de kruising van de Oranjebaan met de Marathonlaan door rood is gereden en baseert zich daarbij op de bevindingen ten aanzien van de verkeersregelinstallatie en de verklaring van getuige [getuige 1] . De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de resultaten van het onderzoek naar de verkeerslichteninstallatie. Uit het proces-verbaal van onderzoek verkeersregelinstallatie en de nadien opgemaakte processen-verbaal van bevindingen van opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] van 1 oktober 2018 [11] en 15 januari 2019 [12] is gebleken dat de verkeersregelinstallatie naar behoren werkte, dat de rijstroken van de bromfietser en verdachte conflicterend aan elkaar zijn en nooit gelijktijdig groen licht kunnen hebben. Voorts blijkt daaruit dat zowel verdachte als het slachtoffer voorafgaand aan de aanrijding het voor hen geldende rode verkeerslicht hebben genegeerd.
De rechtbank is gelet op de hiervoor opgesomde redengevende feiten en omstandigheden van oordeel dat is komen vast te staan dat verdachte een voor hem geldend rood verkeerslicht heeft genegeerd en vervolgens zonder te kijken rechtsaf is geslagen. Verdachte heeft daarbij geen rekening gehouden met de mogelijke aanwezigheid van andere verkeersdeelnemers op het fietspad aan zijn rechterzijde. Hij heeft het slachtoffer op de bromfiets niet gezien, als gevolg waarvan het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Dit ongeval is dan ook aan de schuld van verdachte te wijten en zijn rijgedrag kan als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam worden beschouwd. De omstandigheid dat het slachtoffer (ook) door rood is gereden en onder invloed was van alcohol doet hieraan niet af. De eigen schuld of medeschuld van het slachtoffer kan de schuld aan de zijde van verdachte niet opheffen.
Het voorwaardelijk verzoek van de raadsman tot het laten verrichten van nader onderzoek wijst de rechtbank af, omdat zij dat niet noodzakelijk acht. Daarbij overweegt de rechtbank dat de politie heeft uitgelegd, blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 15 januari 2019 (PL1300-2016084680-21), dat het proces-verbaal met bijlagen (p. 75-78) dat ziet op een andere kruising, abusievelijk in het onderhavige dossier is gevoegd en niet is gebruikt bij de analyse van de aanrijding op de kruising van de Oranjebaan met de Marathonlaan op 17 april 2016.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte,
ten aanzien van het primair ten laste gelegde,
op 17 april 2016 te Amstelveen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, daarmee rijdende over de Oranjebaan, zich zodanig, te weten aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, genaamd [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een gecompliceerde beenbreuk en een schedelbasisfractuur werd toegebracht,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Oranjebaan, komende uit de richting van Ouderkerk aan de Amstel, en gaande in de richting van de Marathonlaan,
terwijl verdachte ter plaatse bekend was,
verdachte is niet blijven stilstaan voor een in zijn richting gekeerd en al ongeveer 20 seconden rood uitstralend verkeerslicht,
verdachte is vervolgens rechts afgeslagen in de richting van de Marathonlaan,
verdachte heeft zich bij het afslaan niet voldoende vergewist dat de kruising van de Oranjebaan met de Marathonlaan vrij was van enig kruisend verkeer,
verdachte is vervolgens in botsing gekomen met voornoemde [slachtoffer] , ten gevolge waarvan die [slachtoffer] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair bewezen geachte dient te worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen en daarnaast een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie laten meewegen dat verdachte, mede gelet op zijn strafblad, een buitengewone nare verkeersmentaliteit heeft. Hij heeft in 2014 en in 2018 een straf gekregen ter zake van snelheidsovertredingen en er staat nog een snelheidsovertreding open uit 2018.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het kader van een strafmaatverweer gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Hij is als voetballer in de Italiaanse competitie niet in de gelegenheid om een taakstraf te verrichten in Nederland. Verdachte woont in Italië op een berg, op een afgelegen plaats waar geen openbaar vervoer is. Hij is voor het reizen naar zijn club, trainingen en wedstrijden afhankelijk van zijn rijbewijs. Verdachte heeft niet meer de branie van een paar jaar geleden. Hij laat zich niet meer gelden in het uitgaansleven en in het verkeer. Hij leeft sinds juni 2018 als een soort monnik in Italië. De raadsman verzoekt daarom een geheel voorwaardelijke taakstraf en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op te leggen, met zonodig een langere proeftijd. Eventueel kan in plaats van een onvoorwaardelijke straf een hogere geldboete worden opgelegd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straffen laten meewegen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verkeersongeval, zoals hiervoor bewezen is verklaard. Hij heeft de keuze gemaakt om een rood verkeerslicht te negeren en heeft vervolgens niet gelet op ander mogelijk naderend verkeer. Als verdachte zich anders had gedragen, had het ongeval niet plaatsgevonden.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van zwaar lichamelijk letsel, wordt ingevolge deze oriëntatiepunten als uitgangspunt een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden opgelegd. De rechtbank houdt er echter rekening mee dat de aard en ernst van het letsel voor een belangrijk deel mede is veroorzaakt doordat ook het slachtoffer voorafgaand aan de aanrijding door rood is gereden. Het slachtoffer was bovendien onder invloed van alcohol en reed zonder helm te hard op een technisch niet goed onderhouden bromfiets. De rechtbank ziet hierin – anders dan de officier van justitie – aanleiding de lichtste categorie van de oriëntatiepunten als uitgangspunt te nemen, zijnde een geldboete van € 1.000.- en een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 3 maanden.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder ter zake van snelheidsovertredingen is veroordeeld (2014) en een strafbeschikking (2018) opgelegd heeft gekregen. Dit baart de rechtbank, gelet op het bewezen verklaarde rijgedrag op 17 april 2016, zorgen. Hoewel het verkeersongeval ruim drie jaar geleden heeft plaatsgevonden, heeft verdachte zich blijkens zijn strafblad nadien niet als een heer in het verkeer gedragen. Nu verdachte echter sinds juni 2018 in Italië woont en werkt en zijn rijbewijs voor zijn werk als profvoetballer nodig heeft, ziet de rechtbank alles afwegende aanleiding tot het opleggen van een onvoorwaardelijke geldboete van € 3.000,- en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 6 maanden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te doordringen voorzichtig en oplettend te blijven in het verkeer.

8.8. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte voorts tot een geldboete ter hoogte van
€ 3000.- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van
40 dagen.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van
6 maanden.
Beveelt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast. Stelt daarbij een proeftijd van
2 jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Dolfing, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en P.L.C.M. Ficq, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juli 2019.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal aanrijding overtreding van 19 november 2016 (p. I).
3.Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse van 12 augustus 2016 (p. 44-45).
4.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 juni 2019.
5.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 20 september 2018, van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
6.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] van 16 april 2016 (p. 35).
7.Proces-verbaal van onderzoek verkeersregelinstallatie van 24 mei 2016 (p. 79-96).
8.Proces-verbaal van bevindingen van 15 januari 2019 (PL1300-2016084680-21).
9.Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse van 12 augustus 2016 (p. 51-52).
10.Geschriften, te weten een medisch advies van 15 mei 2017 en 16 maart 2018 ten name van [slachtoffer] , opgemaakt door drs E.J. Delwel, medisch adviseur.
11.Twee processen-verbaal van bevindingen van 1 oktober 2018 (PL1300-2016084680-20).
12.Proces-verbaal van bevindingen van 15 januari 2019 (PL1300-2016084680-21).