Op 9 juli 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 7 mei 2019 en betreft een EAB dat op 29 mei 2018 door het Circuit Court in Lublin is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1983 in Polen, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats in het land. Tijdens de openbare zitting op 25 juni 2019 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en werd vastgesteld dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van de eisen van de Overleveringswet (OLW). De verdediging stelde dat de feiten waarvoor de overlevering werd verzocht niet dubbel strafbaar waren, maar de rechtbank oordeelde dat de feiten, die betrekking hadden op het gebruik van valse documenten om een lening te verkrijgen, onder de Nederlandse wetgeving als oplichting konden worden gekwalificeerd. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman en concludeerde dat voldaan was aan het vereiste van dubbele strafbaarheid.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank besloot de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, zodat hij zijn vrijheidsstraf van één jaar en vier maanden in Polen kan ondergaan. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van de griffier, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.