ECLI:NL:RBAMS:2019:4902

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 mei 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
C/13/664404 / KG ZA 19-353
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadevergoeding en opheffing van beslag in kort geding met betrekking tot relatiebeding en openstaande facturen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 22 mei 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen BBN Beveiliging B.V. en een concurrent die ook beveiligingsdiensten aanbiedt. BBN vorderde een schadevergoeding van € 178.515,89 wegens schending van een relatiebeding door de gedaagde partij, die werkzaamheden zou hebben verricht voor opdrachtgevers van BBN zonder toestemming. De gedaagde partij voerde verweer en stelde dat BBN haar openstaande facturen niet had voldaan, waardoor zij haar verplichtingen rechtmatig had opgeschort. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde partij in beginsel het relatiebeding had geschonden, maar matigde de boete tot € 20.000,-. Daarnaast werd BBN veroordeeld tot betaling van openstaande facturen van € 41.646,10 aan de gedaagde partij. De voorzieningenrechter oordeelde dat het beslag dat BBN had gelegd ten laste van de gedaagde partij onterecht was en hefte dit op. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/664404 / KG ZA 19-353 FB/TF
Vonnis in kort geding van 22 mei 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BBN BEVEILIGING B.V.,
gevestigd te Maarssen,
eiseres in conventie bij dagvaarding van 4 april 2019,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. T. Bogers te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.A. Schricker te Amsterdam.
Partijen zullen hierna BBN en [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 6 mei 2019 heeft BBN gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen en heeft in reconventie gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte akte. BBN heeft de vordering in reconventie bestreden. Beide partijen hebben producties (met een antwoordakte aan de zijde van [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ) en een pleitnota in het geding gebracht. De door BBN ingediende producties 18 tot en met 20 worden buiten beschouwing gelaten, nu dezen niet binnen de ingevolge het rolreglement geldende 24 uurstermijn zijn ingediend en [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] daarom heeft verzocht. De voorzieningenrechter en [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hebben deze producties niet meer kunnen bestuderen.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren voor zover van belang aanwezig:
aan de zijde van BBN: [naam 1 medewerker BBN] ( [functie medewerker 1] ),
[naam 2 medewerker BBN] [functie medewerker 2] ) met mr. Bogers,
aan de zijde van [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] : [naam medewerker] [functie medewerker 3] ) met mr. Schricker.

2.De feiten

2.1.
BBN verricht bedrijfsmatig beveiligingsdiensten, onder meer bestaande uit het controleren van panden en het afgaan op alarmmeldingen van de in die panden aanwezige alarminstallaties.
2.2.
[Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voert eveneens een onderneming die beveiligingsdiensten aanbiedt. Vanaf 2010 heeft BBN [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ingeschakeld voor de uitvoering van haar opdrachten in Amsterdam, omdat bij een alarmmelding haar aanrijtijd vanuit haar vestigingsplaats Maarssen te lang is.
2.3.
In verband met hun samenwerking hebben partijen op 30 augustus 2010 een eerste overeenkomst met een looptijd tot 31 december 2010 gesloten. Deze overeenkomst is verlengd in 2011 (met de mogelijkheid tot verlenging van een jaar) en 2013. In deze laatste gelijkluidende overeenkomst is aanvullend de mogelijkheid tot opzegging van de overeenkomst opgenomen, mits dit aangetekend en met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden geschiedt.
In de overeenkomst van 30 augustus 2010 staat, voor zover van belang, het volgende:
Relatiebeding
(…) Opdrachtnemer zal zonder schriftelijke toestemming van opdrachtgever gedurende de overeenkomst en tot 2 jaar na beëindiging daarvan, ongeacht de reden van beëindiging, hetzij direct, hetzij indirect, geen opdrachten aanvaarden c.q. werkzaamheden verricht voor ondernemingen en relaties die ten tijde van de onderhavige overeenkomst tot de directe relaties en afnemers van opdrachtgever of diens rechtsopvolger konden worden gerekend, ongeacht op wiens initiatief het contact tot stand komt.
(…)
Opdrachtnemer verbeurt bij overtreding van dit verbod een dadelijk zonder ingebrekestelling of sommatie opeisbare boete van € 50.000,- per gebeurtenis en tevens € 1.000,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, te betalen aan opdrachtgever zonder dat schade behoeft te worden aangetoond.
(…)
2.4.
In de jaren daarna bleven partijen samenwerken, maar hebben zij geen nieuwe overeenkomst meer gesloten. Wel werden de overeengekomen prijzen geïndexeerd.
2.5.
Een van de opdrachtgevers van BBN was SRS Beveiliging B.V. te Purmerend (SRS). Zij installeert beveiligingsinstallaties in panden en draagt zorg voor de telefonische afwikkeling na alarmmeldingen. SRS heeft BBN ingeschakeld voor alarmopvolging na meldingen. BBN heeft vervolgens op haar beurt [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ingeschakeld voor de beveiliging van de panden waarvoor zij verantwoordelijk was.
2.6.
In een e-mail van 27 september 2015 heeft een tweede opdrachtgever van BBN, te weten D.W. Pompen B.V. te Amsterdam, de samenwerking met BBN per 1 januari 2016 opgezegd.
2.7.
In een e-mail van 28 september 2015 heeft een derde opdrachtgever van BBN, te weten S&K Exploitatie B.V., de samenwerking met BBN per 1 januari 2016 opgezegd.
2.8.
In een e-mail van 21 november 2016 heeft ook SRS de samenwerking met BBN per 1 januari 2017 opgezegd.
2.9.
In een e-mail van 27 mei 2017 van [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan BBN staat, voor zover van belang, het volgende:
(…) Uit mijn administratie blijkt dat onderstaande facturen niet zijn voldaan.
(…)
Helaas moet ik bij het uitblijven van de betalingen de dienstverlening opschorten.
(…)
2.10.
In een e-mail van 31 mei 2017 heeft BBN aan [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een schikkingsvoorstel gestuurd voor het onstane geschil tussen partijen inzake de vermeende werkzaamheden van [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voor bovengenoemde opdrachtgevers van BBN.
In de e-mail staat, voor zover van belang, het volgende:
(…)
Omzet derving door de overname door jou van onze klanten;
Benzine stations € 44.862,- per jaar.
SRS alle panden in Amsterdam € 70.944,- per jaar
Totaal € 115.806,- (per jaar) omzet derving.
Zoals je weet staat op schending van het relatiebeding een boete van € 50.000,-
Dit willen wij schikken met een compensatie van € 25.000,- i.p.v. € 50.000,-
2.11.
In een e-mail van 2 juni 2017 heeft [naam medewerker] aan BBN meegedeeld dat hij zal nadenken over het onder 2.10 vermelde voorstel en na zijn vakantie hierop zal terugkomen. Hij heeft dit echter nooit (expliciet) gedaan.
2.12.
Op 4 maart 2019 is [naam medewerker] onaangekondigd op het kantoor van BBN verschenen. Partijen verschillen van mening over wat hij toen heeft gezegd. Volgens BBN heeft hij gezegd het niet langer te pikken dat er nog facturen openstaan en dat hij per direct alle werkzaamheden voor BBN zou staken. Volgens [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft hij gezegd dat hij de werkzaamheden zou staken totdat de openstaande facturen zouden worden betaald. [naam medewerker] heeft voordat hij bij BBN vertrok, de sleutelkluis ingeleverd.
2.13.
Over de periode 31 december 2016 tot en met 4 maart 2019 heeft [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voor een bedrag van € 41.646,10 gefactureerd aan BBN. Deze facturen zijn tot op heden niet betaald.
2.14.
In een brief van 4 maart 2019 heeft BBN [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] gewezen op haar verplichtingen uit de overeenkomst en gesommeerd deze binnen vijf werkdagen na te komen en de verbeurde contractuele boete te voldoen. In de brief staat, voor zover van belang, het volgende:
(…) Vandaag 4 maart 2019 berichtte je ons dat je de werkzaamheden voor BBN per direct staakt. Als ik het goed begrijp omdat je openstaande nota’s onbetaald blijven.
Ik constateer dat je geen formele ingebrekestelling stuurde en om die reden ook niet gerechtigd bent de werkzaamheden te staken. Je hebt geen redelijke termijn geboden om alsnog deze facturen te betalen. Met de weigering de werkzaamheden voor te zetten danwel een redelijk termijn voor opzegging te hanteren pleeg je contractbreuk.
Hiermee stel ik [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in gebreke en verlang dat de werkzaamheden gewoon conform planning worden voortgezet. (…)
2.15.
Op 15 maart 2019 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank op verzoek daartoe van BBN verlof verleend om ten laste van [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] conservatoir derdenbeslag te leggen onder de ING Bank N.V. en SRS. De vordering ter verzekering waarvan het beslag kan worden gelegd betreft de geleden schade vanwege de opzegging van de overeenkomst door [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zonder inachtneming van een termijn, in totaal begroot op € 6.547,38, en de verbeurde contractuele van € 50.000,- vanwege schending van het relatiebeding door te werken voor SRS. De vordering is in totaal begroot op € 73.500,-.
De voorzieningenrechter heeft de verzochte derdenbeslagen onder S&K en DW Pompen niet proportioneel bevonden omdat BBN geen recente boetesommatie heeft gestuurd met betrekking tot deze vennoten.
2.16.
In een e-mail van 18 maart 2019 heeft de voormalig juridisch adviseur van [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] BBN gesommeerd tot betaling van de achterstallige facturen.
2.17.
Op 22 maart 2019 heeft BBN het hiervoor vermelde derdenbeslag ten laste van ING Bank N.V. en SRS gelegd.
2.18.
Op 4 april 2019 heeft BBN [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] gedagvaard in een bodemprocedure bij deze rechtbank.

3.Het geschil in conventie

3.1.
BBN vordert – samengevat – [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te veroordelen tot betaling van een voorschot op de in de bodemprocedure te vorderen schadevergoeding van:
primair
€ 178.515,89 aan schade bij toepassing van een opzegtermijn van zes maanden;
subsidiair
€ 150.000,- wegens overtreding van het boetebeding, alsmede de schade van
€ 10.123,75 bij toepassing van een opzegtermijn van drie maanden, te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten;
meer subsidiair
een in goede justitie te betalen bedrag.
Aanvullend vordert BBN een voorschot op de in de bodemprocedure te vorderen vergoeding wegen gelegde conservatoire beslagen van € 5.015,91 en een vergoeding van de wettelijke rente over de toe te wijzen bedragen, te berekenen vanaf het moment dat [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in verzuim geraakte, namelijk op 11 maart 2019.
BBN vordert tot slot [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te veroordelen in de kosten van dit geding (inclusief nakosten).
3.2.
BBN stelt hiertoe dat [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in strijd met het overeengekomen relatiebeding rechtstreeks werkzaamheden is gaan uitvoeren voor haar hiervoor in 2.5-2.8 genoemde opdrachtgevers. Hierdoor is [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zonder ingebrekestelling de contractuele boete van telkens € 50.000,- verschuldigd en tevens een boete van € 1.000,- per dag dat de overtreding voortduurt. BBN heeft aan [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een voorstel gedaan om de zaak te schikken. [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft hierop niet gereageerd. BBN maakt thans aanspraak op de volledige contractuele boete omdat [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] driemaal het relatiebeding heeft geschonden. De boete bedraagt € 150.000,-. Inclusief de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 2.275,- gaat het om een totaalbedrag van € 152.275,-.
Op 4 maart 2019 heeft [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voorts zonder specifieke aanleiding en zonder enige termijn in acht te nemen, de overeenkomst opgezegd. [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] handhaaft de opzegging van de overeenkomst. Hierdoor is sprake van wanprestatie. Doordat [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] geen opzegtermijn heeft gehanteerd, kan BBN haar verplichtingen ten opzichte van een aantal opdrachtgevers niet nakomen. Zij lijdt hierdoor de in productie 15 berekende schade. In dit kort geding wordt hierop een voorschot gevorderd van € 21.224,98 (inclusief de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 977,48). Tot slot vordert BBN een bedrag aan beslagkosten ten bedrage van € 5.015,91. Alles bij elkaar opgeteld, bedraagt het totaal gevorderde bedrag € 178.515,89.
BBN heeft een spoedeisend belang bij haar vorderingen.
3.3.
[Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voert verweer. Hierop wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vordert samengevat -:
I de door BBN gelegde beslagen op te heffen;
II BBN te verbieden om op grond van het op 15 maart 2019 verkregen verlof opnieuw beslag te leggen;
III BBN te gebieden om bij indiening van een beslagrekest ten laste van [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zowel een kopie van haar antwoordakte als van dit vonnis over te leggen;
IV BBN te veroordelen tot betaling van de openstaande facturen ten bedrage van € 41.646,10, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente.
Tot slot vordert [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] BBN te veroordelen in de kosten van dit geding, alsmede de incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente.
4.2.
[Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt hiertoe dat de beslagen ten onrechte zijn gelegd omdat zij geen contractuele boete of schade is verschuldigd. Bovendien heeft BBN haar openstaande facturen niet voldaan en heeft zij getracht deze te verrekenen met de volgens haar verbeurde contractuele boete. [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft dan ook haar verplichtingen uit de overeenkomst rechtmatig opgeschort vanwege het onbetaald laten van de facturen door BBN; zij is dus niet in verzuim komen te verkeren. In haar e-mail van 27 mei 2017 heeft [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aan BBN medegedeeld dat zij haar dienstverlening zal opschorten. BBN heeft de fatale termijnen van de facturen laten verstrijken en is dus in verzuim geraakt. Uit de feitelijke handelingen van BBN volgt dat zij ook op grond van artikel 6:83 onder c BW in verzuim verkeert.
4.3.
BBN voert verweer. Hierop wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Gelet op de onderlinge samenhang worden de vorderingen in conventie en in reconventie hierna gezamenlijk behandeld.
5.2.
De in conventie en in reconventie onder IV gevorderde voorzieningen strekken tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering is in kort geding slechts plaats als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is.
5.3.
In conventie vordert BBN primair een bedrag van € 178.515,89 dat bestaat uit verschillende onderdelen. Wegens schending van het relatiebeding is een bedrag van € 150.000,- (drie maal € 50.000,-) berekend. Partijen verschillen van mening over of het relatiebeding is geschonden. Om te bepalen wie van partijen gelijk heeft, is van belang wat de reikwijdte van het relatiebeding is. Daarvoor moet het beding worden uitgelegd.
5.4.
Bij de uitleg van een beding in een overeenkomst dient de Haviltexmaatstaf te worden toegepast. In gevallen waarin het gaat om een commerciële transactie tussen zakelijke partijen, komt bijzonder - zij het niet zonder meer beslissend - gewicht toe aan de taalkundige betekenis van de door hen gekozen formuleringen, met name wanneer partijen met bijstand van deskundige adviseurs hebben onderhandeld over de precieze formulering van de overeenkomst (HR 19 januari 2007, NJ 2007/575). Maar ook indien bij de uitleg van een overeenkomst, of een beding daaruit, groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen, kunnen de overige omstandigheden van het geval meebrengen dat een andere dan de taalkundige betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst (of aan dat beding) moet worden gehecht. Beslissend blijft immers de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen, en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. (HR 5 april 2013, NJ 2013/214)
5.5.
Bij de uitleg van het onderhavige relatiebeding komt groot gewicht toe aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen. Het gaat immers om een zakelijke overeenkomst tussen twee professionele partijen.
Uit de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin het relatiebeding is geformuleerd, volgt dat het [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tijdens de looptijd van de contractuele relatie met BBN (en twee jaar daarna) niet was toegestaan direct of indirect opdrachten te aanvaarden of werkzaamheden te verrichten voor ondernemingen en relaties die ten tijde van de onderhavige overeenkomst tot de directe relaties en afnemers van BBN konden worden gerekend. Dit betekent dat [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in beginsel niet mocht (gaan) werken voor bedrijven die van 2010 tot op heden als directe relatie van BBN kunnen worden aangemerkt.
5.6.
Vaststaat dat [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] rechtstreeks werkzaamheden voor SRS is gaan verrichten. [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt dat zij toch het relatiebeding niet heeft geschonden. Zij is immers pas voor SRS is gaan werken nadat BBN zelf de relatie met dat bedrijf had verbroken. Daarna was SRS dus niet langer een “directe relatie” van BBN, aldus [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] .
Dit verweer faalt omdat SRS ten tijde van de overeenkomst een directe relatie van BBN was. Uit de formulering van het relatiebeding volgt dat dit zowel noodzakelijk als voldoende was om mee te brengen dat [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet rechtstreeks voor dat bedrijf mocht gaan werken. [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt voorts dat partijen consensus hadden over haar samenwerking met SRS, maar dit wordt door BBN betwist en is nergens uit gebleken.
Voorshands is dan ook aannemelijk dat [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in zoverre in strijd heeft gehandeld met het relatiebeding en dus in beginsel de contractuele bedongen boete van € 50.000,- heeft verbeurd.
5.7.
In haar antwoordakte stelt [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dat zij via een ander bedrijf genaamd Secuur Beveiliging soms “sluitbegeleidingen” voor S&K uitvoert. Voldoende aannemelijk is geworden dat [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hiermee indirect opdrachten aanvaardt voor een directe relatie van BBN in de zin van het relatiebeding, en dit beding aldus heeft geschonden. Aannemelijk is dat zij hiermee in beginsel een tweede boete heeft verbeurd van € 50.000,-.
5.8.
[Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft zich niet expliciet uitgelaten over de vraag of zij voor DW Pompen heeft gewerkt. Ter zitting heeft haar advocaat de daartoe strekkende vraag van de voorzieningenrechter niet willen beantwoorden. [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]
heeft echter niet weersproken voor DW Pompen te hebben gewerkt. In haar antwoordakte heeft zij alleen als verweer gevoerd dat zij niet in een contractuele relatie staat tot DW Pompen. Dat verweer is echter niet relevant omdat haar ook niet is toegestaan indirect te werken voor een directe relatie van BBN tijdens (en twee jaar na) de looptijd van de overeenkomst. Voorts verlenen de schriftelijke verklaringen van [naam 1 medewerker BBN] en [naam 2 medewerker BBN] (productie 10 van BBN) verdere steun aan de op het vorenstaande gebaseerde conclusie dat [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tijdens de looptijd van de overeenkomst wel degelijk indirect werk (heeft) verricht voor DW Pompen. Vooralsnog is dus voldoende aannemelijk dat [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ook in zoverre het relatiebeding heeft geschonden.
5.9.
Conclusie is dat het bedrag van de contractueel verbeurde boetes in beginsel in totaal € 150.000,- bedraagt. Maar voor het geval deze conclusie zou worden bereikt, heeft [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] verzocht de boete te matigen.
5.10.
Op grond van artikel 6:94 lid 1 BW kan de rechter op verzoek van de schuldenaar indien de billijkheid dit klaarblijkelijk vereist de bedongen boete matigen. De rechter dient zijn bevoegdheid terughoudend te hanteren. Matiging mag alleen plaatsvinden als onverkorte toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Daarbij zal niet alleen moeten worden gelet op de verhouding tussen de werkelijke schade en hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen. (HR 27 april 2007, LJN AZ6638, NJ 2007/262 (Intrahof/Bart Smit))
5.11.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om, met toepassing van deze maatstaf, en gelet op de omstandigheden van het geval, de omvang van het verbeurde boetebedrag te matigen tot in totaal € 20.000,- (€ 10.000,- voor SRS en tweemaal € 5000 voor S&K en DW Pompen).
In de eerste plaats is immers niet gebleken dat aan de zijde van BBN sprake is geweest van enige serieus te nemen inkomstenderving of van anderszins door haar geleden schade als gevolg van de schending van het relatiebeding. Wat betreft de relatie met SRS is in dit verband van belang dat BBN zelf niet meer wilde samenwerken met SRS; zij heeft niet toegelicht welke specifiek belang zij erbij heeft dat [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet in haar plaats die werkzaamheden zou gaan verrichten. Voorts is voorshands aannemelijk dat de werkzaamheden die [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voor S&K en voor DW Pompen verricht, zeer beperkt in omvang en omzetvolume zijn.
In de tweede plaats is de formulering van het relatiebeding buitengewoon ruim. Niet is gesteld dat hierover specifiek is onderhandeld. Mede in aanmerking genomen dat [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een veel kleiner omzetvolume, klantenbestand en aantal werknemers heeft dan BBN is aannemelijk dat [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] bij het sluiten van de overeenkomst tussen partijen niet of nauwelijks in de positie verkeerde om deze ruime werkingsomvang van het beding ter discussie te stellen, al aangenomen dat zij deze heeft opgemerkt.
In de derde plaats draagt ook de houding die BBN heeft aangenomen na de constatering van de schending van het relatiebeding wat SRS betreft, tot voormelde conclusie bij. Zij heeft immers daarna aan [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de hiervoor in 2.10 vermelde e-mail gestuurd, waarin zij zelf al de bereidheid heeft uitgesproken de overeengekomen boete in omvang te halveren, en heeft vervolgens gedurende bijna twee jaren de zaken op hun beloop gelaten door [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] nog steeds de overeengekomen werkzaamheden te laten verrichten zonder aan haar eigen betalingsverplichtingen te voldoen, dit laatste met het argument dat [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] nooit is teruggekomen op haar voorstel (zie hiervoor in 2.11). Aldus heeft zij, mede gelet op de aard van de relatie tussen partijen en het feit dat zij in die relatie de economisch sterkere partij was, tot op zekere hoogte bij [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] het vertrouwen gewekt dat zij niet ten volle vasthield aan haar beroep op het relatiebeding.
5.12.
BBN vordert bovendien een bedrag van ruim € 20.000,- aan schadevergoeding op de grond dat [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de overeenkomst zonder opzegtermijn heeft opgezegd. Voorshands is echter onvoldoende aannemelijk geworden dat [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de overeenkomst daadwerkelijk heeft opgezegd en niet, zoals zij zelf stelt (zie 2.12), slechts haar eigen werkzaamheden heeft opgeschort totdat BBN aan haar betalingsverplichtingen zou voldoen.
BBN heeft weliswaar twee verklaringen overgelegd van [naam 1 medewerker BBN] en
[naam 2 medewerker BBN] waarin zij verklaren dat [naam medewerker] de overeenkomst op 4 maart 2019 mondeling heeft opgezegd, maar deze verklaringen geven slechts weer hoe zij de houding en de verklaringen van [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] toen hebben begrepen. Hiertegenover staat dat de stelling van [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dat zij de nakoming van haar eigen verplichtingen slechts wilde opschorten, wordt ondersteund door haar e-mail van 27 mei 2017 waarin zij de opschorting al aankondigde. Bovendien heeft BBN zelf aangevoerd dat [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] onaangekondigd op haar kantoor is verschenen en dat de ‘opzegging’ voor haar uit de lucht kwam vallen. Onder deze omstandigheden, en mede gelet op het feit dat [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] al bijna twee jaar voor haar werkte zonder dat deze gefactureerde werkzaamheden werden betaald, had van haar als economisch sterkere partij mogen worden verwacht dat zij in een later stadium bij [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zou verifiëren hoe zij de opstelling van deze diende te begrijpen. Zij heeft dit echter verzuimd.
De slotsom is dat dit gevorderde bedrag, als onvoldoende aannemelijk, in kort geding niet toewijsbaar is.
5.13.
Conclusie is dat de geldvordering in conventie voor een bedrag van
€ 20.000,- voldoet aan het onder 5.2 vermelde criterium. Het spoedeisend belang bij voldoening van deze vordering is gegeven, nu BBN al geruime tijd aanspraak maakt op een boetebedrag en het niet redelijk is dat zij daarvoor een bodemprocedure moet afwachten.
5.14.
De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag, te berekenen vanaf het moment dat [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in verzuim was op 11 maart 2019, zal eveneens worden toegewezen.
5.15.
In reconventie vordert [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] betaling van de achterstallige facturen ten bedrage van € 41.646,10. BBN heeft aanvankelijk de betaling van de facturen opgeschort ten belope van een bedrag van € 20.000,-, het in conventie toegewezen boetebedrag. Nu [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in conventie wordt veroordeeld dit boetebedrag te voldoen, is BBN gehouden de onbetwiste achterstallige facturen voor het volledige bedrag van € 41.646,10 te betalen. (Ook) deze geldvordering voldoet aan het onder 5.2 vermelde criterium. Voor het spoedeisend belang geldt hetzelfde als onder 5.13 is overwogen.
5.16.
In reconventie vordert [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voorts opheffing van de in opdracht van BBN gelegde beslagen. Nu ten dele summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering is gebleken en het beslag voor het overige onnodig is, zal deze vordering worden toegewezen. BBN wordt voorts verboden op grond van het verleende verlof opnieuw beslag te leggen. Bij een eventueel nieuw verzoek tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zal BBN een kopie van dit vonnis dienen over te leggen.
5.17.
De in conventie en in reconventie gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen. Uitgangspunt is bij de vergoeding van deze kosten is dat het moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De aan de zijde van beide partijen gemaakte kosten zijn geen andere dan die ter voorbereiding van de processtukken en ter instructie van de zaak. Voor dergelijke kosten plegen de in de artikelen 237 tot en met 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding in te sluiten.
5.18.
Nu partijen in conventie over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, zullen de en proceskosten worden gecompenseerd als na te melden.
5.19.
De in conventie gevorderde beslagkosten ten bedrage van € 5.015,91 zullen worden afgewezen, nu uit de reconventie volgt dat het beslag ten dele onnodig en bovendien grotendeels ter verzekering van een ondeugdelijke vordering is gelegd.
5.20.
BBN zal in reconventie als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De toe te wijzen kosten aan de zijde van [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] worden begroot op en bedrag van € 490,00 (factor 0,5 × tarief € 980,00) aan salaris advocaat.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] om aan BBN te betalen een bedrag van € 20.000,00 (twintigduizend euro) wegens overtreding van het relatiebeding, vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 11 maart 2019 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.5.
heft op de ten laste van [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] gelegde beslagen op grond van het op 15 maart 2019 door BBN van de voorzieningenrechter verkregen verlof tot beslaglegging,
6.6.
verbiedt BBN om op grond van het onder 6.5 vermelde verlof opnieuw ten laste van [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] beslag te leggen,
6.7.
gebiedt BBN om bij een eventueel nieuw verzoek tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] , een kopie van dit vonnis over te leggen,
6.8.
veroordeelt BBN om aan [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te betalen een bedrag van € 41.646,10 (eenenveertigduizend zeshonderdzesenveertig euro en tien cent) aan openstaande facturen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
6.9.
veroordeelt BBN in de proceskosten, aan de zijde van [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tot op heden begroot op € 490,00,
6.10.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.B. Bakels, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G.H. Felix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2019. [1]
Bij afwezigheid van mr. F.B. Bakels, is dit vonnis ondertekend door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, die het vonnis uitsprak.

Voetnoten

1.type: GHF