Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
Ter zitting waren voor zover van belang aanwezig:
[naam 2 medewerker BBN] [functie medewerker 2] ) met mr. Bogers,
2.De feiten
3.Het geschil in conventie
€ 10.123,75 bij toepassing van een opzegtermijn van drie maanden, te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten;
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling in conventie en in reconventie
[naam 2 medewerker BBN] waarin zij verklaren dat [naam medewerker] de overeenkomst op 4 maart 2019 mondeling heeft opgezegd, maar deze verklaringen geven slechts weer hoe zij de houding en de verklaringen van [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] toen hebben begrepen. Hiertegenover staat dat de stelling van [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dat zij de nakoming van haar eigen verplichtingen slechts wilde opschorten, wordt ondersteund door haar e-mail van 27 mei 2017 waarin zij de opschorting al aankondigde. Bovendien heeft BBN zelf aangevoerd dat [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] onaangekondigd op haar kantoor is verschenen en dat de ‘opzegging’ voor haar uit de lucht kwam vallen. Onder deze omstandigheden, en mede gelet op het feit dat [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] al bijna twee jaar voor haar werkte zonder dat deze gefactureerde werkzaamheden werden betaald, had van haar als economisch sterkere partij mogen worden verwacht dat zij in een later stadium bij [Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zou verifiëren hoe zij de opstelling van deze diende te begrijpen. Zij heeft dit echter verzuimd.