8.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie (gekwalificeerde) diefstallen. Bij feit 1 van zaak A is verdachte met een pas de hotelkamer van het slachtoffer binnengegaan en heeft hij haar laptop, laptoptas en sieraden gestolen. Bij feit 2 van zaak A heeft hij een mobiele telefoon van een hotel gestolen. In zaak B heeft hij boodschappen bij de Albert Heijn gestolen, waarna hij, nadat hij werd tegengehouden, de medewerkers heeft geslagen en heeft bedreigd. Diefstallen zijn zeer ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder veroorzaken voor de gedupeerde bedrijven/personen. Daarnaast zijn diefstallen die gepaard gaan met (bedreiging met) geweld of diefstallen die zijn gepleegd door middel van een valse sleutel, misdrijven die bij de slachtoffers gevoelens van onveiligheid veroorzaken en in de samenleving grote onrust teweegbrengen. Zo hebben de aangevers in zaak B verklaard dat zij bang waren. Uit het strafblad van verdachte van 27 mei 2019 blijkt dat hij al vele malen eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van het Leger des Heils van 2 mei 2019, opgemaakt door [persoon 4] . Het rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is sprake van jarenlange instabiliteit op het gebied van huisvesting en het ontbreekt hem aan regulier werk en inkomsten. Hoewel betrokkene harddrugsgebruik ontkent, blijkt dit volgens een afgenomen urinecontrole niet te kloppen. Er is geen zicht op zijn werkelijke middelengebruik of zijn sociale netwerk. Al deze factoren werken sterk recidive verhogend. Het risico op recidive wordt ook ingeschat als hoog. Betrokkene is de afgelopen twee jaren veelvuldig wegens vermogensdelicten met justitie in aanraking gekomen, in een dusdanige mate dat hij voldoet aan de harde ISD-criteria. Betrokkene is communicatief zeer sterk te noemen, maar de keerzijde daarvan is dat betrokkene geloofwaardig overkomt terwijl hij – na verificatie – bijzonder veel halve waarheden, dan wel volle leugens blijkt te vertellen. Dit patroon van ‘verbuigen van de waarheid’ lijkt – afgaande op zijn ouders – reeds in zijn vroege jeugd te zijn ontstaan en zich in dusdanige grote vorm te hebben ontwikkeld dat nadere diagnostiek geïndiceerd is. Hulpverleningstrajecten in een vrijwillig kader zijn voortijdig negatief beëindigd. Trajecten binnen een gedwongen kader zijn eveneens negatief beëindigd of, doordat betrokkene geen contact opneemt, nimmer gestart. Ten aanzien van zijn huisvesting blijkt betrokkene niet de waarheid te hebben verteld, hij is nimmer op meldplichten verschenen en is – ondanks herhaalde pogingen – überhaupt niet met de Reclassering in contact gekomen (totdat hij wederom preventief gehecht raakte).
Gelet op het verloop van het afgelopen schorsingstoezicht, eerdere reclasseringstoezichten en het meermalen in de loop der jaren niet meewerken aan de totstandkoming van reclasseringsadviezen, heeft betrokkene voldoende kansen gekregen die hij niet heeft benut. Een schorsingskader dan wel een voorwaardelijke veroordeling is onvoldoende toereikend gebleken. Een onvoorwaardelijke ISD-maatregel is dan ook de enige resterende mogelijkheid. Het is wenselijk om psychologisch en/of psychiatrisch onderzoek te laten plaatsvinden gelet op de ingeschatte ernst van de problematiek. Het is nog maar de vraag in hoeverre een ISD-traject werkelijk soelaas gaat bieden, tegelijkertijd is een ISD-traject wel de manier om betrokkene trajecten aan te bieden waarbij bij overtredingen lik-op-stukbeleid wordt toegepast middels terugplaatsing in de Penitentiaire Inrichting. Tevens is dit de manier om betrokkene, indien hij niet meewerkt, af te straffen en de maatschappij langdurig te beschermen.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting van 21 juni 2019 reclasseringsmedewerker [persoon 4] , verbonden aan Het Leger des Heils te Amsterdam als deskundige gehoord. De deskundige heeft – zakelijk weergegeven – bevestigd wat in het rapport staat vermeld. De kans op recidive en de kans op onttrekking aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. De Reclassering ziet een voorwaardelijk kader niet (meer) zitten. De Reclassering acht het wenselijk dat er diagnostiek plaatsvindt zodat kan worden onderzocht welke problematiek bij verdachte speelt.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel justitiële documentatie van 27 mei 2019 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf/maatregel, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen/maatregelen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 27 mei 2019 is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank ziet geen reden om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
Het belangrijkste doel van de ISD-maatregel is de beveiliging van de maatschappij. Verdachte veroorzaakt stelselmatig overlast. De rechtbank acht het daarom passend en noodzakelijk dat de ISD-maatregel aan verdachte wordt opgelegd. Gedurende de ISD-maatregel kan verdachte zich niet schuldig maken aan strafbare feiten. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte vaak hulp is aangeboden, maar dat deze hulverleningstrajecten steeds negatief zijn beëindigd of niet zijn gestart omdat er geen contact met hem kan worden gelegd. De rechtbank vindt een (deels) voorwaardelijke veroordeling met oplegging van bijzondere voorwaarden dan ook een gepasseerd station. De rechtbank is niet gebleken van redenen om de ISD-maatregel niet op te leggen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Tussentijdse beoordeling
De rechtbank zal tot slot bepalen dat het Openbaar Ministerie uiterlijk 9 (negen) maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, de rechtbank zal berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.