ECLI:NL:RBAMS:2019:4753

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2019
Publicatiedatum
3 juli 2019
Zaaknummer
7320603 CV EXPL 18-24468
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg mobiliteitsplan en toepassing van CAO-regels bij KLM

In deze zaak vorderen drie eisers, allen werkzaam bij KLM, een verklaring voor recht dat zij recht hebben op een suppletieregeling op basis van de Mobiliteitsafspraken 2015. De eisers zijn boventallig verklaard in het kader van een reorganisatie en hebben gesolliciteerd naar een functie binnen een ander domein van KLM. KLM heeft hen een lagere suppletie uitgekeerd dan zij vorderen, met als argument dat de Mobiliteitsafspraken 2015 niet van toepassing zijn op de overgang van domein grond naar cabine. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Mobiliteitsafspraken 2015 wel degelijk van toepassing zijn en dat de eisers recht hebben op de gevorderde suppletie. De rechter oordeelt dat de uitleg van de Mobiliteitsafspraken 2015 door de eisers correct is en dat KLM onvoldoende heeft aangetoond dat de oudere afspraken van toepassing zijn. De rechter wijst de vorderingen van de eisers toe, inclusief de wettelijke verhoging en rente, en veroordeelt KLM in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7320603 CV EXPL 18-24468
vonnis van: 28 juni 2019 (bij vervroeging)
fno.: 8622

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

1. [eiser sub 1]

verder te noemen: [eiser sub 1]
wonende te [woonplaats]

2. [eiser sub 2]

verder te noemen: [eiser sub 2]
wonende te [woonplaats]

3. [eiser sub 3]

verder te noemen: [eiser sub 3]
wonende te [woonplaats]
eiseressen
nader gezamenlijk te noemen: [eiseressen]
gemachtigde: mr. A.A.W. Terpstra
t e g e n

de naamloze vennootschap Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.

gevestigd te Amstelveen
gedaagde
nader te noemen: KLM
gemachtigde: mr. L.E.J. Kiebert (KLM Royal Dutch Airlines)

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 23 oktober 2018 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties.
Vervolgens is tussenvonnis gewezen en een datum bepaald voor een comparitie van partijen. De comparitie heeft plaats gevonden op 15 maart 2019. [eiseressen] zijn verschenen met de gemachtigde. Namens KLM zijn verschenen mevrouw [naam 1] , mevrouw
[naam 2] en de heer [naam 3] met de gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht en de gemachtigden hebben pleitaantekeningen overgelegd. Na verder debat is partijen een termijn gegeven voor het voeren van overleg, teneinde de mogelijkheden van een minnelijke regeling te onderzoeken. Partijen hebben vervolgens gevraagd om voortzetting van de comparitie. Deze heeft plaatsgevonden op 19 juni 2019. Met uitzondering van de heer [naam 3] waren daarbij namens partijen dezelfde personen aanwezig als op 15 maart 2019. De gemachtigden hebben aan de hand van aantekeningen een nadere toelichting gegeven en er zijn vragen van de kantonrechter beantwoord. Vervolgens is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
[eiser sub 1] is op 1 mei 1986 in dienst getreden van KLM, [eiser sub 2] op 1 juni 1986 en [eiser sub 3] op 1 mei 1996.
1.2.
KLM kent drie domeinen waarbinnen afzonderlijke CAO’s van toepassing zijn: grond, cabine en vliegers (deze domeinen zullen hierna ook zo worden aangeduid). Binnen het domein grond vond eind december 2016, begin 2017 een reorganisatie genaamd High Performance Organization (verder: HPO) plaats. [eiseressen] waren op dat moment allen werkzaam als teamleider binnen dat domein.
1.3.
In verband met HPO is een CAO afgesloten onder de noemer “Mobiliteitsafspraken 2015 KLM Grondpersoneel” (verder: de Mobiliteitsafspraken 2015). In deze CAO met een looptijd van 1 december 2015 tot 1 januari 2020 staat onder meer:
Doelen- KLM en werknemersorganisaties wensen het uitgangspunt ‘van werk naar werk’ zoveel mogelijk in stand te houden en verder te intensiveren om zodoende de mobiliteit binnen KLM te vergroten.- de Mobiliteitsafspraken zijn mede bedoeld om invulling te geven aan het Raamwerk (2015) om de interne mobiliteit verder te stimuleren.- Voor het maximaal en optimaal benutten van de interne mobiliteit wordt een Mobiliteitscentrum (hierna: MC) opgericht.(…)I. Algemene Bepalingen1. Looptijd en werkingssfeer(…)Deze Mobiliteitsafspraken zijn van toepassing op werknemers vallend onder de cao voor KLM Grondpersoneel en wiens functie is betrokken bij toekomstige organisatiewijzigingen, waaronder HPO.(…)Partijen zien deze Mobiliteitsafspraken als een bijzondere cao met een standaard karakter (…)VI. MobiliteitsfaseBoventallige werknemers worden vanuit een MC ondersteund bij het vinden van een andere functie binnen KLM. (…)4. Plaatsing in een functieIngeval de werknemer solliciteert op een functie die 1 functiegroep lager is (passende functie), behoudt de werknemer zijn oorspronkelijke functiegroep. (…)In geval een werknemer solliciteert op een lagere, niet passende functie (max. twee functiegroepen verschil), wordt het salaris en overige arbeidsvoorwaarden vastgesteld op basis van de nieuwe functiegroep, waarbij het verschil met het oude salaris als persoonlijke toeslag op het nieuwe salaris wordt toegekend Deze toeslag wordt verminderd met alle salarisverhogingen, waarvan niet tussen KLM en de werknemersorganisaties is overeengekomen dat zij een kostencompenserend karakter dragen.(…)VII Aanvullende afspraken(…)5. Doorstroom Grond naar CabineBestaande afspraken over doorstroming naar KLM Cabine blijven bestaan. KLM zal zich extra inspannen vacatures bij KLM Cabine (inclusief KLC) in te vullen door boventallige werknemers.(…)
1.4.
[eiseressen] zijn in het kader van HPO boventallig verklaard. Vanuit het MC hebben zij gesolliciteerd op de functie Cabin Attendant, een functie binnen het domein cabine. [eiseressen] hebben vervolgens een opleiding doorlopen en met hen is aansluitend een nieuwe arbeidsovereenkomst gesloten in de functie van Cabin Attendant. Die functie vervullen zij nog altijd.
1.5.
Aan [eiser sub 3] is door KLM op 5 september 2017 een e-mail gestuurd, waarin haar werd uitgelegd dat zij in haar nieuwe functie recht had op afbouw van haar onregelmatigheidstoeslag. Nadat [eiser sub 3] KLM hierop begin 2018 had aangesproken, kreeg haar gemachtigde op 16 juni 2018 een e-mail waarin stond dat de afbouwregeling niet geldt bij een overgang van domein grond naar cabine.
1.6.
KLM heeft vanaf het moment dat zij hun nieuwe functie vervullen aan [eiseressen] een suppletie uitgekeerd op basis van afspraken die in 2014 en 2015 tussen KLM en de werknemersverenigingen zijn gemaakt over mobiliteit van domein grond naar cabine.

vordering en verweer

2. [eiseressen] vorderen – kort gezegd – een verklaring voor recht dat zij aanspraak maken op de suppletieregeling uit artikel 4 van de Mobiliteitsafspraken 2015, met nabetaling van salaris met rentes en kosten, gebaseerd op het verschil tussen suppletie volgens de Mobiliteitsafspraken 2015 en de tot op heden uitgekeerde suppletie. Volgens hen staat nergens in de Mobiliteitsafspraken 2015 dat deze suppletieregeling niet geldt voor een overgang van domein grond naar cabine. Daarnaast vorderen zij afbouw van de onregelmatigheidstoeslag die zij voorheen hadden, conform de CAO KLM-grondpersoneel.
3. KLM voert verweer tegen de vorderingen. Het belangrijkste verweer is dat de Mobiliteitsafspraken 2015 niet van toepassing zijn op een overgang van domein grond naar cabine. Voor een dergelijke overgang gelden de oudere afspraken uit 2014 en 2015, op basis waarvan tot op heden suppletie is betaald. Mochten de Mobiliteitsafspraken 2015 wel van toepassing zijn, dan volgt uit die afspraken dat de onregelmatigheidstoeslag niet meer voldaan hoeft te worden. Op het verweer zal bij de beoordeling, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

beoordeling

4. De discussie tussen partijen gaat in de kern over de uitleg van de Mobiliteitsafspraken 2015. Nu dit een CAO is zal een uitleg gegeven moeten worden naar objectieve maatstaven, waarbij in beginsel de bewoordingen, gelezen in het licht van de gehele tekst van de CAO, van doorslaggevende betekenis zijn. Het gaat dus niet om de bedoeling van de partijen die de CAO tot stand hebben gebracht en geen betekenis kan worden toegekend aan andere stukken dan de tekst van de CAO en de eventueel daarbij behorende toelichting. Dat wordt niet anders als dergelijke andere stukken algemeen kenbaar zijn, afkomstig zijn van de cao-partijen en bedoeld zijn om werkgevers en werknemers voor te lichten over de toepasselijke arbeidsvoorwaarden (HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:678).
5. De kantonrechter volgt de door [eiseressen] bepleite uitleg van de Mobiliteitsafspraken 2015. Deze CAO ziet weliswaar op KLM grondpersoneel, maar het bereik van de mobiliteitsafspraken is nergens met zoveel woorden tot het domein grond beperkt. Integendeel, er wordt gesproken over “mobiliteit binnen KLM (…) vergroten” en “maximaal en optimaal benutten van de interne mobiliteit”. Dat het hier enkel gaat om mobiliteit binnen het domein grond blijkt niet uit de tekst van de CAO, ook in de considerans of de definities is dit niet terug te vinden. De domeinen grond, cabine en vliegers zijn juridisch geen afzonderlijke entiteiten, zodat ook hierin geen aanwijzing kan worden gevonden dat de Mobiliteitsafspraken 2015 enkel op het domein grond zien. Dan blijft nog over artikel 5 uit de Mobiliteitsafspraken 2015, waaruit volgens KLM moet worden afgeleid dat voor een overgang van grond naar cabine een oude suppletieregeling geldt. De bestaande afspraken waarnaar in artikel 5 verwezen wordt maken echter geen onderdeel uit van de Mobiliteitsafspraken 2015 en zijn ook niet als bijlage aangehecht. Reeds om die reden maken die afspraken geen deel uit van de Mobiliteitsafspraken 2015. Gezien de formulering van artikel 5 kunnen de bestaande afspraken voorts op allerlei onderwerpen zien, bijvoorbeeld de inspanningsverplichting van KLM voor herplaatsing. In ieder geval blijkt uit niets dat het hier (ook) gaat om financiële afspraken die artikel 4 van de Mobiliteitsafspraken 2015 opzij zetten. Het artikel benadrukt vooral dat KLM zich zal inspannen om vacatures bij cabine in te vullen door boventallige werknemers van domein grond. Dat bevestigt dat doorstroming van domein grond naar cabine binnen de Mobiliteitsafspraken 2015 tot de mogelijkheden behoort.
6. [eiseressen] kunnen dus een beroep doen op artikel 4 van de Mobiliteitsafspraken 2015. KLM heeft onvoldoende weersproken dat [eiseressen] conform dat artikel een “lagere, niet passende” functie hebben aanvaard. Dat hier tussen haakjes achter staat “max. twee functiegroepen verschil” leidt niet tot een ander oordeel. Weliswaar is door [eiseressen] niet weersproken dat binnen domein cabine – anders dan bij grond – van functiegroepen geen sprake is, zodat een vergelijking op andere wijze zal moeten plaatsvinden. Een andere manier van vergelijken is door KLM echter niet aangedragen. Een vergelijking van functies op basis van salaris ligt hier voor de hand, zoals [eiseressen] ook hebben bepleit. Niet betwist is dat een dergelijke vergelijking tot de conclusie leidt dat [eiseressen] twee “functiegroepen” lager zijn ingeschaald dan voorheen.
7. De suppletieregeling uit artikel 4 van de Mobiliteitsafspraken 2015 zal dan ook moeten worden toegepast. Dat zal gebeuren conform de berekening die KLM heeft gemaakt, nu [eiseressen] hebben erkend dat deze juist is.
8. Dat [eiseressen] een arbeidsovereenkomst hebben getekend met daarin een lager suppletiebedrag (gebaseerd op de oude afspraken tussen KLM en werknemersverenigingen) leidt niet tot een ander oordeel. De Mobiliteitsafspraken 2015 hebben immers de status van standaard-CAO en partijen kunnen daarvan niet afwijken.
9. Vraag die dan nog overblijft is of [eiseressen] ook aanspraak kunnen maken op de afbouwregeling van hun onregelmatigheidstoeslag. Niet ter discussie staat dat een dergelijke afbouwregeling niet gebaseerd kan worden op de Mobiliteitsafspraken 2015. Daarin staat immers dat los van de suppletieregeling het salaris en de overige arbeidsvoorwaarden worden vastgesteld op basis van de nieuwe functiegroep. De afbouwregeling waarop een beroep wordt gedaan ligt vast in de CAO KLM Grondpersoneel, aldus [eiseressen] Een nadere toelichting is door hen echter niet gegeven, met name is niet uitgelegd op grond van welke bepaling(en) de afbouwregeling op [eiseressen] van toepassing zou zijn. KLM heeft daar tegenover gesteld dat inderdaad een afbouwregeling voor onregelmatigheidstoeslag bestaat, die enkel geldt voor mobiliteit binnen het domein grond. Bij die stand van zaken is onvoldoende onderbouwd dat tussen partijen afspraken gelden op basis waarvan in de huidige situatie een afbouwregeling geldt voor de onregelmatigheidstoeslag. Dan resteert nog de mededeling die KLM op 5 september 2017 aan [eiser sub 3] heeft gedaan. Gezien wat hiervoor is overwogen was die mededeling onjuist. Vraag is dan of [eiser sub 3] er niettemin een beroep op kan doen. Uit de tekst van de CAO blijkt dat het gaat om een standaard-CAO. Met een dergelijke CAO strijdige afspraken zijn nietig, op grond van artikel 12 van de Wet op de Collectieve Arbeidsovereenkomst. KLM kon op de onjuiste mededeling dan ook terugkomen, terwijl [eiser sub 3] (en overigens ook [eiser sub 1] en Meidema) geen nakoming van deze toezegging kan vorderen.
10. De wettelijke verhoging zal worden gematigd tot 10%, nu niet zozeer sprake is van onwil aan de zijde van KLM het loon te voldoen, maar van een inhoudelijk dispuut over uitleg van een CAO. Daarbij gaat de kantonrechter er vanuit dat in de dagvaarding ten aanzien van [eiser sub 1] bij vergissing een bedrag van € 100,00 aan wettelijke verhoging is genoemd, terwijl KLM – zo blijkt uit de conclusie van antwoord – dat ook heeft begrepen. Voor zover de wettelijke verhoging ziet op lopende salarisbetalingen bedraagt deze op grond van artikel 7:625 BW pas 10% als 5 dagen zijn verstreken vanaf de betaaldatum. De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de dag van dagvaarding, nu de in de dagvaarding genoemde andere datum niet is toegelicht. Niet is onderbouwd waarom wettelijke rente over de wettelijke verhoging verschuldigd is, zodat deze zal worden afgewezen.
11. De gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen als hierna te noemen, aangezien deze anders niet aansluit bij de toe te wijzen bedragen, waarvan [eiseressen] erkennen dat deze juist zijn.
12. Nu KLM grotendeels in het ongelijk wordt gesteld, zal zij in de proceskosten worden veroordeeld.

BESLISSING

De kantonrechter:
verklaart voor recht dat [eiseressen] recht hebben op de suppletie zoals bedoeld in artikel 4 van de Mobiliteitsafspraken 2015;
veroordeelt KLM tot betaling aan [eiser sub 1] van € 7.676,68 bruto over de periode november 2017 tot en met september 2018, alsmede tot betaling van de nadien overeenkomstig voornoemde verklaring voor recht verschuldigde suppletie, te vermeerderen met 10% wettelijke verhoging voor zover de achterstand tenminste 5 dagen bestaat, alsmede de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2018 over de achterstallige suppletie;
veroordeelt KLM tot betaling aan [eiser sub 2] van € 8.048,45 bruto over de periode oktober 2017 tot en met september 2018, alsmede tot betaling van de nadien overeenkomstig voornoemde verklaring voor recht verschuldigde suppletie, te vermeerderen met 10% wettelijke verhoging voor zover de achterstand tenminste 5 dagen bestaat, alsmede de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2018 over de achterstallige suppletie;
veroordeelt KLM tot betaling aan [eiser sub 3] van € 8.389,68 bruto over de periode oktober 2017 tot en met september 2018, alsmede tot betaling van de nadien overeenkomstig voornoemde verklaring voor recht verschuldigde suppletie, te vermeerderen met 10% wettelijke verhoging voor zover de achterstand tenminste 5 dagen bestaat, alsmede de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2018 over de achterstallige suppletie;
veroordeelt KLM in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiseressen] begroot op:
exploot € 98,01
salaris € 1.440,00
griffierecht € 476,00
-----------------
totaal € 2.014,01
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt KLM in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 120,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat KLM niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.