2.2.De nadere afspraken zijn vastgelegd in het “Convenant Duurzaamheid Biomassa”, dat in april 2015 tot stand is gekomen. In het convenant staan onder meer de volgende afspraken:
“(…)
Artikel 1 - Duurzaamheidseisen
Voor de inzet van biomassa gelden de inhoudelijke duurzaamheidseisen en de criteria voor duurzaam bosbeheer, koolstofschuld, indirect landgebruik en netto CO2-reductie en de procescriteria voor Chain of Custody en Development, Application & Management, zoals vastgelegd in bijlage A. De bijbehorende procescriteria voor Chain-of-Custody en Development, Application & Management worden afgemaakt volgens het proces beschreven in het volgende lid.
Bijlage A zal met het proces worden afgemaakt en overeengekomen zoals dat staat vermeld aan het begin van deze bijlage.
De energiebedrijven zullen in de jaarlijkse rapportage, zoals bedoeld in artikel 7, aantonen dat het gebruik van biomassa voldoet aan de wettelijke eisen (die door de overheid worden gesteld in het kader van de subsidieregeling voor het bij- en meestoken van biomassa, welke eisen zijn vastgelegd in regelgeving die haar grondslag vindt in de Wet Milieubeheer, vzr.) en aan alle tussen partijen in aanvulling op de wettelijke eisen overeengekomen eisen (waarbij met name moet worden gedacht aan ecologische en sociale aspecten van bosbouw, vzr.).
Het aantonen van de [voldoening aan de] eisen ten aanzien van duurzaam bosbeheer gebeurt via certificering. Voor de overige eisen gaat de voorkeur uit naar certificering, maar kan ook verificatie worden gebruikt indien de markt nog niet voorziet in certificeringsystemen voor deze overige eisen. Dit is uitgewerkt in bijlage A.
Als er biomasssa wordt gebruikt afkomstig van kleine boseigenaren (<500 ha) buiten Noord-Amerika of de Europese Unie, geldt FSC- of gelijkwaardige certificering voor het aantonen van duurzaam bosbeheer. Bij gebruik van biomassa afkomstig van kleine boseigenaren (<500 ha) uit de Europese Unie geldt waar het kan FSC of gelijkwaardige certificering voor het aantonen van duurzaam bosbeheer. Waar dit niet mogelijk is zijn de artikel 2, 3 en 4 (over de ambitie om tot uitbreiding van FSC-waardige bosbouw te komen, het in dat verband opzetten van een stimuleringsprogramma en het toepasselijke groeipad, vzr.) van toepassing. (…)
Artikel 7 – Monitoring en rapportage
1. De onafhankelijke partij (die door partijen gezamenlijk is of wordt aangewezen om uitvoering te geven aan monitoring en rapportage, vzr.) rapporteert jaarlijks in de maand maart aan de partijen van het convenant en aan de voorzitter van de Borgingscommissie van het Energieakkoord over de geleverde inspanningen en bereikte resultaten. De rapportage (…) bevat ten minste de volgende opgave:
(…)
Een uiteenzetting van de wijze waarop het naleven van de bovenwettelijke duurzaamheidseisen wordt aangetoond en de niet per certificering aangetoonde eisen via verificatie. (…)
Artikel 15 – Tekortkoming/Geschillen
Indien een Partij van oordeel is dat een of meer van de andere partijen tekortschiet in de nakoming van dit convenant dan wel een of meer van de partijen van mening is dat er sprake is van een geschil, doet die partij daar schriftelijke mededeling van aan de andere partijen.
Partijen bespreken aard en ernst van de tekortkoming of het geschil, waarbij de ontwikkelingen die zich ondertussen hebben voorgedaan, mede in ogenschouw worden genomen. Partijen zoeken gezamenlijk met inachtneming van de redelijkheid en billijkheid en de wederzijds gerechtvaardigde belangen naar een oplossing. Dit neemt maximaal 4 weken in beslag. (…)
Indien het overleg, bedoeld in het tweede lid, niet tot een oplossing leidt, zal een commissie van drie personen worden opgericht om te bemiddelen. De energiebedrijven wijzen een lid aan, de milieuorganisaties wijzen een lid aan en de voorzitter van de borgingscommissie of een door hem/haar aan te wijzen voorzitter, zit de commissie voor. (…)
Indien Partijen niet binnen 3 maanden na aanvang van het overleg, bedoeld in het derde lid, tot een oplossing zijn gekomen, dan kan het geschil worden voorgelegd aan de bevoegde civiele rechter te Amsterdam. (…)”